Geen verlaagd btw-tarief voor verhuur polyvalken en kajuitzeiljachten
A verhuurt polyvalken en de kajuitzeiljachten. A heeft een accommodatie aan de wal – een jachthaven die mede functioneert als passantenhaven – in eigendom van waaruit de verhuur plaatsvindt. Daarnaast exploiteert A een camping. De jachthaven beschikt over ligplaatsen met aanlegsteigers, een (winter)stalling, een kantoorgebouw met receptie, een horecagelegenheid en een sanitaire ruimte met daarin douches en toiletten.
De vraag is of A met het ter beschikking stellen van de polyvalken en de kajuitzeiljachten gelegenheid geeft tot sportbeoefening als bedoeld post b3 van tabel I Wet OB en daardoor ter zake van de verhuur van de polyvalken en de kajuitzeiljachten het verlaagde btw-tarief van toepassing is.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat geen sprake is van het ter beschikking stellen van een (recht van gebruik van een) sportaccommodatie. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de ligplaatsen, de sanitaire voorzieningen en de overige in de jachthaven aanwezige voorzieningen die A ter beschikking stelt op zichzelf noch tezamen worden aangemerkt als een sportaccommodatie. Deze voorzieningen zijn namelijk gelet op de aard en inrichting daarvan duidelijk niet bestemd voor het beoefenen van sport. Ook acht de rechtbank deze voorzieningen niet daadwerkelijk nodig voor de door A gestelde beoefening van (zeil)sport met de door A verhuurde polyvalken en de kajuitzeiljachten. Deze voorzieningen strekken enerzijds tot de stalling van de polyvalken en de kajuitzeiljachten in de jachthaven, anderzijds wordt daarmee voorzien in een zeker comfort voor de gebruikers ervan. De conclusie is dat de (samengestelde) prestatie van A, bestaande uit het ter beschikking stellen van polyvalken en kajuitzeiljachten en het gebruik van de voorzieningen in de jachthaven, niet is aan te merken als het geven van gelegenheid tot sportbeoefening onder terbeschikkingstelling van een sportaccommodatie. Dit betekent dat het verlaagde btw-tarief niet van toepassing is.
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
21-12-2023
Datum publicatie
15-01-2024
Zaaknummer
LEE 22/2157
Rechtsgebieden
Belastingrecht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg – meervoudig
Inhoudsindicatie
OB, de rechtbank beoordeelt of eiseres met het ter beschikking stellen van de polyvalken en de kajuitzeiljachten gelegenheid geeft tot sportbeoefening als bedoeld post b.3 van de bij de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB) behorende tabel I en daardoor ter zake van de verhuur van de polyvalken en de kajuitzeiljachten het verlaagde tarief van toepassing is.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
FutD 2024-0139
V-N Vandaag 2024/136
NLF 2024/0164
Verrijkte uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/2157
uitspraak van de meervoudige kamer van 21 december 2023 in de zaak tussen
[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres(gemachtigde: [gemachtigde eiseres] ),
en
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Leeuwarden, verweerder
(gemachtigde: [gemachtigde verweerder] ).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 1 april 2022.
1.1.
Eiseres heeft op 26 oktober 2020 op aangifte een bedrag van € 33.538 aan omzetbelasting voldaan voor het tijdvak 1 juli 2020 tot en met 30 september 2020 (het derde kwartaal van 2020). In deze aangifte is een bedrag aan omzetbelasting aangegeven van € 49.641 en is afgetrokken een bedrag aan voorbelasting van € 16.103. Eiseres heeft tegen de voldoening op aangifte bezwaar gemaakt..
1.2.
Verweerder heeft het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.3.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 10 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: Namens eiseres was [persoon 1] aanwezig, bijgestaan door [persoon 2] en [persoon 3] . Namens verweerder was diens gemachtigde aanwezig, bijgestaan door [persoon 4] en [persoon 5] .
1.5.
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht zes weken later uitspraak te doen.
Feiten
2.1.
Eiseres verhuurt (onder meer) polyvalken en de kajuitzeiljachten. Eiseres heeft een accommodatie aan de wal – een jachthaven die mede functioneert als passantenhaven – in eigendom van waaruit de verhuur plaatsvindt. Daarnaast exploiteert eiseres een camping. De jachthaven beschikt over ligplaatsen met aanlegsteigers, een (winter)stalling, een kantoorgebouw met receptie, een horecagelegenheid en een sanitaire ruimte met daarin douches en toiletten.
2.2.
