Prestaties aan zorgboerderij tegen vergoedingÂ
De Btw-richtlijn bevat geen voorwaarden omtrent de hoedanigheid van de contractant van de ondernemer die de prestaties verricht. De Nederlandse wetgever heeft ervoor gekozen om voorwaarden te stellen omtrent de hoedanigheid van de wederpartij van de ondernemer die de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, ten derde, van de Wet OB wil toepassen. Dat is niet toegestaan. Bovendien is hiervoor geen reden gegeven.
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 29-11-2016
- Datum publicatie
- 09-12-2016
- Zaaknummer
- 15/01518
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2015:6602, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Rechtsgebieden
- Belastingrecht
- Bijzondere kenmerken
- Hoger beroep
- Inhoudsindicatie
-
Omzetbelasting. Prestaties jegens zorgboerderij tegen vergoeding. Vrijstelling art. 11, lid 1, onderdeel g ten derde, Wet OB 1968 van toepassing? Schending neutraliteitsbeginsel. Hoedanigheid contractant.
- Vindplaatsen
- Rechtspraak.nl
FutD 2016-3007 met annotatie van Fiscaal up to Date
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM – LEEUWARDEN
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 15/01518
uitspraakdatum: 29 november 2016
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Zwolle (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 29 oktober 2015, nummer AWB 15/84, ECLI:NL:RBGEL:2015:6602, in het geding tussen de Inspecteur en
Maatschap [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
1Ontstaan en loop van het geding
2De vaststaande feiten
- -begeleiding aan kinderen met een beperking op Zorgboerderij [D] (hierna ook: de zorgboerderij);
- -individuele begeleiding aan kinderen in de thuissituatie.
- -begeleiding tijdens sportgroepjes door [A] ;
- -begeleiding op woensdagmiddag, met wisselende activiteiten, door [A] ;
- -begeleiding van de kookgroep door [B] en [C] .
Tot de stukken van het geding behoort een overeenkomst met het opschrift “Hoofd-onderaannemers overeenkomst met zorginstelling” waarin voor zover van belang het volgende is opgenomen:
“Ondergetekenden
Zorgboerderij [D] , hierna te noemen hoofdondernemer
En
Nemen het volgende in aanmerking:
1. De hoofdaannemer is Zorgboerderij [D] .
2. De onderaannemer is [X] .
3. De hoofdaannemer heeft contractuele afspraken gemaakt met het zorgkantoor in de regio Arnhem, via de coöperatie [G] , om zorg te verlenen aan AWBZ-verzekerden op het gebied van begeleiding.
4. Voor de uitvoering van voornoemde afspraken met het zorgkantoor wenst de hoofdaannemer gebruik te maken van de diensten van de onderaannemer.
5. Partijen willen hun afspraken over bovenstaande vastleggen.
En komen het volgende overeen
Te leveren zorg
De onderaannemer verplicht zich zorg te verlenen aan cliënt:
Naam:
Geboortedatum:
Op locatie:
De onderaannemer levert:
Individuele begeleiding, voor maximaal 2 uur per week, H300
Zorgplan
Kwaliteit
Vergoeding en betaling
De hoofdaannemer is de onderaannemer de volgende vergoeding verschuldigd:
Het bedrag dat het zorgkantoor vergoed voor Begeleiding individueel, H300. In 2013 is dit à €42,- per uur, voor maximaal twee uur per week.
Codering gelijk aan artikel 1.2
De vergoedingen kunnen nooit hoger zijn dan de vergoeding die de hoofdaannemer voor de desbetreffende zorg ontvangt van het zorgkantoor.
