Deels aftrek voorbelasting voor aanleg parkeerplaatsen en tuin
Een holding heeft 100% van de aandelen in werk BV en belanghebbende BV. Man houdt 100% van de aandelen in de holding. Hij is direct dan wel indirect bestuurder van de holding, de werk BV en belanghebbende. Hij is op huwelijkse voorwaarden gehuwd met zijn echtgenote. Samen hebben ze in 2010 een woning laten bouwen op een perceel waarvan zij beiden eigenaar zijn. In de woning zijn kantoorruimten ingericht. Op het perceel zijn voorts een tuin en vier parkeerplaatsen aangelegd. Niet in geschil is dat de kantoorruimten en de parkeerplaatsen in gebruik zijn bij de genoemde vennootschappen.
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 10-03-2020
- Datum publicatie
- 27-03-2020
- Zaaknummer
- 19/00602
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2019:1297, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Rechtsgebieden
- Belastingrecht
- Bijzondere kenmerken
- Hoger beroep
- Inhoudsindicatie
-
OB. Geen aftrek voorbelasting huur kantoorruimte omdat niet is voldaan aan voorwaarden belaste verhuur. Aanvullend recht op aftrek voorbelasting voor aanleg parkeerplaatsen en tuin omdat groter deel toerekenbaar is aan belaste handelingen. Vergrijpboete.
- Vindplaatsen
- Rechtspraak.nl
Viditax (FutD), 27-03-2020
FutD 2020-1022
V-N Vandaag 2020/849 - Verrijkte uitspraak
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM – LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummer 19/00602
uitspraakdatum: 10 maart 2020
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 25 maart 2019, nummer AWB 17/3182, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Zwolle (hierna: de Inspecteur)
1Ontstaan en loop van het geding
2Vaststaande feiten
– Betreft aanleg tuin volgens afspraak (factuur 1);
o Arbeid en materiaal volgens offerte;
o Graszoden;
– Betreft geleverde planten (factuur 2);
o Plantmateriaal volgens afspraak;
– Betreft teveel planten berekend (factuur 3);
o Plantmateriaal;
– Betreft extra werk volgens afspraak (factuur 4)
o Volgens afspraak.
Tot de gedingstukken behoort eveneens een schets van het perceel, met inbegrip van de tuin.
De Inspecteur heeft op 18 november 2014 een derdenonderzoek aangekondigd bij [E] v.o.f. Tot de gedingstukken behoort een handgeschreven verslag van het bezoek van 19 november 2014. Dit verslag luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Blijft niet anders dan [E] te vragen naar [X] BV Deze naam zegt hem niets. De naam [C] zoveel te meer. Daar heeft hij de nodige gegevens van. [E] wil het liefste de naam [C] uit zijn systeem wissen. Hij heeft heel veel problemen gehad met [C] . [C] was heel tevreden over het werk/tuinaanleg. Hij wilde echter niet betalen. Iedere keer had hij volgens [E] een smoes om de betaling op te houden. (…) Uiteindelijk heeft [E] zijn vordering uit handen gegeven aan een advocaat. Deze heeft beslag laten leggen op bezittingen van [C] .
Uiteindelijk heeft [C] betaald.
De offerte en facturen die [E] heeft opgesteld n.a.v. zijn werkzaamheden zijn op naam gesteld van fam. [C] .
Ook de correspondentie van de advocaat staan op naam [C] .
Tijdstip werkzaamheden febr/mrt 2011.
Volgens dhr. [E] woonde [C] nog niet eens in [Z] t.t.v. het uitvoeren v.d. werkzaamheden.
De werkzaamheden die zijn gefactureerd betreffen het uitvoeren v.d. aanleg v.d. volledige tuin en niet alleen de parkeerplaats.
Facturen 28/09/2011 € 14000 incl.
16/08/2011 920 incl.
28.180 incl.”
