Bloemisten mogen gebruikmaken van forfaitaire berekenmethode btw

bloemist btw 2021 forfaitaire berekenmethode

Bloemisten mogen gebruikmaken van forfaitaire berekenmethode btw

In een actueel bericht van 17 mei 2021 laat de Belastingdienst weten dat bloemisten gebruik mogen maken van 1 van de forfaitaire berekenmethoden, als:

  • zij het kasstelsel mogen toepassen, en
  • zij niet op grond van de administratie kunnen vaststellen welk gedeelte van de ontvangsten betrekking hebben op leveringen van 9%-goederen en welk gedeelte op leveringen van 21%-goederen

De gemaakte keuze moet worden gemeld bij het eigen belastingkantoor. De gekozen methode moet worden toegepast tot aan het (boek)jaar dat volgt op het jaar van schriftelijke opzegging.

Waarom?

Met ingang van 1 januari 2021 is het bestaande brancheconvenant tussen de Belastingdienst en de Vereniging Bloemist-Winkeliers ingetrokken. Sinds die datum kunnen bloemisten daarom gebruikmaken van 1 van de 3 voorgeschreven forfaitaire berekeningsmethoden.

De 3 forfaitaire berekeningsmethoden

De 3 verschillende forfaitaire berekenmethoden in het kort:

  1. De ontvangsten worden naar de verschillende tarieven gesplitst. Dit gebeurt op basis van de tot winkelwaarde herleide inkopen van de aan die tarieven onderworpen goederen. De inkopen moeten dan naar de winkelwaarde worden herleid. Dit geldt ook voor de verhouding van goederen belast met 9% en 21% btw. Deze verhouding wordt vervolgens gebruikt voor het bepalen van de verschuldigde btw.
  2. Voor groepen van goederen die aan hetzelfde tarief zijn onderworpen, worden de ontvangsten gesteld op de tot winkelwaarde herleide inkopen van die goederen. Het overblijvende deel van de ontvangsten wordt toegerekend aan de tot de andere tariefgroep behorende goederen.
  3. Voor alle goederen worden de ontvangsten gesteld op de tot winkelwaarde herleide inkopen van de goederen, gesplitst naar de van toepassing zijnde tarieven.

Regelgeving

De forfaitaire berekeningsmethoden zijn afkomstig uit artikel 16 van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968.

Actueelbericht

Bent u bloemist? Sinds 01-01-2021 kunt u gebruikmaken van een forfaitaire berekenmethode

17-05-2021

Tot en met 31 december 2020 bestond er een brancheconvenant tussen de Belastingdienst en de Vereniging Bloemist-Winkeliers. Dit convenant is ingetrokken. Sinds 1 januari 2021 kunnen bloemisten daarom gebruikmaken van 1 van de 3 voorgeschreven forfaitaire berekeningsmethoden uit artikel 16 van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968.

Bent u een bloemist die het kasstelsel mag toepassen? En kunt u niet op grond van uw administratie vaststellen welk gedeelte van de ontvangsten betrekking heeft op leveringen van 9%-goederen en welk gedeelte op leveringen van 21%-goederen? Dan mag u gebruikmaken van 1 van de forfaitaire berekenmethoden. U moet uw keuze melden bij uw belastingkantoor.

De gekozen methode moet worden toegepast tot aan het (boek)jaar dat volgt op het jaar van schriftelijke opzegging.

3 berekeningsmethoden

De 3 verschillende methoden in het kort:

  1. Methode 1: de ontvangsten worden naar de verschillende tarieven gesplitst. Dit gebeurt op basis van de tot winkelwaarde herleide inkopen van de aan die tarieven onderworpen goederen. De inkopen moeten dan naar de winkelwaarde worden herleid. Dit geldt ook voor d de verhouding van goederen belast met 9% en 21% btw. Deze verhouding wordt vervolgens gebruikt voor het bepalen van de verschuldigde btw.
  2. Methode 2: voor groepen van goederen die aan hetzelfde tarief zijn onderworpen, worden de ontvangsten gesteld op de tot winkelwaarde herleide inkopen van die goederen. Het overblijvende deel van de ontvangsten wordt toegerekend aan de tot de andere tariefgroep behorende goederen.
  3. Methode 3: voor alle goederen worden de ontvangsten gesteld op de tot winkelwaarde herleide inkopen van de goederen, gesplitst naar de van toepassing zijnde tarieven.

