Geen aftrek voorbelasting voor privékosten notaris
Een notaris moest zijn notariskantoor verhuizen en heeft geprobeerd om het aan huis te vestigen. Hij heeft een jaar kantoor aan huis gehouden en daarna een andere kantoorruimte gevonden elders. Van ongeveer 10 jaar voorafgaand aan de verhuizing tot aan de verhuizing naar elders heeft de notaris juridische procedures gevoerd met de gemeente over onder andere het plaatsen van een bijgebouw bij zijn woning. Hiervoor heeft hij advieskosten gemaakt.
De vraag is of de btw op de advieskosten in aftrek komt.
Belanghebbende moet (omdat hij aanspraak maakt op aftrek) aannemelijk maken dat en in hoeverre hij recht heeft op aftrek van de voorbelasting. Het Hof heeft beoordeeld in hoeverre belanghebbende in de op hem rustende bewijslast is geslaagd. Het Hof heeft daartoe beoordeeld of een rechtstreeks en onmiddellijk verband bestaat tussen de adviesdiensten en de belastbare activiteit van belanghebbende zoals bedoeld in het arrest Wolfram Becker. Hierbij dient rekening te worden gehouden met alle omstandigheden waarin de betrokken verrichtingen hebben plaatsgevonden en alleen met de verrichtingen die objectief verband houden met de belastbare activiteit van de belastingplichtige. Wanneer vaststaat dat een handeling niet ten behoeve van de belastbare activiteit van een belastingplichtige is verricht, kan niet worden aangenomen dat tussen deze handeling en deze activiteit een rechtstreeks en onmiddellijk verband bestaat, ook al is deze handeling gelet op de objectieve inhoud ervan aan de btw onderworpen.
Het Hof stelt voorop dat uit de facturen niet kan worden afgeleid dat zij betrekking hebben op werkzaamheden met een zakelijk karakter. De notaris heeft geen enkel inzicht gegeven in de werkzaamheden waarvoor de verschillende facturen zijn uitgereikt. Zo ontbreken de specificaties. Het Hof leidt uit de vaststellingsovereenkomst (VSO) met de gemeente af dat belanghebbende met de diensten heeft beoogd in de eerste plaats zijn privébelangen te beschermen. De geschillen betroffen de woning en dus het privébezit van de notaris. Het notariskantoor was niet bij de geschillen met de gemeente betrokken. Dat en/of in hoeverre kosten zijn gemaakt voor het vestigen van een kantoor aan huis heeft de notaris niet voldoende onderbouwd. In de VSO wordt weliswaar gesproken over de mogelijkheid van een kantoor aan huis, maar belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat het hebben van een kantoor aan huis (als gevolg van de opzegging van de huur) een noodoplossing was en door allerlei omstandigheden niet ideaal bleek. De notaris heeft daarna nieuwe kantoorruimte buitenhuis gezocht. Uit de verklaring kan voorts worden afgeleid dat maximaal 200 m2 te weinig is om het gehele kantoor te kunnen huisvesten. Bovendien behelst de VSO op het punt van het kantoor aan huis niet meer dan een inspanningsverplichting van de gemeente en slechts indien belanghebbende daarom verzoekt. Het bijgebouw mocht uitsluitend een woonbestemming hebben. Dat belanghebbende als notaris meer klandizie is misgelopen als gevolg van het conflict met de gemeente is niet aannemelijk gemaakt.
Conclusie: geen aftrek voorbelasting.
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 26-11-2019
- Datum publicatie
- 06-12-2019
- Zaaknummer
- 18/00457
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2018:1628, Bekrachtiging/bevestiging
- Rechtsgebieden
- Belastingrecht
- Bijzondere kenmerken
- Hoger beroep
- Inhoudsindicatie
-
OB. Voorbelasting op facturen voor juridische werkzaamheden. Rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen diensten en belastbare activiteit van belastingplichtige? Vergrijpboete.
