Aannemelijk dat als hobby handtassen van knuffelhonden zijn gemaakt en verkocht

Knuffelbeer knuffelhond

 

Aannemelijk dat als hobby handtassen van knuffelhonden zijn gemaakt en verkocht

Belanghebbende verkoopt magneetsieraden, geeft advies op het gebied van magneetsieraden ter ondersteuning van de gezondheid, coacht consulenten, organiseert verkoop en geeft communicatietrainingen.

De Belastingdienst heeft een naheffingsaanslag opgelegd wegens o.a. verzwegen omzet en aansluitingsverschillen.

Het Hof onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat de naheffingsaanslag voor zover deze ziet op de aansluitingsverschillen terecht is opgelegd.

Een redelijke bewijslastverdeling brengt volgens het Hof mee dat belanghebbende een verklaring geeft voor de bankontvangsten dat aannemelijk is dat die ontvangsten geen omzet betreffen. Het Hof acht in dit verband aannemelijk de stelling van belanghebbende dat zij als hobby handtassen van knuffelhonden heeft gemaakt waarvan zij enkele heeft verkocht. Ten aanzien van de overige ontvangsten is niet aannemelijk gemaakt dat deze niet tot de omzet behoren nu de omschrijving bij die ontvangsten op de bankafschriften onvoldoende uitsluitsel geven over de aard van de betalingen aan belanghebbende.

GerechtshofRechtbank
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
28-04-2020
Datum publicatie
06-05-2020
Zaaknummer
BK-19/00516
Formele relaties
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2019:6721, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Rechtsgebieden
Belastingrecht
Bijzondere kenmerken
Hoger beroep
Inhoudsindicatie

In geschil is of de naheffingsaanslag omzetbelasting terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd.

Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Viditax (FutD), 06-05-2020
Verrijkte uitspraak

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-19/00516

Uitspraak van 28 april 2020

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: [A] )

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Rotterdam, de Inspecteur,

(vertegenwoordigers: [B] , [C] en [D] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 1 juli 2019, nr. SGR 19/416.

Procesverloop

1.1.Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2015 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd voor een bedrag van € 16.458. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen heeft de Inspecteur een verzuimboete van € 998 opgelegd en € 2.033 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2.Bij uitspraak op bezwaar is de Inspecteur gedeeltelijk tegemoet gekomen aan het bezwaar van belanghebbende en heeft hij de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 7.476. De Inspecteur heeft eveneens de verzuimboete verminderd tot € 747 en de in rekening gebrachte belastingrente verminderd tot € 769.

1.3.Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. De griffier van de Rechtbank heeft een griffierecht geheven van € 174. De beslissing van de Rechtbank luidt:

“De rechtbank:

– verklaart het beroep gegrond;

– vernietigt de uitspraak op bezwaar;

– vermindert de naheffingsaanslag tot € 7.339 en vermindert de verzuimboete en de beschikking belastingrente dienovereenkomstig;

– bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

– veroordeelt [de Inspecteur] in de proceskosten van [belanghebbende] tot een bedrag van € 1.024;

– draagt [de Inspecteur] op het betaalde griffierecht van € 174 aan [belanghebbende] te vergoeden.”

1.4.Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier griffierecht geheven van € 259. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. De griffier van het Hof heeft op 1 oktober 2019 een afschrift van het proces-verbaal van de zitting bij de Rechtbank verzonden naar partijen.

1.5.De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 21 januari 2020. De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaken met nummers BK‑19/00511 tot en met 19/00515 tussen belanghebbende en de Inspecteur. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

1.6.Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen afgesproken om in de week na de zitting bijeen te komen en de mogelijkheden voor een compromis te bespreken. Bij brief van 3 februari 2020, ingekomen bij het Hof op 6 februari 2020, heeft de Inspecteur het Hof bericht dat een compromis niet mogelijk bleek en heeft hij het Hof verzocht uitspraak te doen in de onderhavige zaak alsmede in de andere voormelde zaken.

Vaststaande feiten

2.1.Belanghebbende is ondernemer voor de omzetbelasting. De ondernemingsactiviteiten bestaan uit het verkopen van magneetsieraden [E] , het geven van advies op het gebied van magneetsieraden ter ondersteuning van de gezondheid, coaching van consulenten, organisatie van verkoop en het geven van communicatietrainingen aan personen verbonden aan [E] .

2.2.De Inspecteur is een boekenonderzoek gestart om onder meer de aanvaardbaarheid van de door belanghebbende ingediende aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2015 te onderzoeken. Naar aanleiding van het boekenonderzoek is een rapport, met dagtekening 27 juli 2017, opgesteld. Hierin staat, voor zover van belang, vermeld:

“5.3.Overige verkopen

Tijdens het onderzoek heb ik de bankafsschriften van [belanghebbende] bekeken.

Volgens mij zijn niet alle inkomsten in de aangiften aangegeven. Het gaat om de volgende bedragen. Voor de specificatie van deze bedragen verwijs ik u naar de bijlagen overige Inkomsten.

2012 € 1.472, verschuldigde btw € 301

2013 € 6.476, verschuldigde btw € 450

2014 € 4.287, verschuldigde btw € 744

Dit leidt tot de volgende correcties:

2012

Privé € 1.773

Aan Omzet € 1.472

Aan te betalen BTW € 301

2013

Privé € 6.476

Aan Omzet € 6.025

Aan te betalen BTW € 450

2014

Privé € 5.031

Aan Omzet € 4.287

Aan te betalen BTW € 744

(…)

7. Omzetbelasting

7.1

Aangifte

De aangiften sluiten niet aan bij de administratie.