Meer informatie

Bekijk artikel 16 van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968.

De ondernemer die krachtens artikel 26 van de wet de belasting kan voldoen naar ontvangsten, kan, indien hij leveringen verricht zowel van 9%-goederen als van 21%-goederen, die hij niet zelf heeft vervaardigd, de ter zake verschuldigde belasting berekenen op een van de hierna omschreven wijzen.

I.

a.De ondernemer splitst zijn inkopen van voor wederverkoop bestemde goederen in 9%-goederen en 21%-goederen;

b.hij bepaalt voor alle in onderdeel a bedoelde goederen de winkelwaarde, waaronder in deze afdeling wordt verstaan de prijs waarvoor de goederen door hem worden verkocht;

c.hij berekent de totale winkelwaarde van de in het lopende boekjaar tot en met het aan de orde zijnde belastingtijdvak ingekochte goederen naar de in onderdeel a bedoelde splitsing;

d.de totale ontvangsten in het belastingtijdvak wegens levering van goederen verdeelt hij in ontvangsten voor 9%-goederen en ontvangsten voor 21%-goederen naar evenredigheid van de in onderdeel c bedoelde totale winkelwaarden;

e.over het aldus berekende deel van de ontvangsten dat betrekking heeft op de 9%-goederen, bedraagt de belasting 9/109 en over het deel dat betrekking heeft op de 21%-goederen, 21/121 gedeelte;

f.de som van beide belastingbedragen vormt het bedrag dat geacht wordt in het belastingtijdvak aan belasting te zijn verschuldigd; op die som worden vervolgens de overige bepalingen van de wet toegepast (aftrek van voorbelasting, enz.);

g.na afloop van het boekjaar wordt de belasting herrekend als volgt:

1°.de ondernemer bepaalt de winkelwaarde van de ten verkoop in voorraad zijnde goederen, gesplitst in 9%-goederen en 21%-goederen;

2°.de onder 1° bedoelde winkelwaarde van de 9%-goederen wordt afgetrokken van de winkelwaarde van de in het boekjaar ingekochte 9%-goederen en de aldaar bedoelde winkelwaarde van de 21%-goederen wordt afgetrokken van de winkelwaarde van de in het boekjaar ingekochte 21%-goederen;

3°.de totale ontvangsten in het boekjaar wegens levering van goederen verdeelt de ondernemer over de 9%- en de 21%-goederen naar evenredigheid van de uit 2° voortvloeiende saldi aan winkelwaarden voor die goederen;

4°.van het aldus berekende deel van de ontvangsten dat betrekking heeft op de 9%-goederen, wordt 9/109 en over het deel dat betrekking heeft op de 21%-goederen, wordt 21/121 gedeelte genomen;

5°.de som van de uitkomsten van de berekeningen onder 4° vormt het bedrag dat geacht wordt in het boekjaar aan belasting te zijn verschuldigd; op die som worden vervolgens de overige bepalingen van de wet toegepast (aftrek van voorbelasting, enz.);

6°.indien deze herrekening leidt tot een hoger bedrag dan over het boekjaar aan belasting is afgedragen, moet het verschil worden voldaan op de aangifte over het eerste belastingtijdvak van het volgende boekjaar; leidt de herrekening tot een lager bedrag dan over het boekjaar aan belasting is afgedragen, dan wordt het verschil aan de ondernemer op verzoek teruggegeven;

7°.op die aangifte voldoet de ondernemer tevens de belasting ter zake van het beschikken over goederen in de zin van artikel 3, derde lid, onderdeel a, van de wet (eigen gebruik) in het boekjaar, voor zover de vergoeding voor deze goederen niet in de onder 3° bedoelde ontvangsten zijn begrepen;

h.de in onderdeel g – 1° bedoelde in voorraad zijnde goederen worden beschouwd als goederen die in het eerste belastingtijdvak van het volgende boekjaar zijn ingekocht.

II.

a.De ondernemer houdt afzonderlijk aantekening van zijn inkopen van voor wederverkoop bestemde 21%-goederen;

b.hij bepaalt voor die goederen de winkelwaarde;

c.hij berekent de totale winkelwaarde van de in het belastingtijdvak ingekochte 21%-goederen en het verschil tussen de totale ontvangsten in dat belastingtijdvak wegens leveringen van goederen en die totale winkelwaarde;

d.de belasting bedraagt 21/121 gedeelte van de in onderdeel c bedoelde totale winkelwaarde, benevens 9/109 gedeelte van het in onderdeel c bedoelde verschil indien de totale ontvangsten de totale winkelwaarde overtreffen;

e.de som van beide belastingbedragen vormt het bedrag dat geacht wordt in het belastingtijdvak aan belasting te zijn verschuldigd; op die som worden vervolgens de overige bepalingen van de wet toegepast (aftrek van voorbelasting, enz.);

f.overtreft de in onderdeel c bedoelde totale winkelwaarde de aldaar bedoelde totale ontvangsten, dan wordt het verschil in mindering gebracht op de totale ontvangsten van het volgende belastingtijdvak;

g.ter zake van het eigen gebruik vindt, voor zover de belasting wordt voldaan naar de ontvangsten, het bepaalde in I-g-7° overeenkomstige toepassing, en kan de ondernemer, voor zover de belasting wordt voldaan naar de winkelwaarde, op de in die bepaling bedoelde aangifte in mindering brengen de belasting over het verschil tussen de winkelwaarde en de vergoeding voor de goederen voor eigen gebruik, terwijl de in die aangifte te begrijpen ontvangsten met laatstbedoelde winkelwaarde worden verhoogd;

h.deze regeling is van overeenkomstige toepassing voor 9%-goederen.

III.

a.De ondernemer splitst zijn inkopen van voor wederverkoop bestemde goederen in 9%-goederen en 21%-goederen;

b.hij bepaalt voor alle in onderdeel a bedoelde goederen de winkelwaarde;

c.hij berekent de totale winkelwaarde van de in een belastingtijdvak ingekochte goederen naar de in onderdeel a bedoelde splitsing;

d.over de aldus berekende totale winkelwaarde die betrekking heeft op de 9%-goederen, bedraagt de belasting 9/109 gedeelte en over de aldus berekende totale winkelwaarde die betrekking heeft op de 21%-goederen, bedraagt de belasting 21/121 gedeelte;

e.de som van beide belastingbedragen vormt het bedrag dat geacht wordt in het belastingtijdvak aan belasting te zijn verschuldigd; op die som worden vervolgens de overige bepalingen van de wet toegepast (aftrek van voorbelasting, enz.);

f.na afloop van het boekjaar kan de ondernemer op zijn aangifte over het eerste belastingtijdvak van het volgende boekjaar in mindering brengen de belasting over het verschil tussen de winkelwaarde en de vergoeding voor de goederen voor eigen gebruik.

Algemene aantekeningen

1.Dit artikel is slechts van toepassing, indien en voor zover de ondernemer niet op grond van zijn bedrijfsadministratie kan vaststellen welk gedeelte van de ontvangsten betrekking heeft op leveringen van 9%-goederen en welk gedeelte op leveringen van 21%-goederen.

2.Dit artikel heeft niet betrekking op goederen die worden geleverd ingevolge een overeenkomst van huurkoop of een andere overeenkomst van koop en verkoop op afbetaling.

Belastingdienst actueel