- Vindplaatsen
- Rechtspraak.nl
Viditax (FutD), 06-12-2019 - Verrijkte uitspraak
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM – LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummer 18/00457
uitspraakdatum: 26 november 2019
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 april 2018, nummer AWB 17/1687, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)
1Ontstaan en loop van het geding
2Vaststaande feiten
- -Artikel 1 Restauratie van de tuin
- -Artikel 2 Laurierhaag langs de [d-straat]
- -Artikel 3 Bijgebouw
- -Artikel 4 “Kantoor aan huis”
- -Artikel 5 Bezwaren van derden
- -Artikel 6 Overleg tussen partijen
- -Artikel 7 De strook
- -Artikel 8 Tennisbaan/zwembad
- -Artikel 9 Betaling, royement, finale kwijting
- -Artikel 10 Intrekking lasten
- -Artikel 11 Inzet van de “gemeentelijke groendienst”
- -Artikel 12 Inrit/uitrit
De VSO vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:
“Artikel 3 Bijgebouw
De Gemeente zal zich optimaal inspannen [X] de benodigde vergunning(en) te verlenen ten behoeve van de oprichting van een bijgebouw op de op de kaart (bijlage 1) met de aanduiding “Bgb”- vooralsnog indicatief – aangegeven locatie. Indien de mogelijkheid tot het oprichten van een bijgebouw op de zo-even bedoelde locatie niet wordt gerealiseerd, dan zal de Gemeente, zodra redelijkerwijs mogelijk en zonder de kosten daarvan aan [X] in rekening te brengen, de bestemming van het op de kaart (bijlage 1) gekruist aangegeven terreingedeelte wijzigen van “Tuin” in de bestemming “Wonen”.
(…)
Het bijgebouw heeft een oppervlakte van maximaal 110 m2. (…)
(…)
Artikel 4 “kantoor aan huis”
De Gemeente zal, indien [X] haar daarom verzoekt, zich optimaal inspannen de benodigde vergunning(en) te verlenen ten behoeve van de vestiging van een kantoor met een nuttige vloeroppervlakte van maximaal 200 m2 in de woning [B] aan de [c-straat 3] .
(…)”
“(…)
Kosten
(…)
In de jaren 2009 tot en met 2011 zitten de kosten van [C] . Deze kosten kunnen gesplitst worden in:
A. Procedures tegen de gemeente Laren
B. Procedure tegen de Belastingdienst
Ad A) Procedures tegen de gemeente Laren
De heer [X] heeft ruim 20 jaar diverse geschillen (gehad) met de gemeente Laren. Hij is van mening dat deze kosten geheel zakelijk zijn omdat:
- -In die periode (2009/2010) het notariskantoor weg moest uit het pand van [A] . Als notaris moest er nieuwe kantoorruimte komen in [Z] en in de procedure tegen de gemeente is het verkrijgen van een vergunning voor het houden van kantoorruimte aan huis onderdeel geworden van de procedures.
- -De gemeente ging het op de man spelen en bracht hierdoor de integriteit van het notariaat in
twijfel.
Tijdens het onderzoek is een concept vaststellingsovereenkomst (hierna VSO) ontvangen. Uit deze VSO komt naar voren dat de geschillen gaan over onder andere zijn rozentuin, de laurierhaag. de tennisbaan, het bijgebouw aan de [c-straat 3] te [Z] (zijn privé woning). Uit deze VSO komt naar voren dat de gemeente zich in zal spannen bij het verlenen van de benodigde vergunning(en) ten behoeve van de oprichting van een bijgebouw en de vestiging van een (notaris)kantoor in de woning. Er is op dat moment (begin 2011) dus nog geen aanvraag gedaan voor een vergunning voor de bouw van een bijgebouw en/of kantoor aan huis.
De kosten hebben betrekking op diverse procedures en deze zijn beëindigd door middel van een vaststellingsovereenkomst. Deze vaststellingsovereenkomst is op 18 januari 2011 tot stand gekomen. De procedures hadden betrekking op de privé woning van de heer [X] . De kosten van de procedures zouden, volgens belastingplichtige, in de jaren vanaf begin jaren 90 tot 2009 in privé betaald zijn
Ten aanzien van deze kosten van [C] is de Belastingdienst van mening dat deze grotendeels privé zijn omdat zij hun grondslag vinden in het geschil tussen de gemeente en de heer [X] als privé persoon.
