Bouwvakker heeft niet opgegeven omzet niet ontvangen van gasten besnijdenisfeest

Bouwvakker

Bouwvakker heeft niet opgegeven omzet niet ontvangen van gasten besnijdenisfeest

Een bouwvakker verricht in 2016 en 2017 onder andere metsel-, stuc- loodgieters-, timmer- en tegelwerkzaamheden. Verder geniet hij inkomsten uit de verhuur van twee woningen. Hij heeft voor het jaar 2016, met uitzondering van de maanden oktober en november, nihilaangiften omzetbelasting ingediend. Voor de maanden oktober en november heeft hij € 818 respectievelijk € 342 aan verschuldigde btw opgegeven. Ook voor de maand januari 2017 heeft hij een nihilaangifte ingediend. Voor de overige maanden van 2017 heeft hij geen aangiften gedaan. Door de Belastingdienst zijn voor deze overige maanden, wegens het niet doen van aangifte, geautomatiseerd naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd van € 250 per maand. De Belastingdienst heeft onderzoek gedaan naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over 2016 tot en met 2017 na afronding waarvan hij een naheffingsaanslag omzetbelasting heeft opgelegd met een vergrijpboete.

De Belastingdienst stelt zich bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant op het standpunt dat voor de beoordeling van de naheffingsaanslag omkering en verzwaring van de bewijslast geldt, omdat de bouwvakker niet de vereiste aangiften heeft gedaan. Omdat hij de aangiften omzetbelasting over februari tot en met december 2017 niet heeft gedaan, geldt voor die maanden sowieso omkering van de bewijslast. Voor de overige maanden wordt pas aan omkering toegekomen als komt vast te staan dat de door hem gedane aangiften voor die perioden niet de vereiste aangiften zijn. Daarvoor gelden de normale regels van de stelplicht en bewijslast.

De rechtbank beoordeelt eerst de correcties op basis van de normale bewijslast(verdeling). Tussen partijen is slechts in geschil wat de herkomst van de gebruikte middelen is. De Belastingdienst neemt het standpunt in dat deze middelen afkomstig zijn uit niet opgegeven omzet verdiend met ondernemingsactiviteiten. De bouwvakker stelt dat de herkomst van de middelen is gelegen in de opbrengsten van het besnijdenisfeest van zijn zoon in 2008 en dat hij die middelen van zijn zoon had geleend. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring, zonder nadere onderbouwing met enig bewijs, onvoldoende gemotiveerd is, mede gelet op de hoogte van het bedrag. Bij gebrek aan een andere plausibele verklaring acht de rechtbank daarom aannemelijk dat de betreffende middelen door de bouwvakker zijn verdiend met zijn ondernemingsactiviteiten.

De bouwvakker heeft geen feiten en omstandigheden gesteld die aanleiding geven tot matiging van de opgelegde vergrijpboete. Naar het oordeel van de rechtbank is de boete ook passend en uit het oogpunt van normhandhaving geboden. Wel is de rechtbank van oordeel dat de boete ambtshalve gematigd moet worden wegens overschrijding van de redelijke termijn.

ECLI:NL:RBZWB:2021:3867