Dat leidt tot de volgende verschillen:

2015 na te heffen omzetbelasting € 2.751

2014 teruggave omzetbelasting € 523

2013 na te heffen omzetbelasting € 1.423

2012 teruggave omzetbelasting € 741

Voor de specificatie verwijs ik naar de bijlage aansluitingsberekening.

(…)

7.2.4

Niet aangegeven omzet

Zoals ik in het onderdeel 5.3 heb aangegeven zijn enkele verkopen niet aangegeven.

Dat leidt tot de volgende correcties:

2012 na te heffen omzetbelasting € 301

2013 na te heffen omzetbelasting € 450

2014 na te heffen omzetbelasting € 744

7.2.5

Privégebruik auto

Op grond van artikel 4 lid 2 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Hierna; Wet OB) dient een correctie voor het privégebruik van de auto plaats te vinden. Tijdens het onderzoek heb ik geen rittenregistratie aangetroffen. [Belanghebbende] verklaarde dat deze niet door haar is bijgehouden. De auto’s worden ook voor woon-werkverkeer gebruikt. Dit leidt voor de omzetbelasting tot heffing, en als er geen sluitende rittenregistratie is bijgehouden, vindt de heffing plaats op basis van het forfait van 2,7% van de catalogusprijs van de (bestel)auto. Hieronder geef ik de berekening van de na te heffen omzetbelasting weer. Hierbij heb ik rekening gehouden met de dagen dat de auto’s ter beschikking van [belanghebbende] stonden.

Kenteken Cataloguswaarde Vanaf Tot 2012 2013 2014 2015
[F] € 43.652 14-7-2012 27-5-2016 €539,25 €1.178,60 €1.178,60 €739,45
[G] € 15.436 8-5-2015 tot en met heden €147,30
[H] € 46.484 18-5-2015 tot en met heden €477,96
totaal €539,25 €1.178,60 €1.178,60 €1.364,71

De voorbelasting van het jaar 2014 is door mij gecorrigeerd. Daarom zal ik geen

correctie privégebruik auto opleggen.

Dit leidt tot de volgende correcties:

2012 na te heffen omzetbelasting € 539

2013 na te heffen omzetbelasting € 1.178

2015 na te heffen omzetbelasting € 1.354

(…)

7.3.3

Facturen niet aanwezig

De administratie over het jaar 2014 is niet aanwezig. De voorbelasting is niet aangetoond aan de hand van de Inkoop-en kostenfacturen. [Belanghebbende] heeft € 6.453 voorbelasting in aftrek gebracht.

Dit leidt tot de volgende correctie:

2014 minder voorbelasting € 6.453.

(…)

8.2.1

Naheffingsaanslagen

Overeenkomstig de berekeningen in dit hoofdstuk 7 worden over de jaren naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd. Deze zijn gebaseerd op artikel 20 van AWR.

2012 2013 2014 2015 Totaal
Aansluitingsverschil € 2.751 € 523 €1.423 € 741 € 5.438
Niet aangegeven omzet € 301 € 450 € 744 € 1.495
Privégebruik auto € 539 € 1.178 € 1.354 € 3.071
Facturen niet aanwezig € 6.454 € 6.454
Totaal € 3.591 € 2.151 € 8.621 € 2.095 € 16.458

(…)

9.2

Verzuimboete omzetbelasting

Voor de correctie omzetbelasting is sprake van geheel of gedeeltelijk niet betalen. Hiermede wordt gelijkgesteld het geval waarin ten onrechte tot een te hoog bedrag teruggaaf van belasting is verleend. Geheel of gedeeltelijk niet betalen is een verzuim. Daarom zal ik u naast de naheffingsaanslag een verzuimboete ingevolge artikel 67c Algemene wet inzake rijksbelastingen op leggen. Deze verzuimboete zal met toepassing van paragraaf 24 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst worden vastgesteld op 10% van het gedeeltelijk niet betaalde bedrag met een maximum van € 4.920. De boete bedraagt in dit geval:

2012 € 359 (10% van € 3.591);

2013 € 215 (10% van € 2.151);

2014 € 215 (10% van € 1.423+734 )

2015 € 209.(10% van € 2095)

(…)

Bijlage: aansluitingsberekening omzetbelasting

Controle tijdvak 2015 2014 2013 2012
Totaal verschuldigd volgens Grootboek € 1.003 € 805 € 1.446 € 639
Voorbelasting volgens Grootboek € 4.300 € 6.453 € 5.426 € 3.800
Aan te geven volgens administratie € -3.297 € -5.648 € -3.980 € -3.161
Volgens aangiften € -6.048 € -5.125 € -5.403 € -2.420
Verschillen € 2.751 € -523 € 1.423 € -741
2.3.De Inspecteur heeft met dagtekening 21 november 2017 een brief aan belanghebbende verstuurd. De brief vermeldt, voor zover van belang:

“Toelichting correcties omzetbelasting.