Volgens belastingplichtige is in 2009 een schakelpunt ontstaan doordat hij geen werkzaamheden meer kon verrichten waarbij de gemeenten Laren betrokken was. Hij moet als notaris primair onpartijdig zijn en zelfs de schijn van partijdigheid vermijden. Volgens belastingplichtige is na 2009 het voortbestaan van zijn kantoor en daarmee zijn inkomen rechtstreeks verbonden aan de uitkomst van de procedure met de gemeente. Belastingplichtige vindt dat het juist voor een notaris onaanvaardbare gevolgen heeft als de gemeente die persoon van illegale praktijken beschuldigd. Voorts is, zoals uit de dading met de gemeente zou blijken, aan de orde geweest de bestemming voor wat betreft het toestaan van kantoor aan huis met een bijgebouw. Dat zijn, zoals de Belastingdienst zelf ook al erkende, zakelijke kosten.
Het is, volgens belastingplichtige, verder aan de belastingdienst om aan te tonen dat de in aftrek gebrachte kosten niet of slechts ten dele in aanmerking genomen moeten worden.
De bewijslast voor de zakelijkheid van kosten ligt bij belastingplichtige. De procedure tegen de gemeente is gestart als privé geschil hetgeen door belastingplichtige niet ontkend wordt. Gezien de omstandigheid dat er daarna in de procedures ook sprake is geweest van een vergunning voor het houden van kantoor aan huis, is een deel van de kosten mogelijk zakelijk. Wij schatten dit deel op 10% van de totale kosten. Wij hebben belastingplichtige gevraagd om inzage in deze juridische dossiers teneinde een nauwkeurigere schatting te maken. Belastingplichtige heeft deze gegevens niet ter inzage verstrekt.
De omstandigheid dat een privé geschil gevolgen heeft voor de werkzaamheden in de notarispraktijk maken de privé kosten niet zakelijk.
Het totaal van de kosten voor de procedures tegen de gemeente in jaren 2009 tot en met 2011 is:
Kosten omzetbelasting
2009 95.978,18 18.087,62
2010 48.630,42 9.182,75
2011 12.795,31 2.431,10
De correctie bedraagt dan:
2009 86.380
2010 43.767
2011 11.515
(…)
Naheffing
Er zal een naheffingsaanslag opgelegd worden uitgaande van de volgende bedragen aan enkelvoudige belasting:
2011 2.187
Voor 2009 en 2010 kan geen naheffingsaanslag opgelegd worden in verband met het verstrijken van de naheffingstermijn.
(…)
Over de correctie leg ik naast de aanslag een vergrijpboete ingevolge artikel 67f Algemene wet inzake rijksbelastingen en paragraaf 25 lid 3 en 28 Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst op. De vergrijpboete bedraagt 50%.
De grondslag van de boete is het bedrag van de aanslag, dan wel indien verliezen in aanmerking zijn of worden genomen, het bedrag waarop de aanslag zou zijn berekend zonder rekening te houden met de verliezen: een en ander voor zover dat bedrag als gevolg van de opzet van de belastingplichtige niet zou zijn geheven.
De feiten en omstandigheden op grond waarvan ik deze vergrijpboete op leg betreffen:
- -De procedures betroffen geschillen over uw privé onroerend goed, namelijk uw woning
- -Het geschil ging voornamelijk over privé zaken, namelijk de tuin, de tennisbaan en een bijgebouw die als woonruimte benut kan worden
- -Bijkomstig is de mogelijkheid om kantoor te houden in de woning
- -De kosten zouden tot 2009 ook als privé genomen zijn
- -Er is in 2009 niets veranderd aan de omstandigheden waardoor de kosten ineen (deels) zakelijk worden
(…)”
2.11.. Met dagtekening 28 mei 2016 zijn de naheffingsaanslag (ten bedrage van € 2.187), de boetebeschikking (ten bedrage van € 1.093) en de beschikking heffingsrente (ten bedrage van € 325) opgelegd aan belanghebbende. Daarbij heeft de Inspecteur, conform het rapport, 10% van de over de juridische kosten gefactureerde omzetbelasting als voorbelasting geaccepteerd.
3Geschil
In geschil is of de naheffingsaanslag, de boetebeschikking en de beschikking heffingsrente terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.
4Beoordeling van het geschil
Aftrek
Boete
Heffingsrente
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.
5Griffierecht en proceskosten
Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.
6Beslissing
Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Keulemans, voorzitter, mr. B.F.A. van Huijgevoort en mr. A. van Dongen, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Riethorst als griffier.
De beslissing is op 26 november 2019 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(J.H. Riethorst) (A.E. Keulemans)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 26 november 2019.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH DEN HAAG.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 – het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Deze uitspraak is niet gepubliceerd.