Geen omzetbelasting verschuldigd wegens privégebruik woning

omzetbelasting verschuldigd wegens privégebruik woning (champignonkwekerij)

Geen omzetbelasting verschuldigd wegens privégebruik woning

Belanghebbende is btw-ondernemer. De firmanten van belanghebbende zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. In 2009 en 2010 hebben de firmanten op hun grond een woning laten bouwen. Belanghebbende heeft de voorbelasting op de bouw van de woning in aftrek gebracht. De woning is in 2010 in gebruik genomen. De woning wordt grotendeels gebruikt door de firmanten (privé) en deels door belanghebbende (zakelijk, in werkruimten). Belanghebbende betaalt voor het zakelijke gebruik geen vergoeding aan de firmanten. Voor de inkomstenbelasting is de woning tot het privévermogen gerekend.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de voldoening van de btw wegens privégebruik van de woning in de laatste aangifte van de jaren 2015, 2016 en 2017. De Belastingdienst heeft de bezwaren afgewezen.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat het champignonkwekerij-arrest betrekking heeft op een andere situatie. In dat geval was sprake van een maatschap met drie maten (vader, moeder, dochter), die gebruik maakte van een pand dat slechts eigendom van twee van hen was. In de onderhavige zaak zijn de firmanten van belanghebbende dezelfde personen als de eigenaren van de woning. Belanghebbende heeft naar het oordeel van de Rechtbank de omzetbelasting over het privégebruik terecht voldaan.

Net als in het champignonkwekerij-arrest, is de woning volgens het Hof in opdracht van de twee firmanten van belanghebbende gebouwd. De woning is eigendom van deze twee firmanten en wordt door hen bewoond. De firmanten staan belanghebbende toe een deel van de woning (de werkruimten) voor bedrijfsdoeleinden te gebruiken. Dan kan niet worden geconcludeerd dat de woning in wezen tot het bedrijfsvermogen van belanghebbende behoort. Het is niet belanghebbende die de feitelijke beschikkingsmacht over de woning heeft, maar de twee firmanten. Volgens het Hof moet als eerste de vraag worden beantwoord of het investeringsgoed de ondernemer wel toebehoort, in die zin dat de ondernemer daarover als (ware hij) eigenaar kan beschikken (Auto Lease Holland). Dat kan belanghebbende niet. Volgens het Hof heeft belanghebbende, achteraf bezien, ten onrechte met een beroep op de vermogensetiketteringsleer (volledige) aftrek van voorbelasting voor de bouw van de woning gevraagd en gekregen.

Belanghebbende heeft de woning destijds ten onrechte voor de omzetbelasting tot haar bedrijfsvermogen gerekend en de voorbelasting op de bouw afgetrokken. Aangezien de woning niet tot haar bedrijfsvermogen behoort, is belanghebbende geen btw verschuldigd wegens het privégebruik door beide firmanten.

GerechtshofRechtbank
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
21-04-2020
Datum publicatie
01-05-2020
Zaaknummer
19/00731 t/m 19/00733
Formele relaties
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2019:1764, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Rechtsgebieden
Belastingrecht
Bijzondere kenmerken
Hoger beroep
Inhoudsindicatie

OB. Omzetbelasting verschuldigd wegens privégebruik woning?

Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
V-N Vandaag 2020/1158
Verrijkte uitspraak

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM – LEEUWARDEN

locatie Arnhem

nummers 19/00731 tot en met 19/00733

uitspraakdatum: 21 april 2020

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] VOF te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 23 april 2019, nummers LEE 18/2773 tot en met 18/2775, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almere (hierna: de Inspecteur)

1Ontstaan en loop van het geding

1.1.Belanghebbende heeft over de tijdvakken 1 oktober 2015 tot en met 31 december 2015, 1 oktober 2016 tot en met 31 december 2016 en 1 oktober 2017 tot en met 31 december 2017 omzetbelasting op aangifte voldaan.

1.2.De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.4.Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.Met instemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

2Vaststaande feiten

2.1.Belanghebbende verricht met omzetbelasting belaste activiteiten en kwalificeert in verband hiermee als ondernemer voor de omzetbelasting. De firmanten van belanghebbende zijn [A] en [B] . De firmanten zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden.

2.2.In 2009 en 2010 hebben de firmanten op grond die hun eigendom is een woning laten bouwen (hierna: de woning). Belanghebbende heeft de voorbelasting op de bouw van de woning in aftrek gebracht.

2.3.De woning is in 2010 in gebruik genomen. De woning wordt grotendeels gebruikt door de firmanten (privé) en deels door belanghebbende (zakelijk, in werkruimten). Belanghebbende betaalt voor het zakelijke gebruik geen vergoeding aan de firmanten. Voor de inkomstenbelasting is de woning tot het privévermogen gerekend.

2.4.Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de voldoening van de omzetbelasting wegens privégebruik van de woning in de laatste aangifte van de jaren 2015, 2016 en 2017. De Inspecteur heeft de bezwaren afgewezen.

2.5.De Rechtbank heeft geoordeeld dat het arrest van de Hoge Raad van 30 oktober 2015, nr. 14/03007, ECLI:NL:HR:2015:3175 (hierna: het champignonkwekerij-arrest) betrekking heeft op een andere situatie. In dat geval was sprake van een maatschap met drie maten (vader, moeder, dochter), die gebruik maakte van een pand dat slechts eigendom van twee van hen was. In de onderhavige zaak zijn de firmanten van belanghebbende dezelfde personen als de eigenaren van de woning. Belanghebbende heeft naar het oordeel van de Rechtbank de omzetbelasting over het privégebruik terecht voldaan.

3Geschil

In geschil is of belanghebbende omzetbelasting is verschuldigd vanwege privégebruik van de woning. Het geschil spitst zich toe op de vraag of van belang is dat, in afwijking van de situatie waarover de Hoge Raad in het champignonkwekerij-arrest heeft geoordeeld, de woning ter beschikking staat van alle firmanten van belanghebbende in plaats van een deel van hen. Belanghebbende leidt uit het champignonkwekerij-arrest af dat de woning ten onrechte tot het bedrijfsvermogen is gerekend en dat daarom geen omzetbelasting is verschuldigd wegens privégebruik. Het is niet belanghebbende die de woning privé gebruikt, maar de firmanten. De Inspecteur bestrijdt deze conclusies.

4Beoordeling van het geschil

4.1.Net als in de casus waarover de Hoge Raad heeft geoordeeld in het champignonkwekerij-arrest, is de woning in de onderhavige casus in opdracht van de twee firmanten van belanghebbende gebouwd. De woning is eigendom van deze twee firmanten en wordt door hen bewoond. De firmanten staan belanghebbende toe een deel van de woning (de werkruimten) voor bedrijfsdoeleinden te gebruiken. Onder deze omstandigheden kan niet worden geconcludeerd dat de woning in wezen tot het bedrijfsvermogen van belanghebbende behoort. Het is niet belanghebbende die de feitelijke beschikkingsmacht over de woning heeft, maar de twee firmanten. Het Hof licht toe dat met de feitelijke beschikkingsmacht niet wordt gedoeld op het gebruik van (delen van) de woning, maar op het Unierechtelijke begrip “macht om als eigenaar over een goed te beschikken”. Het Hof leidt uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie over vermogensetikettering af dat als eerste de vraag dient te worden beantwoord of het investeringsgoed de ondernemer wel toebehoort, in die zin dat de ondernemer daarover als (ware hij) eigenaar kan beschikken (arrest van 6 februari 2003, C-185/01, ECLI:EU:C:2003:73, Auto Lease Holland BV). Dat kan belanghebbende niet. Dat een vof op grond van het Nederlandse civiele recht nooit eigenaar van een onroerende zaak kan zijn, brengt het Hof niet tot een ander oordeel. Volgens het Hof is de enige juiste conclusie dat belanghebbende, achteraf bezien, ten onrechte met een beroep op de vermogensetiketteringsleer (volledige) aftrek van voorbelasting voor de bouw van de woning heeft gevraagd en gekregen.

4.2.Belanghebbende heeft de woning destijds ten onrechte voor de omzetbelasting tot haar bedrijfsvermogen gerekend en de voorbelasting op de bouw afgetrokken. Aangezien de woning niet tot haar bedrijfsvermogen behoort, is belanghebbende geen omzetbelasting verschuldigd wegens het privégebruik door beide firmanten.

4.3.Belanghebbende heeft in de aangiften voor het vierde kwartaal van 2015, 2016 en 2017 ten onrechte omzetbelasting begrepen wegens het privégebruik van de woning. Tussen partijen is dan niet in geschil dat aan belanghebbende € 5.028 per tijdvak dient te worden teruggegeven.

Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

5Griffierecht en proceskosten

Aangezien het Hof het hoger beroep en het beroep gegrond verklaart, dient de Inspecteur aan belanghebbende het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 522 voor de kosten in de bezwaarfase (2 punten (bezwaarschrift en bijwonen hoorzitting) x wegingsfactor 1 x € 261), € 1.050 voor de kosten in eerste aanleg (2 punten (beroepschrift en bijwonen zitting) x wegingsfactor 1 x € 525) en € 525 voor de kosten in hoger beroep (1 punt (hogerberoepschrift) x wegingsfactor 1 x € 525), ofwel in totaal op € 2.097.