In punt 7.1 van het rapport wordt een correctie toegepast in verband met aansluitingsverschillen. (…)

Ik heb vastgesteld dat deze correcties niet goed zijn verwerkt. Deze verschillen zijn aan verkeerde jaren toegerekend. (…)

In verband met de onjuiste toedeling van de aansluitingsverschillen is de aanslag onjuist samengesteld. De aanslag had moeten luiden:

2012 2013 2014 2015 Totaal
Aansluitingsverschil € -741 € 1.423 € -523 € 2.751 € 2.910
Niet aangegeven omzet € 301 € 450 € 744 € 1.495
Privégebruik auto € 539 € 1.178 € 1.354 € 3.071
Facturen niet aanwezig € 6.454 € 6.454
Totaal € 99 € 3.501 € 6.675 € 4.105 € 13.930
2.4.De Inspecteur heeft met dagtekening 7 november 2018 een brief aan belanghebbende verstuurd. De brief vermeldt dat de correctie van € 6.454 ten aanzien van de voor 2014 in aftrek gebrachte omzetbelasting wordt teruggedraaid:

“U hebt middels diverse kopiefacturen aangetoond dat over 2014 recht bestaat op aftrek van voorbelasting. De in punt 7.3.3 van het rapport genoemde correctie komt te vervallen.”

2.5.De stukken van het geding bevatten rekeningafschriften van een privérekening bij […] met rekeningnummer […] . Dat rekeningnummer gebruikt belanghebbende zowel privé als zakelijk.

2.6.De stukken van het geding bevatten een factuur betreffende de verkoop van een Smart occasion met kenteken [G] . Op de factuur is geen btw in rekening gebracht. De factuur vermeldt, voor zover van belang:

“Deze verkoop valt onder de bijzondere regeling – gebruikte goederen”

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft, voor zover van belang, het volgende overwogen.

“10. Ten aanzien van de aansluitingsverschillen heeft [belanghebbende] aangevoerd dat deze niet gespecificeerd zijn waardoor zij niet kan controleren of de geconstateerde verschillen juist zijn. De rechtbank kan deze stelling niet volgen. Uit het onderzoeksrapport van [de Inspecteur] volgt dat de aansluitingsverschillen zien op het verschil tussen de door [belanghebbende] opgestelde grootboekrekening omzetbelasting en de door haar ingediende aangiften omzetbelasting. Aldus is alle benodigde informatie voor haar beschikbaar. Het is vervolgens aan [belanghebbende] om aannemelijk te maken dat de geconstateerde verschillen buiten de heffing dienen te blijven. [Belanghebbende] heeft geen onderbouwing gegeven en is niet in de op haar rustende bewijslast geslaagd. Naar het oordeel van de rechtbank is de naheffingsaanslag voor zover deze ziet op de aansluitingsverschillen terecht opgelegd.

11. [ De Inspecteur] heeft bedragen die gedurende 2012, 2013 en 2014 op de bankrekening van [belanghebbende] zijn gestort als niet aangegeven omzet in de naheffing betrokken. Volgens [belanghebbende] is het grootste deel van deze ontvangsten ten onrechte tot de omzet gerekend. [Belanghebbende] stelt dat sprake is van privé-ontvangsten, terugbetalingen van leningen, hobbymatige inkomsten en bedragen die wel degelijk in de aangiften omzetbelasting zijn verantwoord.

12. De rechtbank stelt voorop dat de bewijslast dat op een zakelijk gebruikte rekening tevens bedragen zijn ontvangen die buiten de omzet vallen, op [belanghebbende] rust. [Belanghebbende] maakt niet met facturen of anderszins aannemelijk dat de ontvangsten een ander dan zakelijk karakter hebben. De tot de stukken van het geding behorende bankafschriften geven onvoldoende uitsluitsel over de aard van de betalingen aan [belanghebbende]. Uitzondering hierop vormen betalingen ten bedrage van € 857,53 (€ 558,53 “declaratie oma” en € 299 “Tablet Samsung declaratie [belanghebbende] Dank voor de moeite”) in 2012 door [I] , de broer van [belanghebbende]. Met de omschrijving op de bankafschriften en hetgeen dienaangaande voor het overige door [belanghebbende] is verklaard, acht de rechtbank aannemelijk dat deze ontvangsten in de privésfeer van [belanghebbende] hebben plaatsgevonden. De rechtbank zal de naheffingsaanslag verminderen met € 137 ((€ 857,53/119) *19) tot € 7.339 (€ 7.476 -/- € 137).

13. Met betrekking tot het privégebruik auto stelt de rechtbank vast dat het door [belanghebbende] bepleite bedrag aan omzetbelasting (€ 4.114) het daadwerkelijk in de naheffing betrokken bedrag (€ 3.071) overstijgt. Het standpunt van [belanghebbende] kan dan ook niet leiden tot vermindering van de naheffingsaanslag.

Verzuimboete

14. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de naheffingsaanslag, alhoewel te hoog, terecht is opgelegd. De aangiften omzetbelasting zijn door [belanghebbende] dan ook te laag ingediend, hetgeen er in heeft geresulteerd dat de verschuldigde omzetbelasting gedeeltelijk niet is betaald. Op grond van artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan de inspecteur in een dergelijk geval een verzuimboete opleggen. Alleen bij een pleitbaar standpunt of bij afwezigheid van alle schuld (avas) dient oplegging van een boete achterwege te blijven. Van een pleitbaar standpunt of avas, hetgeen zich voordoet als een belanghebbende geen enkel verwijt kan worden gemaakt, is in dit geval geen sprake. Naar het oordeel van de rechtbank is de boete dan ook terecht opgelegd. Wel dient de boete, die met inachtneming van het bepaalde in paragraaf 24 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingrecht, is bepaald op 10% van de verschuldigde belasting, te worden verminderd overeenkomstig de vermindering van de naheffingsaanslag. De rechtbank acht de aldus verminderde boete passend en geboden.

Belastingrente

15. Voor zover [belanghebbende] stelt dat ten onrechte belastingrente in rekening is gebracht omdat de naheffingsaanslag reeds op een eerdere datum had kunnen worden opgelegd, kan de rechtbank deze stelling niet volgen. De aanslag is opgelegd binnen de daartoe gestelde wettelijke termijn. Voor het overige heeft [belanghebbende] geen afzonderlijke beroepsgronden aangevoerd tegen de in rekening gebrachte belastingrente. Dat in strijd met enige regel van geschreven of ongeschreven recht rente in rekening is gebracht, is gesteld noch gebleken.

16. Gelet op wat hiervoor is overwogen dient het beroep gegrond te worden verklaard.

Proceskosten

17. De rechtbank veroordeelt [de Inspecteur] in de door [belanghebbende] gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512 en een wegingsfactor 1). Voor de bezwaarfase wordt geen vergoeding toegekend nu voorafgaande aan de bestreden uitspraken op bezwaar niet om een dergelijke vergoeding is verzocht. Er bestaat ook geen aanleiding om een aanvullende vergoeding toe te kennen voor door de rechtsbijstandverlener opgegeven reis- en verletkosten. Deze kosten zijn inbegrepen in de forfaitaire vergoeding voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.”

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

4.1.In geschil is of de naheffingsaanslag terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd.

4.2.Belanghebbende concludeert primair tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de naheffingsaanslag en de boete- en rentebeschikkingen en subsidiair tot vermindering van voormelde aanslag en beschikkingen.

4.3.De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

Beoordeling van het hoger beroep

Aansluitingsverschillen

5.1.De Rechtbank heeft in overweging 10 van haar uitspraak geoordeeld dat de naheffingsaanslag voor zover deze ziet op de aansluitingsverschillen terecht is opgelegd. Belanghebbende heeft in hoger beroep geen afzonderlijke gronden aangevoerd tegen voormeld oordeel noch tegen de door de Inspecteur berekende aansluitingsverschillen. Voor zover de aansluitingsverschillen in hoger beroep nog in geschil zijn, onderschrijft het Hof het oordeel in voormelde overweging van de Rechtbank en de gronden waarop zij berust.

Bankontvangsten

5.2.De Inspecteur heeft, aan de hand van bankafschriften van het rekeningnummer bij […] (zie 2.5) verschillende bankontvangsten aangemerkt als omzet waarover omzetbelasting is verschuldigd en heeft ter zake omzetbelasting nageheven. De betreffende bankontvangsten zijn opgenomen als “bijlage: bankontvangsten” bij het rapport van 27 juli 2017.

5.3.In beginsel rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat de verschuldigde omzetbelasting over de naheffingstijdvakken hoger is dan door belanghebbende is aangegeven op de Inspecteur. Dit uitgangspunt neemt echter niet weg dat uit de omschrijvingen bij de bankontvangsten, welke zijn gebaseerd op de administratie van belanghebbende, niet in alle gevallen kan worden afgeleid of sprake is van een zakelijke ontvangst dan wel een ontvangst in de privésfeer. Bovendien heeft de Inspecteur in beroep onbetwist gesteld dat de bankrekening hoofdzakelijk wordt gebruikt voor zakelijke ontvangsten. Een redelijke bewijslastverdeling brengt daarom mee dat het aan belanghebbende is een zodanige verklaring te geven voor de bankontvangsten dat aannemelijk is dat die ontvangsten geen omzet betreffen.

5.4.In dit verband heeft belanghebbende gesteld dat de bankontvangsten betrekking hebben op respectievelijk een terugbetaling van een advocaat die belanghebbende en haar broer in de arm hadden genomen voor een privékwestie, de terugbetaling van voorgeschoten bedragen en verstrekte leningen aan collega’s en ontvangsten uit de verkoop van hondentassen die door belanghebbende op hobbymatige basis zijn gemaakt. Voorts heeft de Inspecteur bedragen meegenomen in de correctie die belanghebbende wel degelijk in de aangiften omzetbelasting heeft opgenomen (dubbeltellingen). Ter onderbouwing van haar stelling heeft belanghebbende in beroep bankafschriften overgelegd van enkele van de bankontvangsten.

5.5.De door belanghebbende overgelegde bankoverzichten (bijlage 8 bij het beroepschrift) vermelden een bedrag van € 75 ontvangen op 20 januari 2014 met omschrijving “Golden retriever tas zittend” en een bedrag van € 80 ontvangen op 18 februari 2014 met omschrijving “collietas”. Voorts vermeldt de voormelde “bijlage: bankontvangsten” een bedrag van € 65 ontvangen op 5 april 2013 met omschrijving ” […] tasje”. Het Hof acht in dit verband aannemelijk de stelling van belanghebbende dat zij als hobby handtassen van knuffelhonden heeft gemaakt waarvan zij enkele heeft verkocht. Dit heeft tot gevolg dat de naheffingsaanslag verminderd wordt met € 38 ((220/121)*21).

5.6.

