Bestuursrechter onbevoegd bij beroep tegen niet tijdig afgeven Btw-identificatienummer

verzoek om uitreiking btw-identificatienummer

Bestuursrechter onbevoegd bij beroep tegen niet tijdig afgeven Btw-identificatienummer

Rechtbank Limburg heeft op grond van artikel 8:54 Awb uitspraak gedaan zonder zitting. Uit HR 13 april 2018 volgt dat de Nederlandse wetgever geen voorschriften heeft opgesteld waarmee de toekenning of afwijzing van een btw-identificatienummer wordt geregeld. Daarom is geen bevoegd bestuursorgaan aangewezen en is evenmin de rechtsbescherming tegen besluiten over de toekenning geregeld. Uit de structuur van de Wet OB en de overige belastingwetten volgt echter wel dat de Belastingdienst in dit geval het bevoegde bestuursorgaan is.

Wat de rechtsbescherming betreft heeft de HR geoordeeld dat het besluit tot toekenning of afwijzing van een btw-identificatienummer een besluit is als bedoeld in artikel 1:3 Awb. Echter, omdat het een besluit is waarvan moet worden aangenomen dat het is genomen ingevolge een belastingwet, is artikel 26 AWR van toepassing. Daaruit volgt dat tegen besluiten die worden genomen ingevolge een belastingwet alleen beroep open staat als dat besluit in de belastingwet zelf is aangewezen als een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit. Besluiten over de toekenning of afwijzing van een btw-identificatienummer zijn niet als zodanig aangewezen. Rechtsbescherming tegen besluiten over de toekenning van btw-identificatienummers kan daarom alleen worden geboden door de burgerlijke rechter.

Het voorgaande betekent dat bij gebreke van een Nederlandse regeling een besluit tot toekenning of afwijzing van een btw-identificatienummer geen voor bezwaar en beroep vatbare beslissing is. Daardoor ontbreekt ook de mogelijkheid om op grond van artikel 6:12 Awb op te komen tegen het niet tijdig nemen van zo’n besluit. De bestuursrechter is derhalve niet bevoegd te oordelen over het ingestelde beroep. Er kan uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter worden ingesteld op de in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalde wijze.

Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank onbevoegd is om op het beroep te beslissen. In artikel 2.5 lid 6 Procesreglement bestuursrecht rechtbanken 2021 staat dat er geen griffierecht wordt geheven als de bestuursrechter onbevoegd is. Is er wel griffierecht betaald, dan wordt dit terugbetaald. De rechtbank heeft geen nota voor griffierecht gestuurd. Daarom hoeft geen griffierecht terugbetaald te worden.

ECLI:NL:RBLIM:2021:6455