6Beslissing

Het Hof:

– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,

– verklaart het bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond,

– vernietigt de uitspraken van de Inspecteur,

– gelast de Inspecteur aan belanghebbende een teruggaaf omzetbelasting te verlenen van € 5.028 voor het vierde kwartaal van 2015,

– gelast de Inspecteur aan belanghebbende een teruggaaf omzetbelasting te verlenen van € 5.028 voor het vierde kwartaal van 2016,

– gelast de Inspecteur aan belanghebbende een teruggaaf omzetbelasting te verlenen van € 5.028 voor het vierde kwartaal van 2017,

– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 2.097 en

– gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 338 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 519 in verband met het hoger beroep bij het Hof.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A. van Dongen, voorzitter, mr. B.F.A. van Huijgevoort en mr. A.E. Keulemans, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.

De beslissing is op 21 april 2020 in het openbaar uitgesproken.

De griffier is verhinderd de uitspraak De voorzitter,

te ondertekenen.

(A. van Dongen)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 21 april 2020.

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.

Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).

Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 – ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 – het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
23-04-2019
Datum publicatie
30-04-2019
Zaaknummer
AWB – 18 _ 2773
Formele relaties
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2020:3253, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Rechtsgebieden
Belastingrecht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg – enkelvoudig
Inhoudsindicatie

Beroep op het Champignonkwekerij-arrest om geen omzetbelasting te betalen over het privégebruik van een woning, faalt.

Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Viditax (FutD), 01-05-2019
FutD 2019-1222
V-N Vandaag 2019/1052
NTFR 2019/1617 met annotatie van Mr. P.F. Zijlstra
V-N 2019/34.2.2
Verrijkte uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummers: LEE 18/2773, 18/2774 en 18/2775

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 23 april 2019 in de zaken tussen

[eiseres] V.O.F., te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde eiseres] ),

en

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Almere, verweerder

(gemachtigde: [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Eiseres heeft op 2 februari 2016 op aangifte omzetbelasting voldaan over het tijdvak 1 oktober 2015 tot en met 31 december 2015. Hierin is begrepen een bedrag van € 5.028 dat betrekking heeft op het privégebruik van een woning. Eiseres heeft daartegen op 4 februari 2016 bezwaar gemaakt.

Eiseres heeft op 31 januari 2017 op aangifte omzetbelasting voldaan over het tijdvak 1 oktober 2016 tot en met 31 december 2016. Hierin is begrepen een bedrag van € 5.028 dat betrekking heeft op het privégebruik van een woning. Eiseres heeft daartegen op 7 februari 2017 bezwaar gemaakt.

Eiseres heeft op 8 februari 2018 op aangifte omzetbelasting voldaan over het tijdvak 1 oktober 2017 tot en met 31 december 2017. Hierin is begrepen een bedrag van € 5.028 dat betrekking heeft op het privégebruik van een woning. Eiseres heeft daartegen op 2 februari 2018 bezwaar gemaakt.

Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar, alle van 10 juli 2018, de bezwaren afgewezen.

Eiseres heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2019. Namens eiseres is haar gemachtigde verschenen. Verweerder is daar eveneens vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, bijgestaan door [bijstand] .

Overwegingen

Feiten

De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.

1.1.[echtgenoot] en [echtgenote] zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden en exploiteren in de vorm van een vennootschap onder firma (VOF), waarvan zij de (enige) vennoten zijn, een transportbedrijf.

1.2.Op hun naam en op hun grond hebben voormelde [echtgenoot] en [echtgenote] in 2009 (start) en 2010 (gereed) een woning gebouwd.

1.3.In 2010 is de woning in gebruik genomen door [echtgenoot] en [echtgenote] . Naast dat zij er in wonen, wordt deze tevens gebruikt ten behoeve van het transportbedrijf van de VOF. Voor dat gebruik ontvangen [echtgenoot] en [echtgenote] geen vergoeding.

1.4.Voor de inkomstenbelasting behoort de bedrijfswoning tot het privévermogen.

1.5.Eiseres heeft in 2009 en 2010 de in rekening gebrachte omzetbelasting van de nieuw gebouwde woning volledig in aftrek gebracht.

1.6.Eiseres geeft vanaf 2010 omzetbelasting aan en draagt deze af vanwege het privé gebruik van de woning.

Geschil en beoordeling

2. In geschil is of eiseres voor de jaren 2015, 2016 en 2017 voor de omzetbelasting een bedrag voor privégebruik van de woning moet aangeven en voldoen. Eiseres beroept zich op het arrest van de Hoge Raad van 30 oktober 2015, dat wordt aangeduid als het Champignonkwekerij-arrest (ECLI:NL:HR:2015:3175). Zij stelt met een beroep op dit arrest dat het privédeel van de woning niet tot het ondernemingsvermogen voor de omzetbelasting kan worden gerekend. Daarom is er nu geen grondslag voor belastingheffing over het privégebruik van de woning, zo stelt zij.

3. Verweerder is het hiermee niet eens. Hij stelt dat de woning voor de omzetbelasting tot het ondernemingsvermogen van eiseres behoort en dat de situatie bij eiseres anders is dan in het Champignonkwekerij-arrest.

4. De rechtbank overweegt dat het geschil over de heffing van omzetbelasting over privégebruik van de woning zich toespitst op de vraag of de woning in zijn geheel tot het ondernemingsvermogen voor de omzetbelasting kan worden gerekend. Indien het gedeelte van de woning dat niet wordt gebruikt door het transportbedrijf, geen ondernemingsvermogen voor de omzetbelasting is, ontbreekt namelijk de grondslag voor de heffing op grond van artikel 4, lid 2, onderdelen a en b Wet op de omzetbelasting 1968.

5. De rechtbank stelt vast dat eiseres gedurende de bouw van de woning in 2009 en 2010 de voorbelasting volledig in aftrek heeft genomen op grond van het

arrest Charles en Charles-Tijmens (ECLI:NL:EU:C:2005:463) en het Maatschapsarrest (Hoge Raad 5 januari 1983, ECLI:NL:HR:1983:AW9011).

Daarmee heeft zij naar het oordeel van de rechtbank het standpunt ingenomen dat sprake is van een investeringsgoed dat zij zowel zakelijk als privé gebruikte.

6. Dit zou, naar het oordeel van de rechtbank, slechts anders kunnen zijn wanneer eiseres destijds geen recht had op de volledige aftrek van omzetbelasting. Eiseres, die deze mening is toegedaan, onderbouwt dit met een verwijzing naar het Champignonkwekerij-arrest. Eiseres is van mening dat de situatie van het Champignonkwekerij-arrest op geen enkel punt afwijkt van haar eigen situatie met uitzondering van de samenstelling van de investerende vennoten. Zij is van mening dat zij gelijk als in het Champignonkwekerij-arrest niet heeft geïnvesteerd in de woning, zodat bij haar wat betreft het woongedeelte geen etiketteringsmogelijkheid bestaat.

7. De rechtbank stelt vast dat anders dan in het Champignonkwekerij-arrest in dit geval – volgens het standpunt van eiseres – de gestelde investeerders in de woning ( [echtgenoot] en [echtgenote] ) precies dezelfde zijn als de vennoten, die eiseres vormen. Dat maakt, naar het oordeel van de rechtbank, dat de aftrek van de volledige omzetbelasting bij de bouw en oplevering van de woning samenhing met de keuze van deze twee vennoten, lees: eiseres. Deze keuze kan, nu uitsluitend [echtgenoot] en [echtgenote] eiseres vormen en mede omdat de VOF geen rechtspersoonlijkheid heeft, niet los worden gezien van de vermogensetikettering. De destijds gerechtvaardigde keuze om de omzetbelasting volledig in aftrek te brengen, kan niet anders gezien worden dan dat die is gebaseerd op de keuze om de woning voor de omzetbelasting tot het ondernemingsvermogen van eiseres te rekenen. Dat [echtgenoot] en [echtgenote] voorts geen vergoeding voor het gebruik van de woning hebben ontvangen en dat de woning voor de inkomstenbelasting tot het privévermogen wordt gerekend, doet daaraan niets af.

8. Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank een beroep op het Champignonkwekerij-arrest daarom af. Destijds heeft eiseres terecht de aftrek genoten van de volledige omzetbelasting die ziet op de woning. Nu niet in geschil is dat de woning in de jaren 2015, 2016 en 2017 voor privé wordt gebruikt, is over die jaren voor de omzetbelasting terecht een bedrag voor privégebruik van de woning aangegeven en voldaan.

9. De beroepen zijn ongegrond.

10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. P.P.D. Mathey-Bal, rechter, in aanwezigheid van

mr. H.J. Haanstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 april 2019.

w.g. griffier

w.g. rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.