Geen beroep tegen beslissing verzoek ambtshalve teruggaaf omzetbelasting

rechter hamer boeken wetbundels

Geen beroep mogelijk tegen beslissing op verzoek om ambtshalve teruggaaf omzetbelasting

Door het gesloten stelsel van rechtsmiddelen kan tegen een ingevolge de belastingwet genomen besluit slechts beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld, als het gaat om een belastingaanslag, een voor bezwaar vatbare beschikking, of de voldoening of afdracht op aangifte. Tegen een beslissing van de inspecteur op een verzoek om ambtshalve teruggaaf staat geen beroep bij de bestuursrechter open.

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
28-06-2018
Datum publicatie
06-07-2018
Zaaknummer
AWB – 17 _ 3592
Rechtsgebieden
Belastingrecht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg – enkelvoudig
Inhoudsindicatie

Een ambtshalve beslissing o.g.v. art. 65 van de AWR is een besluit in de zin van art. 26 van de AWR. De rechtbank is bevoegd te oordelen over het beroep. Tegen een in dit geval afwijzende ambtshalve beslissing in het kader van de omzetbelasting staat echter geen beroep open. De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.

Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Viditax (FutD), 09-07-2018
Verrijkte uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummers: LEE 17/3592, 17/3593 en 17/3594

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 28 juni 2018 in de zaken tussen

[eiser] (h.o.d.n. [naam]), te [plaats], eiser

en

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Emmen, verweerder

(gemachtigde: [verweerder]).

Procesverloop

Het beroep is gericht tegen de afwijzing van verweerder van 13 september 2017 op eisers bij negatieve suppleties ingediende verzoeken om teruggaaf omzetbelasting.

Eiser heeft in het kader van het griffierecht een beroep gedaan op betalingsonmacht. De rechtbank heeft dit beroep gehonoreerd.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 juni 2018. Eiser is zonder bericht van verhindering, niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op de juiste wijze is uitgenodigd. Tevens volgt uit het nader ingekomen stuk van eiser van 12 juni 2018 dat hij op de hoogte was van datum en tijdstip van de behandeling van zijn zaken op zitting. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [verweerder].

Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.

Gronden

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.

2. Blijkens de bewoordingen van het beroepschrift is het beroep alleen gericht tegen de in verweerders brief van 13 september 2017 begrepen afwijzende beslissing op de verzoeken om ambtshalve teruggaven omzetbelasting, op grond van artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), over 2012 en 2013.

3. Vooropgesteld wordt dat een besluit van de inspecteur op grond van artikel 65 van de AWR naar het oordeel van de rechtbank dient te worden aangemerkt als een publiekrechtelijke rechtshandeling als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), en tevens als een ingevolge de belastingwet genomen besluit in de zin van artikel 26 van de AWR (vgl. HR 13 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:505, r.o. 2.3.3 en 2.3.4 en HR 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:674, r.o. 2.4.1). Daarom acht de rechtbank zich bevoegd om te oordelen over de beroepen van eiser (vgl. HR 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:674, r.o. 2.4.3).

4. Vanwege het gesloten stelsel van rechtsmiddelen kan, in afwijking van artikel 8:1 van de Awb, tegen een ingevolge de belastingwet genomen besluit slechts beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld, indien het betreft een belastingaanslag, een voor bezwaar vatbare beschikking, of de voldoening of afdracht op aangifte (zie artikel 26 van de AWR). Zoals bij 2. overwogen is daarvan geen sprake. Tegen een beslissing van de inspecteur op een verzoek om ambtshalve teruggaaf staat geen beroep bij de bestuursrechter open.

5. Gelet op het voorgaande zijn de beroepen niet-ontvankelijk verklaard.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

7. Partijen worden gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Deze uitspraak is op 28 juni 2018 gedaan door mr. A. Heidekamp, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. Tijnagel, griffier. Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt. De beslissing is op voormelde datum in het openbaar uitgesproken, evenals de rechtsmiddelenverwijzing.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

ECLI:NL:RBNNE:2018:2478