Na betaling van de huur krijgt de huurder van een polyvalk of een kajuitzeiljacht het recht gebruik te maken van de volgende voorzieningen:
– Gebruik van de polyvalk of de kajuitzeiljacht;
– Mondelinge instructie en uitleg over het gebruik van de polyvalk of de kajuitzeiljacht;
– Gebruik van de aanlegsteigers;
– Gebruik van de parkeergelegenheid;
– Gebruik van toiletten en douches;
– Gebruik van stroom- water- en afvalvoorzieningen.
Verder verzorgt eiseres het onderhoud en het schoonmaken van de polyvalken en de kajuitzeiljachten na de verhuurperiode, zodat deze gebruiksklaar zijn voor de volgende huurders.
2.3.
De kajuitzeiljachten hebben de volgende voorzieningen:
– Een zitgedeelte;
– Een slaapgelegenheid;
– Een aantal type kajuitzeiljachten is voorzien van een keukenblok.
2.4.
De polyvalken hebbende de volgende voorzieningen:
– Zeilinventaris;
– Slaapgelegenheid (mits ook een overkapping wordt gehuurd).
Ook beschikken de polyvalken en de kajuitzeiljachten over een motor die onder meer gebruikt wordt om de haven mee uit te varen naar het open water waar gezeild wordt. Het is niet toegestaan om in de jachthaven te zeilen.
2.5.
Eiseres heeft ter zake van de verhuur van de polyvalken en de kajuitzeiljachten in het derde kwartaal van 2020 voor de omzetbelasting het algemene tarief toegepast. Eiseres heeft voor het derde kwartaal 2020 in totaal € 49.641 aan omzetbelasting aangegeven voor leveringen en diensten belast met het algemene tarief. Hiervan heeft € 12.110 betrekking op de verhuur van de polyvalken en de kajuitzeiljachten.
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank beoordeelt of eiseres met het ter beschikking stellen van de polyvalken en de kajuitzeiljachten gelegenheid geeft tot sportbeoefening als bedoeld post b.3 van de bij de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB) behorende tabel I en daardoor ter zake van de verhuur van de polyvalken en de kajuitzeiljachten het verlaagde tarief van toepassing is.1 Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Standpunten van partijen
4.1.
Eiseres stelt dat op haar (samengestelde) prestatie het verlaagde tarief van toepassing is. Onder verwijzing naar onder meer de uitspraak van het Hof Den Bosch van 1 februari 2018 (ECLI:NL:GHSHE:2018:374) stelt eiseres dat zeilen met de polyvalken en de kajuitzeiljachten kwalificeert als sportbeoefening. Eiseres wijst er in dit verband op dat het zeilen op de polyvalken en de kajuitzeiljachten met krachtinspanningen gepaard gaat. Verder stelt eiseres onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 26 januari 2007 (ECLI:NL:HR:2007:AW2214) en het arrest Baštová van het Hof van Justitie van de Europese Unie (ECLI:EU:C:2016:855) dat zij een sportaccommodatie ter beschikking stelt van waaruit deze sportbeoefening plaatsvindt. De ter beschikking gestelde ligplaatsen en havenfaciliteiten, de voor de (zeil)sport aangepaste ruimten, de polyvalken en de kajuitzeiljachten vormen de (belangrijkste) sportattributen. Omdat sprake is van een samengestelde prestatie, is het betreden en gebruiken van deze sportaccommodatie in samenhang met de sportbeoefening door het zeilen met de polyvalken en de kajuitzeiljachten de (samengestelde) prestatie die kwalificeert als het gelegenheid geven tot sportbeoefening en waarop het verlaagde tarief van toepassing is.
4.2.
Subsidiair stelt eiseres dat zij aan het Besluit Omzetbelasting, Toelichting Tabel I2 het vertrouwen kan ontlenen dat op haar diensten het verlaagde tarief van toepassing is, omdat haar prestatie uit meer bestaat dan uit de enkele verhuur van boten, wat in haar optiek tussen partijen niet in geschil is.
5.1.
Verweerder stelt dat de (samengestelde) prestatie van eiseres kwalificeert als de verhuur van vaartuigen en niet als het geven van gelegenheid tot sportbeoefening. Dit volgt onder meer uit de huurvoorwaarden en de website van eiseres. Uit de huurvoorwaarden blijkt niet dat eiseres, naast de verhuur van een polyvalk of een kajuitzeiljacht, zich verbindt tot het verrichten van aanvullende diensten. De aangeboden jachthavenfaciliteiten voor de huurders van de polyvalken en de kajuitzeiljachten zijn daarom van ondergeschikt belang bij de verhuur van de vaartuigen. Zij vormen reguliere, bij de verhuur bijkomstige dienstverrichtingen.