Het Hof acht met de Rechtbank aannemelijk dat de ontvangsten ten bedrage van € 857,53 (€ 558,53 “declaratie oma” en € 299 “Tablet Samsung declaratie [belanghebbende] Dank voor de moeite”) in 2012 door [I] , de broer van belanghebbende, in de privésfeer van belanghebbende hebben plaatsgevonden. Dit betekent dat de Rechtbank de naheffingsaanslag terecht heeft verminderd met € 137 ((€ 857,53/119) *19).

Ten aanzien van de overige ontvangsten is niet aannemelijk gemaakt dat deze niet tot de omzet behoren nu de omschrijving bij die ontvangsten op de bankafschriften onvoldoende uitsluitsel geven over de aard van de betalingen aan belanghebbende. Belanghebbende heeft in hoger beroep geen andere feiten en omstandigheden aangevoerd die een andere conclusie kunnen dragen. Evenmin is aannemelijk geworden dat sprake is van dubbeltellingen.

Privégebruik auto

5.7.Belanghebbende stelt zich in hoger beroep op het standpunt dat indien en voor zover geen omzetbelasting in aftrek is gebracht voor het gebruik en onderhoud van een auto, ook geen correctie voor het privégebruik van die auto kan plaatsvinden.

5.8.Uit de aan de Inspecteur overgelegde inkoopfacturen ter onderbouwing van de door belanghebbende in aftrek gebrachte omzetbelasting (bijlage 11 bij het verweerschrift in eerste aanleg) en het beroepschrift van belanghebbende is af te leiden dat belanghebbende omzetbelasting in aftrek heeft gebracht voor het gebruik van de auto’s met kenteken [F] en [H] . Nu tussen partijen niet in geschil is dat die auto’s door belanghebbende (mede) in privé zijn gebruikt, heeft de Inspecteur voor voormelde auto’s terecht een correctie voor het privégebruik opgenomen in de naheffingsaanslag. Belanghebbende heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd die tot de conclusie leiden dat de correctie voor het privégebruik van de twee auto’s tot een te hoog bedrag is vastgesteld.

5.9.Uit de factuur van de auto met kenteken [G] volgt dat geen omzetbelasting in rekening is gebracht voor de verkoop omdat de btw‑margeregeling van toepassing was. Dit betekent dat een correctie voor het privégebruik van die auto mogelijk is voor zover sprake is van kosten voor het gebruik en onderhoud van die auto (vgl. HvJ 27 juni 1989, Kühne, C-50/88, FED 1990/739). In dit verband staat tussen partijen vast dat belanghebbende uitsluitend de omzetbelasting voor het aanbrengen van de belettering op die auto in aftrek heeft gebracht (€ 21,42). Naar het oordeel van het Hof zijn dit geen kosten voor het gebruik of onderhoud van die auto zodat de Inspecteur ten onrechte een correctie voor het privégebruik van € 147,30 heeft opgenomen in de naheffingsaanslag.

Verzuimboete

5.10.Het Hof onderschrijft het oordeel van de Rechtbank dat aan belanghebbende terecht een verzuimboete is opgelegd. Wel dient de boete te worden verminderd overeenkomstig de vermindering van de naheffingsaanslag. Het Hof acht de boete, na vermindering, passend en geboden.

Belastingrente

5.11.Belanghebbende heeft in hoger beroep geen afzonderlijke gronden aangevoerd die verband houden met de in rekening gebrachte belastingrente. Dat in strijd met enige regel van geschreven of ongeschreven recht rente in rekening is gebracht, is gesteld nog gebleken. Wel dient de belastingrente overeenkomstig de vermindering van de naheffingsaanslag te worden verminderd.

Proceskosten

6.1.Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten. Het Hof stelt deze kosten, op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, vast op € 1.575 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor het Hof (1 punt voor het indienen van een hogerberoepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting van het Hof, met een waarde per punt van € 525 en een wegingsfactor voor het gewicht van de zaak van 1 en een factor 1,5 wegens vier of meer samenhangende zaken inclusief de zaken met nummers BK-19/00511 tot en met 19/00515). Van de proceskosten van € 1.575 kent het Hof in deze zaak de helft toe afgerond € 787.

6.2.Voorts dient aan belanghebbende het voor de behandeling in hoger beroep gestorte griffierecht van € 259 te worden vergoed.

Beslissing

Het Hof:

  • vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens ten aanzien van de beslissingen over de proceskosten en het griffierecht;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 7.154;
  • vermindert de beschikking belastingrente dienovereenkomstig;
  • vermindert de boetebeschikking dienovereenkomstig;
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van het hoger beroep van belanghebbende van €787;
  • draagt de Inspecteur op het betaalde griffierecht voor het Hof van € 259 aan belanghebbende te vergoeden.

Deze uitspraak is vastgesteld door H.A.J. Kroon, E.M. Vrouwenvelder en B.G. van Zadelhoff, in tegenwoordigheid van de griffier R. Wijkstra. De beslissing is op 28 april 2020 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.

Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).

Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 – ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 – het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
01-07-2019
Datum publicatie
27-09-2019
Zaaknummer
19_416
Formele relaties
Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2020:882, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Rechtsgebieden
Belastingrecht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg – enkelvoudig
Inhoudsindicatie

Door verweerder zijn aansluitingsverschillen geconstateerd tussen door eiseres ingediende aangiften omzetbelasting en gegevens uit haar administratie. Voorts is geen rittenregistratie bijgehouden en ontbreken inkoopfacturen. Eiseres maakt, behoudens een bedrag in 2012, niet aannemelijk dat door haar op een zakelijke rekening ontvangen bedragen een ander dan zakelijk karakter hebben. Door verweerder is terecht een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd. Gelet op genoemd bedrag uit 2012 vermindert de rechtbank de naheffingsaanslag.

Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
FutD 2019-2522
Viditax (FutD), 30-09-2019
V-N Vandaag 2019/2160
V-N 2019/57.2.4
Verrijkte uitspraak

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht

Zaaknummer: SGR 19/416

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 juli 2019 in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: [A] ),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres voor het tijdvak van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2015 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd. Daarbij is een verzuimboete opgelegd en belastingrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag en de daarbij gegeven beschikkingen verminderd.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2019.

Namens eiseres zijn verschenen [B] en de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [C] , mr. [D] en mr. [E] .

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres verkoopt magneetsieraden en staat aan het hoofd van een netwerk van distribiteurs in Nederland. Zij is ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 en heeft voor de tijdvakken van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2015 aangiften omzetbelasting ingediend.

2. Verweerder is een boekenonderzoek gestart teneinde de aanvaardbaarheid van de ingediende aangiften omzetbelasting over de tijdvakken van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2015 te onderzoeken. Naar aanleiding van het boekenonderzoek is een rapport opgesteld waarin, voor zover hier van belang, het volgende is opgenomen:

“5.3 Overige verkopen

Tijdens het onderzoek heb ik de bankafschriften van [eiseres] bekeken. Volgens mij zijn niet alle inkomsten in de aangiften aangegeven. Het gaat om de volgende bedragen. Voor de specificatie van deze bedragen verwijs ik u naar de bijlagen overige inkomsten.

2012 € 1.472, verschuldigde btw € 301

2013 € 6.476, verschuldigde btw € 450

2014 € 4.287, verschuldigde btw € 744

Dit leidt tot de volgende correcties:

2012

Privé € 1.773

Aan Omzet € 1.472

Aan te betalen BTW € 301

2013

Privé € 6.476

Aan Omzet € 6.025

Aan te betalen BTW € 450

2014

Privé € 5.031

Aan Omzet € 4.287

Aan te betalen BTW € 744

(…)

7 Omzetbelasting

7.1

Aangifte

De aangiften sluiten niet aan bij de administratie.

Dat leidt tot de volgende verschillen:

2015 na te heffen omzetbelasting € 2.751

2014 teruggave omzetbelasting € 523

2013 na te heffen omzetbelasting € 1.423

2012 teruggave omzetbelasting € 741

Voor de specificatie verwijs ik naar de bijlage aansluitingsberekening.

(…)

7.2.4

Niet aangegeven omzet

Zoals is in het onderdeel 5.3 heb aangegeven zijn de enkele verkopen niet aangegeven.

Dat leidt tot de volgende correcties:

2012 na te heffen omzetbelasting € 301

2013 na te heffen omzetbelasting € 450

2014 na te heffen omzetbelasting € 744

(…)

7.2.5

Privégebruik auto

Op grond van artikel 4 lid 2 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Hierna; Wet OB) dient een correctie voor het privégebruik van de auto plaats te vinden. Tijdens het onderzoek heb ik geen rittenregistratie aangetroffen. [Eiseres] verklaarde dat deze niet door haar is bijgehouden. De auto’s worden ook voor woon- werkverkeer gebruikt. Dit leidt voor de omzetbelasting tot heffing, en als er geen sluitende rittenregistratie is bijgehouden, vindt de heffing plaats op basis van het forfait van 2,7% van de catalogusprijs van de (bestel)auto. Hieronder geef ik de berekening van de na te heffen omzetbelasting weer. Hierbij heb ik rekening gehouden met de dagen dat de auto’s ter beschikking van [eiseres] stonden.

Kenteken cataloguswaarde Vanaf Tot 2012 2013 2014 2015
[kenteken 1] € 43.652 14-7-2012 27-5-2016 € 539,25 € 1.178,60 € 1.178,60 € 739,45
[kenteken 2] € 15.436 8-5-2015 tot en met heden € 147,30
[kenteken 3] € 46.484 18-5-2015 tot en met heden € 477,96
totaal € 539,25 € 1.178,60 € 1.178,60 € 1.364,71

De voorbelasting van het jaar 2014 is door mij gecorrigeerd. Daarom zal ik geen correctie privégebruik auto opleggen.

Dit leidt tot de volgende correcties:

2012 na te heffen omzetbelasting € 539

2013 na te heffen omzetbelasting € 1.178

2015 na te heffen omzetbelasting € 1.354

(…)

7.3.3

Facturen niet aanwezig

De administratie over het jaar 2014 is niet aanwezig. De voorbelasting is niet aangetoond aan de hand van de inkoop- en kostenfacturen. [Eiseres] heeft € 6.453 voorbelasting in aftrek gebracht.

Dit leidt tot de volgende correctie:

2014 minder voorbelasting € 6.453.”

(…)

8.2.1

Naheffingsaanslagen

Overeenkomstig de berekeningen in dit hoofdstuk 7 worden over de jaren naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd. Deze zijn gebaseerd op artikel 20 van AWR.

