Btw verschuldigd vooruitbetaling fitnessabonnement
Belanghebbende exploiteert een fitnesscentrum.
De btw over de fitnessabonnementen is volgens belanghebbende op grond van het arrest BUPA Hospitals pas verschuldigd als alle relevante elementen van het belastbare feit bekend zijn. De in 2008 ontvangen bedragen zijn geen vooruitbetalingen (art 13 lid 1 Wet OB), omdat de abonnementen altijd kunnen worden opgezegd en het abonnementsgeld dan kan worden teruggevorderd. Bovendien is volgens belanghebbende ingevolge art 13, lid 1, onderdeel b, Wet OB pas btw verschuldigd als de dienst is verricht, dus pas in januari 2009. Van een daadwerkelijke (vooruit)betaling is volgens belanghebbende geen sprake, omdat de abonnementsgelden via automatische incasso van de rekening van de abonnementhouders worden geïncasseerd. Deze automatische incasso vormt geen betaling, omdat het initiatief niet van de abonnementhouder uitgaat, maar van belanghebbende.
Anders dan belanghebbende, vindt het Hof dat sprake is van vooruitbetalingen voor bepaalbare prestaties die in 2009 plaats (kunnen) hebben. De btw is dan uiterlijk verschuldigd op het moment waarop de vergoedingen voor de prestaties door belanghebbende zijn ontvangen (in casu december 2008) op grond van art 65 Btw-richtlijn/art 13 lid 2 Wet OB. De bij belanghebbende op haar bankrekening binnengekomen vooruitbetalingen behoren tot de vergoedingen voor de prestaties. Het maakt hierbij niet uit of abonnementhouders toestemming geven voor automatische incasso of het bedrag zelf overmaken naar de bankrekening van belanghebbende. Het arrest BUPA Hospitals maakt dit niet anders.
Anders dan belanghebbende bepleit zijn alle relevante elementen van de prestatie bij het vooruitbetalen van de fitnessabonnementen bekend. De prestaties van belanghebbende aan de abonnementhouders bestaan uit het ter beschikking stellen aan haar abonnementhouders van het fitnesscomplex en de daarbij behorende faciliteiten, en niet in de verrichting van individuele prestaties op verzoek van de abonnementhouders. Er is daarmee een rechtstreeks verband tussen de vooruitbetaalde abonnementen en de door belanghebbende te verrichten prestaties (vgl. Kennemer Golf & Country Club). Dat een abonnementhouder pas in 2009 en zelfs per week kiest welke lessen hij of zij wil volgen doet daaraan niet af. De keuze die een abonnementhouder heeft is al voldoende bepaald. Dat voor nieuwe abonnementhouders eerst een biometrische toegangsverificatie moet worden aangemaakt en dat hun dan pas toegang kan worden verleend tot het fitnesscentrum, maakt ook niet dat de prestatie minder bepaalbaar is. Dat een abonnement kan worden opgezegd is niet van invloed op de bepaalbaarheid van de prestatie en doet ook niet af aan de verschuldigdheid van de btw in 2008.
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 18-06-2019
- Datum publicatie
- 28-06-2019
- Zaaknummer
- 18/00116
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2018:68, Bekrachtiging/bevestiging
- Rechtsgebieden
- Belastingrecht
- Bijzondere kenmerken
- Hoger beroep
- Inhoudsindicatie
-
OB. Tijdigheid naheffingsaanslag. Tijdstip verschuldigdheid omzetbelasting voor vooruitbetaalde abonnementen. Aftrek voorbelasting.
- Vindplaatsen
- Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM – LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummer 18/00116
uitspraakdatum: 18 juni 2019
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 9 januari 2018, nummer AWB 16/3139, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amsterdam (hierna: de Inspecteur)
1Ontstaan en loop van het geding
2Vaststaande feiten
“(…)
Omdat het niet mogelijk is geweest om de volledige administratie 2008 in te zien, hebben wij niet kunnen vaststellen of is voldaan aan de vereiste zoals in artikel 35c van de wet op de omzetbelasting: De ondernemer bewaart kopieën van de door hemzelf dan wel, in zijn naam en voor zijn rekening, door zijn afnemer of een derde uitgereikte facturen, en alle door hemzelf ontvangen facturen in zijn administratie.
De voorbelasting moet in rekening zijn gebracht op een op de voorgeschreven wijze opgemaakte factuur. Uit de rechtspraak blijkt dat kleine gebreken in een factuur al tot gevolg kunnen hebben dat het recht op aftrek van voorbelasting verloren gaat (V-N 1985, blz. 2460 en V-N 1991, blz. 1512). Alleen een bankafschrift geeft volgens de rechter geen recht op aftrek (V-N 2001/20.2). De Hoge Raad heeft ingestemd met de beslissing van het Hof Amsterdam dat geen recht op aftrek bestaat als een ondernemer niet beschikt over de vereiste facturen of geen op de voorgeschreven wijze opgemaakte facturen kan tonen (V-N 2009/20.1.3).
In het jaar 2008 heeft [X] B.V. een bedrag van € 135.410 als voorbelasting op aangifte aangegeven en afgetrokken van de omzetbelasting die is verschuldigd over de omzet.
Wij corrigeren de verschuldigde omzetbelasting over de periode 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 met een bedrag van € 135.410.”
2.
“(…)
4. Betrokkene
Naam: [X] BV
(..)
Nummer beschikking: [0000.00.000] .F.01.8501
5Onderzoek
Ik heb op 11 januari 2016, in het kader van het hiervoor genoemde verzoek, de volgende systemen geraadpleegd:
– AOL (Archivering Omzetbelasting)
– DACAS (COA-Archiefgegevens)
– ZP05 (SAP Dispositielijst)
– VA03 (SAP Verkooporderoverzicht)
Ik heb in AOL ten aanzien van betrokkene, inzake het document naheffingsaanslag OB F.01.8501 het volgende waargenomen:
Dat er m.b.t. het OB-nummer [0000.00.000] .B.01, een naheffing met aanslagnummer F018501 en dagtekening 24-12-2013 over het tijdsvlak 01012008 t/m 31122008, is geregistreerd.
Ik heb in Excelspreadsheet HLP etc BCA RAP algemeen 2013 ten aanzien van betrokkene, inzake het document naheffingsaanslag OB F.01.8501 het volgende waargenomen:
Dat de partij documenten 1e AS OB met selectiedatum 13-12-2013 en dagtekening 24-12-2013 als soort Cav variant 1 in een aantal 3975 stuks en Cav variant 2 in een aantal van 40000 stuks tijdig zijn verzonden.
Ik heb in DACAS ten aanzien van betrokkene, inzake het document naheffingsaanslag OB F.01.8501 het volgende waargenomen:
Dat er op 17-12-2013 een aanslag, met aanslagnummer [0000.00.000] .F.01.8501 en dagtekening 24-12-2013, is geregistreerd.
Ik heb in een outputcontrole ten aanzien van het RUNID N0168600, inzake het document naheffingsaanslag OB F.01.8501 het volgende waargenomen:
Dat op 19-12-2013 de partij documenten met het RUNID N0168600 is gecontroleerd in een outputcontrole dossier 201312196-007 en eindproductnummer 900017 in een aantal van 3.975 stuks.
Ik heb in een outputcontrole ten aanzien van het RUNID N0168601, inzake het document naheffingsaanslag OB F.01.8501 het volgende waargenomen:
Dat op 19-12-2013 de partij documenten, met het RUNID N0168601, is gecontroleerd in een outputcontrole dossier 20131219-003, in een aantal van 40.000 stuks en deze is samengevoegd in een samengestelde partij documenten met het RUNID s:018468 met het eindproductnummer 900023, in een aantal van 40.010 stuks.
Ik heb in ZP05 ten aanzien van betrokkene, inzake het document naheffingsaanslag OB F.01.8501 geconstateerd:
Dat dit document is opgenomen in één van de partijen documenten, genaamd C02093 CAV 1 OB-Aansl. Var 1 C15093 met het RUNID r:168600 en generatienummer g:5773 in een aantal van 3.975 stuks en CAV 2 OB-Aansl. Var 2 met het RUNID s:018468 en generatienummer g:1570/5773 in een aantal 40.010 stuks.
Ik heb in ZP05 waargenomen dat de partijen documenten als het RUNID r:168600 met generatienummer g:5773 en RUNID s:018468 en generatienummer g:1570/5773 op 20-12-2013 zijn aangeboden aan PostNL ter postverzending.
Ik heb in VA03 ten aanzien van betrokkene, inzake het document naheffingsaanslag OB F.01.8501 geconstateerd:
Dat de partij als RUNID r:168600 met generatienummer g:5773 als Variant 01 onder het verkooporder 7002255340, in een aantal van 4.863 stuks en de partij als RUNID s:018468 en generatienummer g: 1570/5773 als Variant 02 onder verkooporder 7002255341, in een aantal van 40.010 stuks, tijdig en zonder problemen zijn aangeboden aan de postleverancier.
Met postbedrijf PostNL heeft de Belastingdienst/CA in het kalenderjaar 2013 contractueel vastgelegd dat partijen documenten van het soort als het RUNID r:168600 met generatienummer g:5773 en RUNID s:018468 met generatienummer g:1570/5773 worden bezorgd binnen 48 uren na aanbieding.
(…)”
3Geschil
4Beoordeling van het geschil
Tijdigheid naheffingsaanslag OB 2008
Tijdstip verschuldigdheid omzetbelasting voor vooruitbetaalde abonnementen
Aftrek voorbelasting
Factuur [B]
Betaling aan [C]
Factuur APK-keuringsstation
Factuur [E]
Dubbele betaling [H]
Aftrek van voorbelasting op grond van goedkeuring
Kostenvergoeding bezwaarfase
Heffingsrente
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.
5Griffierecht en proceskosten
Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.
6Beslissing
Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.R. van der Heide, voorzitter, mr. A. van Dongen en mr. A.E. Keulemans, in tegenwoordigheid van dr. J.W.J. de Kort als griffier.
De beslissing is op 18 juni 2019 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen. In verband daarmee is de
uitspraak ondertekend door
mr. A. van Dongen.
(J.W.J. de Kort) (A. van Dongen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 18 juni 2016.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH DEN HAAG.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 – het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Instantie Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak 09-01-2018
Datum publicatie Deze uitspraak is niet gepubliceerd op Rechtspraak.nl. Hier ziet u de gegevens die bij ons over deze uitspraak bekend zijn.
ZaaknummerAWB – 16 _ 3139
Formele relatiesHoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2019:5040, Bekrachtiging/bevestiging
RechtsgebiedenBelastingrecht
Bijzondere kenmerken
Inhoudsindicatie
Vindplaatsen
Verrijkte uitspraak