5.2.
Verder betoogt verweerder dat de polyvalken en de kajuitzeiljachten, noch de jachthaven, noch het samenstel van beide, een sportaccommodatie vormen, reeds omdat er geen sportbeoefening plaatsvindt. Hierdoor is geen sprake van een sportaccommodatie die ter beschikking wordt gesteld aan de huurders van de polyvalken en de kajuitzeiljachten. De polyvalken en de kajuitzeiljachten liggen volledig ingericht en klaar voor vertrek in de jachthaven. De jachthaven wordt door de huurders uitsluitend gebuikt voor het aan- en afmeren van de polyvalken en de kajuitzeiljachten. Eiseres stelt verder geen (aangrenzend) gemarkeerd of afgebakend vaarwater (exclusief) ter beschikking aan de huurders van de polyvalken en de kajuitzeiljachten. De polyvalken en de kajuitzeiljachten zelf kwalificeren evenmin als sportaccommodatie en deze zijn ook niet specifiek ingericht of bestemd voor sportbeoefening, maar ingericht en bestemd voor meerdaags algemeen recreatief gebruik. Zo zijn de kajuitzeiljachten voorzien van zitgelegenheid en slaapvertrekken. De polyvalken kunnen ook worden gebruikt voor overnachtingen als een brede dektent wordt gehuurd. De conclusie van verweerder is dat op de dienstverrichting van eiseres het algemene en niet het verlaagde tarief van toepassing is.
5.3.
Voor wat betreft het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel, merkt verweerder op dat onder punt 2.2 van het door eiseres aangehaalde besluit (zie 4.2.) wordt beschreven wat onder een sportaccommodatie wordt verstaan. De dienst van eiseres voldoet niet aan die definitie van een sportaccommodatie. Eiseres kan daarom er niet op vertrouwen dat het Besluit op haar activiteiten van toepassing is.
Beoordeling
6.1.
De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres een samengestelde dienst aanbiedt, bestaande uit de verhuur van de polyvalken en de kajuitzeiljachten en het mogen gebruikmaken van de voorzieningen in de jachthaven (zie 2.2.).
6.2.
De rechtbank overweegt dat artikel 9, tweede lid, onderdeel a, Wet OB bepaalt dat het verlaagde tarief van toepassing is op de levering van goederen en diensten die zijn vermeld in de bij de Wet OB behorende Tabel I. Post b.3 van Tabel I luidt: “het geven van gelegenheid tot sportbeoefening (…)”. Post b.3 van Tabel I moet richtlijnconform worden uitgelegd. Dit houdt in dat de reikwijdte daarvan samenvalt met die van post 14 van Bijlage III bij Btw-richtlijn 2006 op grond waarvan de lidstaten het verlaagde btw-tarief mogen toepassen op het verlenen van “het recht gebruik te maken van sportaccommodaties.” Bepalingen van bijlage III bij de Btw-richtlijn moeten, omdat het uitzonderingen betreffen op de hoofdregel, strikt en overeenkomstig de gebruikelijke betekenis van de betrokken woorden worden uitgelegd.
7. In het arrest Baštová heeft het Hof van Justitie overwogen:
“65. Het begrip ‘recht gebruik te maken van sportaccommodaties’ moet daarom aldus worden uitgelegd dat dit het recht betreft accommodaties te gebruiken die voor sportbeoefening en lichamelijke opvoeding zijn bestemd, alsmede het gebruik daarvan met dat doel voor ogen.
