Bestuursorgaan moet verschoonbaarheid onderzoeken bij te laat ingediend bezwaar
Belanghebbende heeft een bezwaarschrift tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting ingediend met onder meer het verzoek telefonisch op het bezwaar te worden gehoord. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Belanghebbende is niet gehoord.
De door de heffingsambtenaar in acht te nemen zorgvuldigheid brengt mee dat hij niet het bezwaar niet-ontvankelijk mocht verklaren voordat hij belanghebbende in de gelegenheid had gesteld zich uit te laten over de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. Dat is niet anders indien het bezwaar is ingediend door een beroepsmatig optredende gemachtigde. Het oordeel van het Hof berust volgens de Hoge Raad op een onjuiste rechtsopvatting.
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 18-10-2019
- Datum publicatie
- 18-10-2019
- Zaaknummer
- 19/00551
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2019:92
- Rechtsgebieden
- Belastingrecht
- Bijzondere kenmerken
- Cassatie
- Inhoudsindicatie
-
Artikel 6:7 en 6:11 Awb, te laat ingediend bezwaar, bestuursorgaan moet verschoonbaarheid onderzoeken.
- Vindplaatsen
- Rechtspraak.nl
Viditax (FutD), 18-10-2019
V-N Vandaag 2019/2259
FutD 2019-2679
V-N 2019/50.11 met annotatie van Redactie - Verrijkte uitspraak
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 19/00551
Datum 18 oktober 2019
ARREST
in de zaak van
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 3 januari 2019, nr. 17/00609, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (AMS 17/805) betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van de gemeente Amsterdam. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
1Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2Beoordeling van de klachten
3Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
4Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2019.
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 03-01-2019
- Datum publicatie
- 22-02-2019
- Zaaknummer
- 17/00609
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:1595
- Rechtsgebieden
- Belastingrecht
- Bijzondere kenmerken
- Hoger beroep
- Inhoudsindicatie
-
Artikel 7:3, aanhef en onderdeel a, Algemene wet bestuursrecht; sprake van een kennelijk niet-ontvankelijk bezwaar omdat bezwaar was gemaakt geruime tijd na het opleggen van de bestreden naheffingsaanslag (zonder reden van de termijnoverschrijding)
- Vindplaatsen
- Rechtspraak.nl
Viditax (FutD), 25-02-2019
V-N Vandaag 2019/427
FutD 2019-0598
V-N 2019/17.22.8
Viditax (FutD), 18-10-2019 - Verrijkte uitspraak
Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
kenmerk 17/00609
3 januari 2019
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
(gemachtigde mr. drs. J.M.C. Niederer)
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AMS 17/805 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar.
1Ontstaan en loop van het geding
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op
27 december 2017. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens zijn er conclusies van re- en dupliek gewisseld en heeft belanghebbendes gemachtigde bij fax van 23 februari 218 een nader stuk ingediend, welk stuk aan de heffingsambtenaar is gezonden. Het Hof heeft partijen op de voet van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij aangetekend verzonden brief van 10 oktober 2018 in de gelegenheid gesteld te verklaren dat zij op een zitting willen worden gehoord. Partijen hebben van die gelegenheid geen gebruik gemaakt. Hierop heeft het Hof het onderzoek gesloten.
2Feiten
3Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is in geschil of de hoorplicht is geschonden en of de termijnoverschrijding bij het instellen van bezwaar verschoonbaar is.
4Beoordeling van het geschil
Slotsom
De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is.
5Kosten
Voor een kostenveroordeling vindt het Hof geen termen aanwezig.
6Beslissing
Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mrs. F.J.P.M. Haas, voorzitter, C.J. Hummel en M.J. Leijdekker, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Lambeck als griffier. De beslissing is op 3 januari 2019 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.