In een zaak over de inzage van persoonsgegevens bij de Belastingdienst ging het er om of de Belastingdienst voldoende duidelijk had gemaakt hoe zij had gezocht naar de persoonsgegevens van een burger, die op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) om inzage had gevraagd.
A wilde niet alleen weten welke gegevens over hem waren verwerkt in de bekende Fraude Signalering Voorziening (FSV), maar ook welke andere systemen zijn persoonsgegevens bevatten. De Belastingdienst gaf daarop inzage in gegevens uit enkele systemen, maar stelde dat het doorzoeken van alle circa 970 systemen en applicaties een onevenredige inspanning zou vergen. Volgens A bood dit onvoldoende inzicht. Hij wees bovendien op geruchten dat er binnen de Belastingdienst nog honderden onbekende systemen zouden bestaan, mogelijk vergelijkbaar met de FSV, en stelde dat hij persoonlijk nadelige gevolgen had ondervonden van de gegevensverwerking, zoals extra douanecontroles.
Rechtbank Den Haag oordeelde dat de Belastingdienst niet concreet genoeg had toegelicht in welke systemen en applicaties precies was gezocht en welke systemen onderling gekoppeld zijn. Een globale uitleg over het ICT-landschap volstaat volgens de rechtbank niet om aannemelijk te maken dat een volledige zoekslag werkelijk onevenredig belastend zou zijn. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit. De Belastingdienst moet nu binnen acht weken een nieuwe beslissing nemen, waarin expliciet wordt vermeld welke systemen zijn onderzocht en waarom bepaalde systemen zijn uitgesloten.
Verder wees de rechtbank het betoog van A af dat er nog andere, vergelijkbare systemen als de FSV binnen de Belastingdienst zouden bestaan. Uit onafhankelijke onderzoeken, waaronder een rapport van KPMG, bleek niet dat dergelijke systemen aanwezig zijn, en de rechtbank achtte de enkele stelling van A hierover onvoldoende concreet.
Ten aanzien van het verzoek om schadevergoeding wegens de verwerking van persoonsgegevens in de FSV verklaarde de rechtbank zichzelf onbevoegd. De verwerking betreft een feitelijke handeling, waartegen in bestuursrechtelijke zin geen bezwaar en beroep openstaat. Een vordering tot schadevergoeding zal daarom moeten worden ingediend bij de civiele rechter.
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
15-10-2024
Datum publicatie
04-06-2025
Zaaknummer
23/6704
Rechtsgebieden
Bestuursrecht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg – enkelvoudig
Inhoudsindicatie
Avg-inzageverzoek. Verweerder heeft de zoekslag in de systemen van de Belastingdienst onvoldoende inzichtelijk gemaakt. Beroep gegrond.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Viditax (FutD) 2025060408
Verrijkte uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/6704
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 oktober 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiseren
de minister van Financiën, verweerder
(gemachtigde: mr. drs. C.B.J.M. Boom-Van der Worp).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing op zijn verzoek om inzage op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).1
1.1.
Verweerder heeft met het besluit van 23 maart 2023 (het primaire besluit) op dit verzoek beslist en eiser inzage gegeven in zijn persoonsgegevens. Met het bestreden besluit van 11 september 2023 heeft verweerder het tegen het primaire besluit gerichte bezwaar ongegrond verklaard.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 17 september 2024 gelijktijdig met het beroep met kenmerk SGR 23/839 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder, vergezeld door [naam] .
Beoordeling door de rechtbank
Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft verzocht om inzage in zijn persoonsgegevens die zijn geregistreerd en/of verwerkt in de systemen van de Belastingdienst, waaronder moet worden begrepen de inspecteur, de ontvangers en de medewerkers van de afdeling Toeslagen.2 Het gaat daarbij niet alleen om de gegevens die zijn verwerkt in de Fraude Signalering Voorziening (FSV), maar ook om hiermee vergelijkbare systemen binnen de Belastingdienst. Eiser verzoekt in het bijzonder om inzicht te verkrijgen in welke risicoprofielen aan zijn persoon zijn gekoppeld en op welke plekken deze informatie binnen de Belastingdienst is opgeslagen. Ook verzoekt eiser om een schadevergoeding vanwege de onrechtmatige verwerking van zijn persoonsgegevens in de FSV.
Wat heeft verweerder besloten?
3. Verweerder heeft eiser een overzicht verstrekt van zijn persoonsgegevens die worden verwerkt in de systemen van de Belastingdienst. Verweerder heeft uitgelegd dat het een onevenredige inspanning zou zijn om alle 970 bij de Belastingdienst gebruikte systemen en applicaties te raadplegen. Daarom heeft verweerder gezocht in de meest gangbare systemen en applicaties, waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat hierin persoonsgegevens van eiser zijn opgenomen.