(…)
Aansprakelijkheid en verzekering
Tot de stukken van het geding behoort een overeenkomst met het opschrift “Zorgcontract met zorgboerderij [D] ” waarin voor zover van belang het volgende is opgenomen:
“1. Opdrachtgever:
(…)
2. Opdrachtnemer (zorgverlener)
Naam: Zorgboerderij [D]
(…)
3. Opdracht:
De opdrachtnemer draagt er zorg voor dat aan de opdrachtgever op zorgboerderij [D] op een ontspannen en verantwoorde manier dagbesteding wordt aangeboden. Daarbij staat door de beleving en ervaring van activiteiten, de natuurlijke omgeving en het bieden van ruimte en structuur het persoonlijk welbevinden van de opdrachtgever voorop.
(…)
6. Vergoeding + betaling
De opdrachtgever is aan de zorgboerderij een vergoeding verschuldigd voor de door de zorgboerderij verrichte werkzaamheden en diensten. Het uurtarief is vastgesteld op € 14.50
Deze vergoeding wordt jaarlijks geĂŻndexeerd.
(…)
7. Kwaliteit van dienstverlening.
De opdrachtnemer verplicht zich tegenover de opdrachtgever om bij de uitvoering van de dienstverlening, als beschreven in artikel 3, als goed zorgboer te handelen.
(…)
11. Overdracht van werkzaamheden
In geval van overdracht van de werkzaamheden zorgt de opdrachtnemer, in overleg met de opdrachtgever, dat de benodigde gegevens beschikbaar zijn voor de vervanger.”
3Het geschil
Tussen partijen is niet in geschil dat de prestaties die belanghebbende rechtstreeks jegens de cliënten verricht en waarvoor zij de vergoedingen van de cliënten ontvangt vanuit hun PGB, onder de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, ten derde, van de Wet OB vallen.
4. Beoordeling van het geschil
“de diensten door landbouwers, veehouders, tuinbouwers en bosbouwers (met ingang van 1 juli 2014: ondernemers) bestaande in het verlenen van dagbesteding, arbeidstraining of dagopvang aan:
a. personen voor wie zij daartoe een schriftelijke overeenkomst hebben gesloten met een instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of met een instelling die werkzaam is op het terrein van sociaal en maatschappelijk werk;
b. personen met wie zij daartoe een schriftelijke overeenkomst hebben gesloten en die beschikken over een persoonsgebonden budget met het oog op het geldend maken van hun aanspraken ingevolge de onder a genoemde wet;”
“De laatste jaren is er een toename te zien van het aantal agrarische bedrijven dat het voortbrengen van agrarische producten combineert met het bieden van zorg en begeleiding aan bijvoorbeeld verstandelijk gehandicapten, probleemjongeren of dementerende ouderen. De zorg en begeleiding die deze zogenoemde zorgboerderijen aanbieden is vooral gericht op het geven van hetzij een zinvolle dagbesteding hetzij arbeidstraining aan personen die daaraan behoefte hebben. In het geval van dagbesteding staat daarbij voorop dat de deelnemers door middel van bepaalde werkzaamheden ervaringen opdoen, hun vaardigheden vergroten en ritme en structuur in hun leven verkrijgen. Bij arbeidstraining gaat het vooral om het aanleren van werkritme, samenwerken, sociale vaardigheden en het aanleren van een bepaalde mate van zelfstandig werken. Daarnaast is een aantal zorgboerderijen met name gericht op de dagopvang van de deelnemers. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om dementerende ouderen die niet of nauwelijks meewerken op de boerderij.
De deelnemers aan de projecten van een zorgboerderij komen daar doorgaans door tussenkomst van een zorginstelling, een uitkerende instantie of een gemeente die de boerderij heeft beoordeeld en aanvaard, en die ten behoeve van deze deelnemers een zorgcontract sluit met de desbetreffende zorgboerderij. Daarnaast is het mogelijk dat personen zelf via een zogenoemd persoonsgebonden budget een zorgcontract afsluiten met een zorgboerderij. De zorgprestaties van deze boerderijen zijn belast naar het algemene BTW-tarief van thans 19%. Teneinde deze nieuwe (combinatie van landbouw en) zorg te stimuleren, wordt voorgesteld deze zorgprestaties net als bijvoorbeeld de prestaties van dagverblijven voor gehandicapten vrij te stellen van omzetbelasting. De vrijstelling voor deze prestaties is toegestaan op grond van artikel 13, A, eerste lid, onderdelen b en g, van de Zesde BTW-richtlijn. (…)” (MvT, Kamerstukken II, 2001-2002, 28 015, nr. 3, pagina 8-9)
En:
“Met betrekking tot deze nieuwe vrijstelling is in artikel 11, eerste lid, onderdeel g, onder 3°, onder a, bepaald dat het gaat om de diensten van zorgboeren bestaande in het verlenen van dagbesteding, arbeidstraining of dagopvang aan personen waarvoor zij een schriftelijke overeenkomst hebben gesloten met een instelling als bedoeld in artikel 1 van de AWBZ, dan wel met een instelling die werkzaam is op het terrein van sociaal en maatschappelijk werk. Met de verwijzing naar de AWBZ wordt aansluiting bereikt met de vormen van zorg waarop verzekerden aanspraak kunnen maken ter voorkoming van ziekten en ter voorziening in hun geneeskundige behandeling, verpleging en verzorging op grond van die wet. Zo verstaat artikel 6, eerste lid, van de AWBZ onder die zorg mede voorzieningen tot behoud, herstel of ter bevordering van arbeidsgeschiktheid of strekkende tot verbetering van levensomstandigheden, alsmede maatschappelijke dienstverlening. De prestaties van de zorgboer kunnen vallen onder deze voorzieningen. (…)” (MvT, Kamerstukken II, 2001-2002, 28 015, nr. 3, pagina 26-27)
Per 1 juli 2014 is artikel 11, eerste lid, onderdeel g, ten derde, van de Wet OB gewijzigd. In de parlementaire geschiedenis is de voorgestelde wijziging als volgt toegelicht:
“De onderhavige wijziging van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, onder 3°, van de Wet OB 1968 is een gevolg van een gerechtelijke uitspraak. De Rechtbank Arnhem heeft namelijk in 2007 beslist dat – op grond van het beginsel van de fiscale neutraliteit – van deze vrijstelling andere ondernemers dan landbouwers, veehouders, tuinbouwers en bosbouwers, niet kunnen worden uitgesloten mits die andere ondernemers voldoen aan de overige voorwaarden. Dienovereenkomstig wordt de vrijstelling uitgebreid naar alle ondernemers die diensten verrichten bestaande uit het verlenen van dagbesteding, arbeidstraining of dagopvang, wanneer wordt voldaan aan artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel g, onder 3°, van de Wet OB 1968.” (MvT, Kamerstukken II, 2012-2013, 33 637, nr. 3, pagina 11-12).
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.
5Griffierecht en proceskosten
Het Hof ziet aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep heeft moeten maken.
De Rechtbank heeft de kosten voor de behandeling van het beroep vastgesteld op € 1.001,28. Daartegen zijn in hoger beroep geen grieven aangevoerd, zodat het Hof de beslissing van de Rechtbank op dit punt in stand zal laten.
Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 992 voor de kosten in hoger beroep (2 punten (verweerschrift en bijwonen zitting)  wegingsfactor 1  € 496). De overige proceskosten van belanghebbende zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op reis en verblijfkosten, begroot op € 13,06 (reiskosten openbaar vervoer, retour tweede klas). De totale proceskostenvergoeding voor hoger beroep is € 1.005,06.
6. Beslissing
Het Hof:
- -bevestigt de uitspraak van de Rechtbank,
- -veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende in hoger beroep tot een bedrag van € 1.005,06,
- -bepaalt dat van de Inspecteur op het moment dat deze uitspraak onherroepelijk is komen vast te staan een griffierecht zal worden geheven van € 497.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. van Dongen, voorzitter, mr. R.F.C. Spek en mr. A.J.H. van Suilen, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.
De beslissing is op 29 november 2016 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(S. Darwinkel) | (A. van Dongen) |
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op : 1 december 2016
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 – het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.