66. Daaruit volgt dat diensten die verband houden met het gebruik van accommodaties die nodig zijn voor de beoefening van de paardensport, onder punt 14 van bijlage III bij de btw-richtlijn kunnen vallen, maar dat dit niet het geval is voor diensten die verband houden met het gebruik van accommodaties bestemd voor het passieve verblijf van paarden in een stal, hun voedering of verzorging, en evenmin voor rust- of opslagplaatsen.”3
8. Uit de geciteerde overwegingen volgt dat sprake moet zijn van een accommodatie die voor sportbeoefening en lichamelijke opvoeding is bestemd. Daaruit volgt verder dat het verlenen van het gebruiksrecht van een accommodatie die niet een sportaccommodatie is niet valt onder de tabelpost, ook niet als die accommodatie wel wordt gebruikt met het doel van sportbeoefening of lichamelijke opvoeding voor ogen. Diensten die verband houden met het gebruik van accommodaties voor stalling of als berg-, rust-, lig- of opslagplaatsen van attributen waarmee een sport wordt bedreven, vallen niet onder het toepassingsbereik van post 14 van Bijlage III bij de Btw-richtlijn 2006.4
9. De rechtbank is van oordeel dat uit de vaststaande feiten niet kan worden geconcludeerd dat sprake is van het ter beschikking stellen van een (recht van gebruik van een) sportaccommodatie. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de ligplaatsen, de sanitaire voorzieningen en de overige in de jachthaven aanwezige voorzieningen die eiseres ter beschikking stelt op zichzelf noch tezamen worden aangemerkt als een sportaccommodatie. Deze voorzieningen zijn namelijk gelet op de aard en inrichting daarvan duidelijk niet bestemd voor het beoefenen van sport. Ook acht de rechtbank deze voorzieningen niet daadwerkelijk nodig voor de door eiseres gestelde beoefening van (zeil)sport met de door eiseres verhuurde polyvalken en de kajuitzeiljachten. Deze voorzieningen strekken enerzijds tot de stalling van de polyvalken en de kajuitzeiljachten in de jachthaven, anderzijds wordt daarmee voorzien in een zeker comfort voor de gebruikers ervan. Het beroep van eiseres op het arrest van Hoge Raad 10 augustus 2007 doet hieraan niet af.5 In dat arrest oordeelde de Hoge Raad dat start en finish, met de daarbij behorende voorzieningen, die samen met een parcours gedurende de duur van de sportbeoefening zijn gereserveerd voor die sportbeoefening, kunnen vallen onder het begrip ‘sportaccommodatie’. Anders dan de organisatoren van de vierdaagse, beschikt eiseres niet over een exclusief aan haar ter beschikking staand parcours op het water, zodat ook in zoverre geen sprake kan zijn van ter beschikkingstelling van een sportaccommodatie door eiseres.
10. De conclusie is dat de (samengestelde) prestatie van eiseres, bestaande uit het ter beschikking stellen van polyvalken en kajuitzeiljachten en het gebruik van de voorzieningen in de jachthaven, niet is aan te merken als het geven van gelegenheid tot sportbeoefening onder terbeschikkingstelling van een sportaccommodatie. Dit betekent dat het verlaagde tarief niet van toepassing is.
Vertrouwensbeginsel
11. De rechtbank begrijpt dat eiseres met haar beroep op het vertrouwensbeginsel bedoelt te stellen dat zij op grond van het Besluit Omzetbelasting, Toelichting Tabel I (het besluit) recht heeft op toepassing van het verlaagde tarief. De rechtbank volgt eiseres daar niet in. Uit het besluit volgt dat de staatssecretaris van mening is dat naar spraakgebruik geen sprake [is] van sportbeoefening bij (…) een prestatie bestaande in de enkele verhuur van (…) zeilboten met en zonder kajuit, (…) ongeacht of de huurder met de boot sportieve activiteiten gaat verrichten. Uit deze passage in het besluit valt niet af te leiden dat de staatssecretaris heeft goedgekeurd dat het verlaagde tarief wel van toepassing is op de (samengestelde) prestatie die eiseres verricht met betrekking tot de verhuur van de polyvalken en de kajuitzeiljachten, omdat deze, volgens eiseres, meer omvat dan de enkele verhuur ervan. Daarbij komt dat eiseres haar beroep op het besluit baseert op de vooronderstelling dat sprake is van een sportaccommodatie, terwijl tussen partijen juist in geschil of de accommodatie van eiseres kwalificeert als sportaccommodatie.
12. Gelet op het voorgaande luidt het oordeel van de rechtbank dat het verlaagde tarief toepassing mist. In dat geval is tussen partijen niet in geschil dat eiseres het juiste bedrag aan omzetbelasting op aangifte heeft voldaan.
Conclusie en gevolgen
13. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Brekelmans, voorzitter, en mr. R.R. van der Heide en mr. M. Pelinck, leden, in aanwezigheid van mr. T.R. Bontsema, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 december 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
1 Artikel 9, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet OB.
2 Het Besluit Omzetbelasting. Toelichting Tabel I, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 3 juli 2023, nr. 2023-14699, Stcrt 2023, 19179.
3 HvJ EU 10 november 2016, C‑432/15, ECLI:EU:C:2016:855 (Baštová).
4 HvJ EU 10 november 2016, C‑432/15, ECLI:EU:C:2016:855 (Baštová), ro. 66.
5 Hoge Raad 10 augustus 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ3758. Vergelijk ook Hoge Raad 2 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BU6507 en Hoge Raad 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW0934.