De voormalig adviseur van Beheer en haar deelnemingen, [F] (hierna: [F] ), heeft op 12 december 2014 aan [C] een verslag gestuurd van het gesprek met [G] van de Belastingdienst (hierna: [G] ). In dit verslag is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“Op vrijdag 16 augustus 2013 hebben wij gezamenlijk overleg gehad met de heer [G] van de belastingdienst in verband met de belastingcontrole omzetbelasting en vennootschapsbelasting. Deze bespreking vond plaats op jouw kantoor aan de [a-straat 1] in [Z] . De heer [G] heeft dus de situatie van de kantoor- en parkeerruimte ter plekke waargenomen. In de bespreking heeft hij aangegeven, dat de kantoor- en parkeerruimte fiscaal zakelijk konden worden aangemerkt. Hij heeft tijdens die bespreking nog een toelichting gegeven op de 10 jarige herzieningsregeling voor investeringsgoederen en een berekening gemaakt op basis van de btw over het geïnvesteerde bedrag zijnde € 23.000, waarbij pro rato van de belaste en vrijgestelde prestaties de btw in 10 jaar teruggevorderd kan worden. (..)”
Tot de stukken van het geding behoort een brief van 31 januari 2017 van [I] (hierna: [I] ) van de Belastingdienst aan belanghebbende over de afwikkeling van het bezwaarschrift tegen de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2012. In de brief is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“(…) De navorderingsaanslag vennootschapsbelasting 2012 met aanslagnummer [00000] .V.27.0112 wordt gedeeltelijk verminderd.
De investering in tuin en parkeerplaatsen die voor rekening van de BV komt bedraagt, zoals blijkt uit het taxatierapport van [H] makelaars van 26 november 2015 € 27.500 in plaats van € 34.353.
De huurwaarde van de aan de BV ter beschikking gestelde grond bedraagt € 2.500 exclusief omzetbelasting.
Er zal alsnog een vaststellingsovereenkomst, te vergelijken met een recht van erfpacht, opgemaakt dienen te worden tussen [X] BV en de heer [C] en mevrouw M.A.L. [C] -Vonno. (…)”
Tot de gedingstukken behoort een vaststellingsovereenkomst, gesloten tussen belanghebbende en [C] en de echtgenote. In de overeenkomst is, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, het volgende opgenomen:
“Overwegingen:
a. a) Dat Dhr. [C] en Mevr. [D] eigenaars zijn van het perceel (parkeerplaatsen en tuin) dat gevestigd is op de [a-straat 1] , [Z] .
b) Dhr. [C] en Mevr. [D] verlenen het recht van opstal aan [X] B.V.
c) Dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de huur vergoeding door , [X] B.V., aan Dhr. en Mevr. [C] voor het gebruik van de ondergrond.
d) De jaarlijkse huur vergoeding door [X] B.V., is vastgesteld op jaarlijks € 2.500,- excl. B.T.W.
e) Bij beëindiging van de B.V. of de verkoop van de parkeerplaatsen en tuingedeelte door [X] B.V.(inpandig kantoorgedeelte) zal er een vergoeding betaald en worden overgedragen de heer [C] en Mevr [D] , die opdat moment in overeenstemming is met de dan geldende economische waarde bepaling van het inpandige kantoorpand gedeelte
f) Dat partijen daarom deze overeenkomst ( de”overeenkomst “) sluiten.”
3Geschil
In geschil is of de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. In dit verband beroept belanghebbende zich ook op gewekt vertrouwen. Ook is de vergrijpboete in geschil.
4Beoordeling van het geschil
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.
5Griffierecht en proceskosten
Nu het Hof het hoger beroep gegrond verklaart, dient de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht te vergoeden.
Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 525 voor de kosten in eerste aanleg (1 punt (bijwonen zitting) wegingsfactor 1 € 525) en € 525 voor de kosten in hoger beroep (1 punt (bijwonen zitting) wegingsfactor 1 € 525), ofwel in totaal op € 1.050 aan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en € 40 aan reiskosten voor het bijwonen van beide zittingen (Rechtbank en Hof).
6Beslissing
Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
– verklaart het bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond,
– vernietigt de uitspraken van de Inspecteur,
– vermindert de naheffingsaanslag tot € 3.673,
– vermindert de belastingrente dienovereenkomstig,
– vernietigt de boete,
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.090,
– gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 333 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 519 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. van Dongen, voorzitter, mr. V.F.R. Woeltjes en mr. F.W. van Willigenburg, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.
De beslissing is op 10 maart 2020 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(S. Darwinkel) (A. van Dongen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 10 maart 2020.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH DEN HAAG.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 – het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Niet gepubliceerd.