2012 2013 2014 2015 Totaal
Aansluitingsverschil € 2.751 € 523 € 1.423 € 741 € 5.438
Niet aangegeven omzet € 301 € 450 € 744 € 1.495
Privégebruik auto € 539 € 1.178 € 1.354 € 3.071
Facturen niet aanwezig € 6.454 € 6.454
Totaal € 3.591 € 2.151 € 8.621 € 2.095 € 16.458

(…)

9.2

Verzuimboete omzetbelasting

Voor de correctie omzetbelasting is sprake van geheel of gedeeltelijk niet betalen. (…). Geheel of gedeeltelijk niet betalen is een verzuim. Daarom zal ik u naast de naheffingsaanslag een verzuimboete ingevolge artikel 67c Algemene wet inzake rijksbelastingen op leggen. Deze verzuimboete zal met toepassing van paragraaf 24 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst worden vastgesteld op 10% van het gedeeltelijk niet betaalde bedrag met een maximum van € 4.920. De boete bedraagt in dit geval:

2012 € 359 (10% van € 3.591);

2013 € 215 (10% van € 2.151);

2014 € 215 (10% van € 1.423 + 734 )

2015 € 209 (10% van € 2095)”

(…)

Bijlage: aansluitingsberekening omzetbelasting

Controle tijdvak 2015 2014 2013 2012
Totaal verschuldigd volgens grootboek € 1.003 € 805 € 1.446 € 639
Voorbelasting volgens grootboek € 4.300 € 6.453 € 5.426 € 3.800
Aan te geven volgens administratie € -3.297 € -5.648 € -3.980 € – 3.161
Volgens aangiften € -6.048 € -5.125 € -5.403 € -2.420
Verschillen € 2.751 € -523 € 1.423 € – 741

3. De naheffingsaanslag omzetbelasting is opgelegd naar een bedrag van € 16.458. Bij beschikking is tevens een verzuimboete van € 998 opgelegd. De in rekening gebrachte belastingrente bedraagt € 2.033.

4. Met dagtekening 21 november 2017 heeft verweerder aan eiseres een brief gestuurd waarin het volgende is opgenomen:

“In punt 7.1 van het rapport wordt een correctie toegepast in verband met aansluitingsverschillen. (…).

Ik heb vastgesteld dat deze correcties niet goed zijn verwerkt. Deze verschillen zijn aan de verkeerde jaren toegerekend. (…).

In verband met de onjuiste toedeling van de aansluitingsverschillen is de aanslag onjuist samengesteld. De aanslag had moeten luiden:

2012 2013 2014 2015 Totaal
aansluitingsverschil € -741 € 1.423 € -523 € 2.751 € 2.910
niet aangegeven omzet € 301 € 450 € 744 € 1.495
Privégebruik auto € 539 € 1.178 € 1.354 € 3.071
Facturen niet aanwezig € 6.454 € 6.454
Totaal € 3.591 € 2.151 € 8.621 € 2.095 € 13.930

5. Bij de bestreden uitspraak op bezwaar heeft verweerder de aangekondigde correctie ten aanzien van de aansluitingsverschillen verwerkt. Tevens is de correctie van € 6.454 ten aanzien van de voor 2014 in aftrek gebrachte voorbelasting teruggedraaid. De naheffingsaanslag is verminderd tot € 7.476. De verzuimboete is verminderd tot € 747, zijnde 10% van de verschuldigde belasting. De in rekening gebrachte belastingrente is verminderd tot € 769.

Geschil

6. In geschil is of de (verminderde) naheffingsaanslag naar een juist bedrag is opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de door verweerder in aanmerking genomen correcties ten aanzien van aansluitingsverschillen, niet aangegeven omzet en privégebruik auto.

7. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de (verminderde) naheffingsaanslag naar een te hoog bedrag is opgelegd en heeft verzocht om de opgelegde verzuimboete kwijt te schelden. Volgens eiseres dient de naheffingsaanslag te worden verminderd tot een bedrag van € 4.309. In het beroepschrift is dienaangaande het volgende overzicht opgenomen:

Jaren 2012 2013 2014 2015 Totaal
Aansluitverschil 0 0 0 0 0
Niet aangegeven omzet 106 89 0 0 195
Privégebruik auto 549 1.179 1.179 1.207 4.114
655 1.268 1.179 1.207 4.309

8. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de (verminderde) naheffingsaanslag en de verzuimboete niet naar te hoge bedragen zijn opgelegd.

Beoordeling van het geschil

Afwijzing uitstelverzoek

9. De rechtbank heeft met dagtekening 1 april 2019 aangekondigd dat de zittingsdatum is vastgesteld op 20 mei 2019. Eiseres is met dagtekening 26 april 2019 uitgenodigd voor de zitting op 20 mei 2019. De uitnodiging is per aangetekende post verstuurd aan de gemachtigde op het adres [adres 2] , [postcode] te [woonplaats] en blijkens gegevens van PostNL aldaar op 29 april 2019 uitgereikt. De rechtbank heeft het verzoek van eiseres om uitstel van de zitting afgewezen. De zittingsdatum is meer dan een maand van tevoren aangekondigd en eiseres is meer dan drie weken van tevoren voor de zitting uitgenodigd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres voldoende gelegenheid gehad om de zaak voor te bereiden. De rechtbank heeft dan ook onvoldoende aanleiding gezien om het uitstelverzoek toe te wijzen. De gemachtigde is vervolgens ter zitting verschenen en heeft aldaar inhoudelijk verweer gevoerd.

De naheffingsaanslag

10. Ten aanzien van de aansluitingsverschillen heeft eiseres aangevoerd dat deze niet gespecificeerd zijn waardoor zij niet kan controleren of de geconstateerde verschillen juist zijn. De rechtbank kan deze stelling niet volgen. Uit het onderzoeksrapport van verweerder volgt dat de aansluitingsverschillen zien op het verschil tussen de door eiseres opgestelde grootboekrekening omzetbelasting en de door haar ingediende aangiften omzetbelasting. Aldus is alle benodigde informatie voor haar beschikbaar. Het is vervolgens aan eiseres om aannemelijk te maken dat de geconstateerde verschillen buiten de heffing dienen te blijven. Eiseres heeft geen onderbouwing gegeven en is niet in de op haar rustende bewijslast geslaagd. Naar het oordeel van de rechtbank is de naheffingsaanslag voor zover deze ziet op de aansluitingsverschillen terecht opgelegd.

11. Verweerder heeft bedragen die gedurende 2012, 2013 en 2014 op de bankrekening van eiseres zijn gestort als niet aangegeven omzet in de naheffing betrokken. Volgens eiseres is het grootste deel van deze ontvangsten ten onrechte tot de omzet gerekend. Eiseres stelt dat sprake is van privé-ontvangsten, terugbetalingen van leningen, hobbymatige inkomsten en bedragen die wel degelijk in de aangiften omzetbelasting zijn verantwoord.

12. De rechtbank stelt voorop dat de bewijslast dat op een zakelijk gebruikte rekening tevens bedragen zijn ontvangen die buiten de omzet vallen, op eiseres rust. Eiseres maakt niet met facturen of anderszins aannemelijk dat de ontvangsten een ander dan zakelijk karakter hebben. De tot de stukken van het geding behorende bankafschriften geven onvoldoende uitsluitsel over de aard van de betalingen aan eiseres. Uitzondering hierop vormen betalingen ten bedrage van € 857,53 (€ 558,53 “declaratie oma” en € 299 “Tablet Samsung declaratie [eiseres] Dank voor de moeite”) in 2012 door [F] , de broer van eiseres. Met de omschrijving op de bankafschriften en hetgeen dienaangaande voor het overige door eiseres is verklaard, acht de rechtbank aannemelijk dat deze ontvangsten in de privésfeer van eiseres hebben plaatsgevonden. De rechtbank zal de naheffingsaanslag verminderen met € 137 ((€ 857,53/119) *19) tot € 7.339 (€ 7.476 -/- € 137).

13. Met betrekking tot het privégebruik auto stelt de rechtbank vast dat het door eiseres bepleite bedrag aan omzetbelasting (€ 4.114) het daadwerkelijk in de naheffing betrokken bedrag (€ 3.071) overstijgt. Het standpunt van eiseres kan dan ook niet leiden tot vermindering van de naheffingsaanslag.

Verzuimboete

14. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de naheffingsaanslag, alhoewel te hoog, terecht is opgelegd. De aangiften omzetbelasting zijn door eiseres dan ook te laag ingediend, hetgeen er in heeft geresulteerd dat de verschuldigde omzetbelasting gedeeltelijk niet is betaald. Op grond van artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan de inspecteur in een dergelijk geval een verzuimboete opleggen. Alleen bij een pleitbaar standpunt of bij afwezigheid van alle schuld (avas) dient oplegging van een boete achterwege te blijven. Van een pleitbaar standpunt of avas, hetgeen zich voordoet als een belanghebbende geen enkel verwijt kan worden gemaakt, is in dit geval geen sprake. Naar het oordeel van de rechtbank is de boete dan ook terecht opgelegd. Wel dient de boete, die met inachtneming van het bepaalde in paragraaf 24 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingrecht, is bepaald op 10% van de verschuldigde belasting, te worden verminderd overeenkomstig de vermindering van de naheffingsaanslag. De rechtbank acht de aldus verminderde boete passend en geboden.

Belastingrente

15. Voor zover eiseres stelt dat ten onrechte belastingrente in rekening is gebracht omdat de naheffingsaanslag reeds op een eerdere datum had kunnen worden opgelegd, kan de rechtbank deze stelling niet volgen. De aanslag is opgelegd binnen de daartoe gestelde wettelijke termijn. Voor het overige heeft eiseres geen afzonderlijke beroepsgronden aangevoerd tegen de in rekening gebrachte belastingrente. Dat in strijd met enige regel van geschreven of ongeschreven recht rente in rekening is gebracht, is gesteld noch gebleken.

16. Gelet op wat hiervoor is overwogen dient het beroep gegrond te worden verklaard.

Proceskosten

17. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512 en een wegingsfactor 1). Voor de bezwaarfase wordt geen vergoeding toegekend nu voorafgaande aan de bestreden uitspraken op bezwaar niet om een dergelijke vergoeding is verzocht. Er bestaat ook geen aanleiding om een aanvullende vergoeding toe te kennen voor door de rechtsbijstandverlener opgegeven reis- en verletkosten. Deze kosten zijn inbegrepen in de forfaitaire vergoeding voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Beslissing

De rechtbank:

– verklaart het beroep gegrond;

– vernietigt de uitspraak op bezwaar;

– vermindert de naheffingsaanslag tot € 7.339 en vermindert de verzuimboete en de beschikking belastingrente dienovereenkomstig;

– bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

– veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.024;

– draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174 aan eiseres te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Postema, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Blauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2019.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,

2500 EH Den Haag.