Verder heeft verweerder eiser een afzonderlijk overzicht verstrekt van zijn persoonsgegevens die worden verwerkt in de FSV. Verweerder heeft uitgelegd dat de persoonsgegevens van eiser zijn opgenomen in de FSV, omdat hij in 2015 twee brieven naar de Belastingdienst heeft gestuurd over een ex-werknemer. Omdat uit onderzoek is gebleken dat eiser geen gevolgen heeft ondervonden van de opname van zijn persoonsgegevens in de FSV heeft verweerder zijn verzoek om een schadevergoeding afgewezen. Volgens verweerder beschikt de Belastingdienst niet over systemen die een sterke gelijkenis vertonen met de FSV en die in dezelfde mate risicosignalen verwerken.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser vraagt de rechtbank allereerst om dat wat hij in de besluitvormingsfase naar voren heeft gebracht, in beroep als herhaald en ingelast te beschouwen. Verweerder heeft geen goede zoekslag in de systemen van de Belastingdienst uitgevoerd. Dat het een onevenredige inspanning zou zijn om alle 970 systemen en applicaties te raadplegen, laat namelijk onverlet dat verweerder wel een globaal overzicht van de namen van de systemen en applicaties aan eiser kan verstrekken. Verder heeft eiser op de zitting verklaard te hebben vernomen dat zich onder de Belastingdienst 400 onbekende, illegale systemen bevinden die mogelijk gelijkenissen vertonen met de FSV. De door verweerder gegeven reden voor het opnemen van eisers persoonsgegevens in FSV is ongeloofwaardig en eiser heeft hiervan gevolgen ondervonden. Zo is hij door de Belastingdienst vaak verzocht om nadere informatie te geven en is hij meerdere keren staande is gehouden door de douane op Schiphol waarbij hem is gevraagd hoeveel geld hij op dat moment bij zich had.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd is ingegaan op wat eiser in bezwaar en tijdens de hoorzitting naar voren heeft gebracht. De enkele verwijzing van eiser naar wat hij in de voorprocedure naar voren heeft gebracht, zonder duidelijk te maken op welke punten de motivering van het bestreden besluit volgens eiser onvoldoende is, kan niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
Zoekslag systemen Belastingdienst
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de zoekslag in de systemen van de Belastingdienst onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt. Het beroep is daarom gegrond. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
6.1.
Verweerder heeft uitgelegd dat de Belastingdienst voor de uitvoering van haar taken ongeveer 970 systemen en applicaties gebruikt. Het proces- en ICT-landschap is opgedeeld in 14 domeinen, waarvan er 7 zijn ingericht voor de verscheidene belastingmiddelen en 7 voor domeinen die generieke diensten leveren voor meerdere belastingmiddelen en andere processen binnen de Belastingdienst. Niet alle systemen hebben dus betrekking op de belastingheffing. Daarbij worden binnen verschillende systemen en applicaties dezelfde persoonsgegevens gebruikt en aan elkaar gekoppeld. Een zoekslag in alle gekoppelde systemen en applicaties zou daarom vele malen dezelfde persoonsgegevens opleveren. Bovendien is het momenteel niet mogelijk om een geautomatiseerde zoekslag uit te voeren naar persoonsgegevens binnen alle systemen en applicaties, waardoor een AVG-behandelaar dit handmatig in ieder afzonderlijk systeem of applicatie moet doen. Gelet hierop meent verweerder dat het een onevenredige inspanning zou zijn om een zoekslag te verrichten in alle 970 bij de Belastingdienst gebruikte systemen en applicaties. Verweerder heeft zich bij de zoekslag daarom beperkt tot de algemene systemen en applicaties die worden gebruikt voor de algemene registratie van eiser bij de Belastingdienst en de systemen en applicaties die betrekking hebben op de invordering en de belastingmiddelen op grond waarvan eiser belastingplichtig is. Verweerder heeft de in deze systemen en applicaties aangetroffen persoonsgegevens vervat in een overzicht en deze aan eiser verstrekt.
6.2.
Hoewel verweerder met deze toelichting een algemeen beeld heeft gegeven van de systemen en applicaties die binnen de Belastingdienst worden gebruikt en in welke onderwerpen deze systemen en applicaties grofweg kunnen worden onderverdeeld, kan hieruit niet worden opgemaakt in hoeveel en in welke systemen en applicaties op grond van het verzoek van eiser precies is gezocht. Verweerder heeft evenmin inzichtelijk gemaakt welke van deze systemen en applicaties met elkaar zijn gekoppeld en om die reden buiten de zoekslag zijn gehouden. Ook op de zitting heeft verweerder op deze vragen geen duidelijk antwoord gegeven. Gelet daarop heeft verweerder onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het doorzoeken van alle 970 systemen in dit geval onevenredig belastend is. Het beroep is in zoverre gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd. Verweerder zal een nieuwe beslissing op het bezwaar van eiser moeten nemen en daarin inzichtelijk moeten maken in hoeveel en in welke systemen binnen de Belastingdienst op grond van het verzoek van eiser precies is gezocht. Daarbij moet worden aangegeven welke van deze systemen en applicaties aan elkaar zijn gekoppeld en daarom niet zijn doorzocht. De rechtbank geeft verweerder hiervoor een termijn van acht weken.
6.3.
Over het verzoek van eiser om een globaal overzicht te verstrekken van de namen van alle 970 bij de Belastingdienst gebruikte systemen en applicaties, overweegt de rechtbank dat eiser hier pas in beroep om heeft gevraagd. Dit verzoek valt daarom buiten de omvang van het beroep.3 De rechtbank laat zich om die reden in deze uitspraak niet over dit verzoek uit.
7. Hoewel het beroep al gegrond is, ziet de rechtbank met het oog op het nieuw te nemen besluit op bezwaar aanleiding om de andere door eiser naar voren gebrachte beroepsgronden te bespreken.
Met FSV vergelijkbare systemen
8. Verweerder heeft verklaard dat naar aanleiding van de FSV sinds 2020 diverse onderzoeken zijn gestart door KPMG en de Belastingdienst. KPMG heeft dit onderzoek inmiddels afgerond en vastgesteld dat de Belastingdienst niet over andere primaire processen of toezichtprocessen beschikt die een sterke gelijkenis met de FSV vertonen en die in dezelfde mate risicosignalen verwerken. Hoewel het onderzoek van de Belastingdienst zelf nog voortduurt, is ook hierbij vooralsnog niet vastgesteld dat er systemen of applicaties zijn die vergelijkbaar zijn met FSV.
8.1.
De rechtbank acht het op grond van deze toelichting op zichzelf niet ongeloofwaardig dat de Belastingdienst niet beschikt over met de FSV vergelijkbare systemen. Daarbij heeft eiser geen aanwijzingen naar voren gebracht die wijzen op het tegendeel. De enkele omstandigheid dat eiser zou hebben vernomen dat zich onder de Belastingdienst zo’n 400 onbekende, illegale systemen bevinden, is daarvoor niet concreet genoeg. Het betoog van eiser op dit onderdeel slaagt daarom niet.
Verzoek om schadevergoeding
9. Over het verzoek van eiser om een schadevergoeding voor de onrechtmatige opname van zijn persoonsgegevens door de Belastingdienst in de FSV, overweegt de rechtbank het volgende. De registratie van persoonsgegevens in de FSV is een feitelijke handeling en de verwerking hiervan kan daarom niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb waartegen bezwaar en beroep kan worden ingesteld.4 Dit betekent dat de bestuursrechtelijke weg in dit geval is afgesloten en deze rechtbank onbevoegd is om over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om een schadevergoeding een oordeel te geven. Eiser kan hiervoor terecht bij de civiele rechter.
Conclusie en gevolgen
10. Gelet op de overwegingen 6-6.2 is het beroep gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd en verweerder wordt opgedragen om met inachtneming van deze uitspraak binnen acht weken een nieuwe beslissing op het bezwaar van eiser te nemen. Verweerder moet ook het door eiser betaalde griffierecht vergoeden. Voor de toekenning van een proceskostenvergoeding in bezwaar en beroep bestaat op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht geen aanleiding, omdat in dit geval geen sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.5 De rechtbank wijst de door eiser in bezwaar verzochte vergoeding voor gemaakte verletkosten ook af omdat deze onvoldoende zijn onderbouwd.
Beslissing
De rechtbank:
– verklaart het beroep gegrond;
– vernietigt het bestreden besluit;
– draagt verweerder op om met inachtneming van deze uitspraak binnen acht weken een nieuwe beslissing op het bezwaar van eiser te nemen;
– bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J.P. Lindhout, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
1 Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).
2 Op grond van artikel 15, eerste lid, van de AVG.
3 Op grond van artikel 8:69, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4 Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 17 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2891.
5 Op grond van artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht.