Geen schending hoorplicht na 2 afgezegde hoorgesprekken en ingebrekestelling
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting van de Gemeente Rotterdam.
De vraag is o.a. of er sprake is van een schending van de hoorplicht.
De rechtbank is van oordeel dat (gemachtigde van) belanghebbende voldoende in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord. Hij is twee maal in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Weliswaar heeft hij gesteld op de voorgestelde data niet gehoord te kunnen worden, maar hij heeft dit niet (met stukken) onderbouwd. Verder blijkt niet dat hij zelf enig initiatief heeft getoond voor het maken van een nieuwe afspraak voor een hoorgesprek. Verder heeft hij de gemeente niet terug gebeld terwijl hij wist dat deze vijf pogingen heeft ondernomen hem telefonisch te bereiken. Van hem had verwacht mogen worden dat hij – al dan niet op een later moment – had teruggebeld voor het maken van een nieuwe afspraak voor een hoorgesprek. In plaats daarvan heeft belanghebbende een ingebrekestelling naar de gemeente verzonden. Hierdoor mocht de gemeente er van uitgaan dat hij geen behoefte meer had aan een hoorzitting. Hierbij acht de rechtbank van belang dat in de ingebrekestelling niet meer is aangegeven dat hij (ondanks de ingebrekestelling) gehoord wilde worden.
- Instantie
- Rechtbank Rotterdam
- Datum uitspraak
- 29-11-2019
- Datum publicatie
- 03-12-2019
- Zaaknummer
- ROT 19/382
- Rechtsgebieden
- Belastingrecht
- Bijzondere kenmerken
- Eerste aanleg – enkelvoudig
- Inhoudsindicatie
-
parkeerbelasting – horen – eiser is voldoende in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord – gelet op ingebrekestelling mocht verweerder er van uitgaan dat eiser geen behoefte meer had aan een hoorzitting – aanslag terecht – beroep ongegrond
- Vindplaatsen
- Rechtspraak.nl
Viditax (FutD), 04-12-2019
FutD 2019-3212
V-N Vandaag 2019/2775 - Verrijkte uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 19/382
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2019 in de zaak tussen
gemachtigde: F.R. Eggink ,
en
de directeur gemeentebelastingen Rotterdam, verweerder,
gemachtigde: mr. R. Mahbobe.
Procesverloop
Verweerder heeft een naheffingsaanslag parkeerbelasting met dagtekening 6 juni 2018 aan eiser opgelegd van € 63,67.
Bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 4 februari 2019 (het bestreden besluit), heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2019. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Eiser en zijn gemachtigde zijn met bericht van verhindering niet verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Op 28 mei 2018 om 17:43 uur heeft een parkeercontroleur geconstateerd dat de auto met kenteken [kentekennummer] , merk Volkswagen (de auto), geparkeerd stond op Tandwielstraat te Rotterdam zonder dat er (voldoende) parkeerbelasting was betaald. Naar aanleiding van deze constatering is eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting van € 63,67 (€ 1,67 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 62,- aan kosten naheffing) opgelegd.
Geschilpunten
2. In geschil is of er sprake is van een schending van de hoorplicht. Daarnaast is in geschil of de naheffingsaanslag op de juiste wijze kenbaar is gemaakt. Tot slot is de naheffingsaanslag in geschil.
Horen
3. De gemachtigde van eiser heeft verzocht te worden gehoord. Hij is bij brief van
17 december 2018 uitgenodigd voor een hoorzitting op 24 december 2018 om 14:00 uur in Rotterdam. Bij brief van 21 december 2018 heeft de gemachtigde van eiser aangegeven dat hij niet op de hoorzitting kan verschijnen omdat hij op diezelfde dag diverse rechtszaken en klantenbezoeken heeft. Verder verzoekt hij om op een andere datum telefonisch te worden gehoord. Vervolgens is de gemachtigde van eiser bij brief van 27 december 2018 uitgenodigd voor een telefonische hoorzitting op 7 januari 2019 om 15:00 uur. Bij mail van
4 januari 2019 heeft de gemachtigde van eiser aangegeven dat hij op 7 januari 2019 om 15:00 uur niet gehoord kan worden omdat hij op diezelfde dag drie rechtszaken en een aantal klantbezoeken heeft. Hij verzoekt om een andere datum en geeft aan dat hij vanaf
30 januari 2019 tot en met 2 maart 2019 verhinderd is. Op 7 januari 2019 heeft verweerder vijf keer telefonisch contact opgenomen met de gemachtigde van eiser, zonder hem te kunnen bereiken. Bij brief van 19 januari 2019 heeft de gemachtigde van eiser verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. Verweerder heeft daarop op 4 februari 2019 uitspraak op bezwaar gedaan, zonder de gemachtigde van eiser te horen.
Bekendmaking naheffingsaanslag
4. Eiser voert aan dat er ten onrechte geen naheffingsaanslag is achtergelaten op de auto.
Naheffingsaanslag
5. Eiser voert aan dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd, omdat hij wel parkeerbelasting heeft voldaan. Daartoe stelt eiser eerst dat het parkeerkaartje van het dashboard is gevallen, later stelt eiser dat hij niet het juiste kenteken heeft ingevoerd. Omdat iemand heeft betaald waar eiser nu geen contact meer heeft, kan hij geen betaalbewijs meer overleggen, aldus eiser.
Omdat Rotterdam sinds 2014 het kentekenparkeren heeft ingevoerd en het plaatsen van een parkeerkaartje achter de voorruit van een auto niet meer nodig is, kan eiser in zijn eerste stelling, dat het parkeerkaartje van het dashboard is gevallen, niet worden gevolgd. Eisers tweede stelling, dat hij niet het juiste kenteken heeft ingevoerd, is verder op geen enkele wijze onderbouwd. Eiser heeft ook niet op een andere wijze onderbouwd dat er wel parkeerbelasting is voldaan. Dat iemand zou hebben betaald waar eiser nu geen contact meer mee heeft, komt voor zijn rekening en risico.
Voor zover eiser stelt dat zijn auto geparkeerd stond met de rechtervoorwiel op de stoep zodat sprake is van een ‘Mulder’-feit, volgt de rechtbank hem niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met de door hem ter zitting gegeven toelichting en de overgelegde foto’s aannemelijk gemaakt dat eiser geparkeerd stond op een fiscale parkeerplaats. Dit betekent dat parkeerbelasting moest worden betaald. Nu dat niet is gedaan, heeft verweerder de naheffingsaanslag terecht opgelegd.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.I. Blagrove, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.W.F. van Deyzen, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op
29 november 2019.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer).