Hof verwerpt beroep op bewijsnood wegens niet-beschikken over administraties
De Belastingdienst heeft een boekenonderzoek uitgevoerd bij maatschap X, Y en Z naar aanleiding waarvan naheffingsaanslagen omzetbelasting zijn opgelegd.
In geschil is of dit terecht is.
Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch verwerpt het beroep op bewijsnood wegens het niet-beschikken over de administraties. Belanghebbende maakt de stelling dat de administraties aan de Belastingdienst zijn overgedragen maar nooit zijn teruggekregen, niet aannemelijk. Belanghebbende maakt niet aannemelijk dat de aangebrachte correcties naar aanleiding van het boekenonderzoek onterecht zijn.
- Instantie
- Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 31-12-2020
- Datum publicatie
- 15-01-2021
- Zaaknummer
- 19/00739 tot en met 19/00755
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2019:5269, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Rechtsgebieden
- Belastingrecht
- Bijzondere kenmerken
- Hoger beroep
- Inhoudsindicatie
-
Correcties OB. Het hof verwerpt het beroep op bewijsnood wegens het niet-beschikken over de administraties. Belanghebbende maakt de stelling dat de administraties aan de Belastingdienst zijn overgedragen maar nooit zijn teruggekregen, niet aannemelijk. Belanghebbende maakt niet aannemelijk dat de aangebrachte correcties naar aanleiding van het boekenonderzoek onterecht zijn. Aangezien de inspecteur aanleiding zag een naheffingsaanslag te laten vervallen, is het hoger beroep in zoverre gegrond.
- Vindplaatsen
- Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 19/00739 tot en met 19/00755
Uitspraak op de hoger beroepen van
hierna: de Maatschap,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland‑West‑Brabant (hierna: de rechtbank) van 21 november 2019, betreffende de zaaknummers 16/9839 tot en met 16/9843,
en van
hierna: [belanghebbende 2] ,
tegen de uitspraak van de rechtbank van 21 november 2019, betreffende de zaaknummers 16/9845, 16/9847, 16/9848 en 16/9850,
en van
hierna: [belanghebbende 3] ,
tegen de uitspraak van de rechtbank van 21 november 2019, betreffende de zaaknummers 16/9851, 16/9853, 16/9854, 16/9856, 16/9857, 16/9859, 16/9860 en 16/9861,
in de gedingen tussen de Maatschap, [belanghebbende 2] en [belanghebbende 3] (hierna, tezamen ook aangeduid als: belanghebbenden),
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbenden hebben tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft, bij in één geschrift vervatte uitspraken, de beroepen van [belanghebbende 2] ongegrond verklaard en de beroepen van de Maatschap en [belanghebbende 3] deels gegrond verklaard.
2Feiten
In punt 2 van het rapport is, onder meer, opgenomen, dat [C] op verzoek van [A] de controle is gestart met de eenmanszaak [belanghebbende 3] . Het onderzoek verliep erg traag en om het te bespoedigen heeft [C] verzocht om de volledige administraties van de diverse ondernemingen. Volgens [A] waren die gegevens al in bezit van de Belastingdienst, nadat deze ‘gewoon los in een plastic zak gegooid’ zijn meegenomen door [D] , de vorige controle-medewerker (hierna: [D] ). Door [C] daarnaar gevraagd, heeft [D] verklaard geen originele administraties van belanghebbenden in zijn bezit te hebben en bij de overdracht van de controle heeft [C] alleen afschriften van facturen van 2010 van [E BV] te [vestigingsplaats 1] (hierna: [E BV] ) gericht aan de Maatschap (hierna: [E BV] -facturen) ontvangen.
Vervolgens is aan [A] om de volgende informatie per onderneming gevraagd:
– waarop heeft de vooraftrek in de jaren 2006 tot en met 2011 betrekking;
– zijn de kosten ter zake van de geclaimde vooraftrek in deze perioden, net als in 2010, ook
gebaseerd op [E BV] -facturen inzake “advieswerkzaamheden dienst en goederen”;
– zijn facturen van andere dienstverleners ontvangen, zo ja, van wie en waarvoor; en
– waaruit hebben de belaste activiteiten in deze periode bestaan.
[A] heeft gereageerd, dat de antwoorden op de gestelde vragen terug te vinden zijn in de bij de Belastingdienst kwijtgeraakte administratie en dat hij dat niet meer weet.In het rapport is per onderneming een overzicht gegeven van de bevindingen en welke fiscale gevolgen daaraan worden verbonden. De naheffingsaanslagen met betrekking tot de Maatschap en ter zake van [belanghebbende 2] zijn in de kern erop gebaseerd dat ten onrechte vooraftrek is geclaimd aangezien geen economische activiteiten meer werden verricht.
De naheffingsaanslagen en de beschikkingen ten aanzien van [belanghebbende 3] betreffen meerdere correcties, zoals correcties in verband met administratieverschillen (verschillen tussen de belasting volgens de aangiften OB en de belasting volgens de administratie) en van kosten die volgens de inspecteur in de privésfeer zijn gelegen (tuinaanleg en [F] ) of waarvan de herkomst niet achterhaald kon worden en volgens de inspecteur valse facturen betreffen.
Dagtekening | Aanslagnummer | Tijdvak | Omzetbelasting | Rente |
21-12-2012 | [aanslagnummer 1] 7501 | 1-1-2007 t/m 31-12-2007 | € 9.617 | € 1.556 |
24-12-2013 | [aanslagnummer 1] 8501 | 1-1-2008 t/m 31-12-2008 | € 11.799 | € 1.654 |
31-12-2014 | [aanslagnummer 1] 9501 | 1-1-2009 t/m 31-12-2009 | € 23.331 | € 3.362 |
29-01-2015 | [aanslagnummer 1] 0501 | 1-1-2010 t/m 31-12-2010 | € 17.846 | € 2.183 |
29-01-2015 | [aanslagnummer 1] 1501 | 1-1-2011 t/m 31-12-2011 | € 1.351 | € 128 |
Dagtekening | Aanslagnummer | Tijdvak | Omzetbelasting | Rente |
21-12-2012 | [aanslagnummer 2] F03.7501 | 1-1-2007 t/m 31-12-2007 | € 7.675 | € 1.241 |
23-07-2013 | [aanslagnummer 2] F03.8506 | 1-1-2008 t/m 31-12-2008 | € 8.589 | € 1.096 |
23-07-2013 | [aanslagnummer 2] F03.9506 | 1-1-2009 t/m 31-12-2009 | € 9.806 | € 917 |
23-07-2013 | [aanslagnummer 2] F03.0506 | 1-1-2010 t/m 31-12-2010 | € 6.670 | € 457 |
Dagtekening | Aanslagnummer | Tijdvak | Omzetbelasting | Rente |
29-01-2015 | [aanslagnummer 2] F05.0501 | 1-7-2010 t/m 31-12-2010 | € 3.296 | € 403 |
23-07-2013 | [aanslagnummer 2] F05.0506 | 1-1-2010 t/m 31-12-2010 | € 9.997 | € 685 |
23-07-2013 | [aanslagnummer 2] F05.1506 | 1-1-2011 t/m 31-12-2011 | € 36.973 | € 1.540 |
25-04-2012 | [aanslagnummer 2] F05.2501 | 1-2-2012 t/m 29-2-2012 | € 5.178 | — |
23-07-2013 | [aanslagnummer 2] F05.2506 | 1-1-2012 t/m 31-12-2012 | € 27.312 | € 491 |
29-01-2015 | [aanslagnummer 2] F05.3501 | 1-1-2013 t/m 30-6-2013 | € 2.848 | € 120 |
23-07-2013 | [aanslagnummer 2] F05.3506 | 1-1-2013 t/m 31-3-2013 | € 10.748 | — |
Dagtekening | Beschikkingnummer | Tijdvak | Teruggaaf | Verzochte teruggaaf |
22-04-2016 | [aanslagnummer 2] O.05.3041 | 1-4-2013 t/m 30-4-2013 | nihil | € 3.089 |
22-04-2016 | [aanslagnummer 2] O.05.3051 | 1-5-2013 t/m 31-5-2013 | nihil | € 3.049 |
22-04-2016 | [aanslagnummer 2] O.05.3061 | 1-6-2013 t/m 30-6-2013 | nihil | € 5.615 |
3Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4Gronden
Vooraf
Griffierecht
Naheffingsaanslag OB over 2008 van de Maatschap, aanslagnummer [aanslagnummer 1] 8501
“4.6. De naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 ten name van de Maatschap (zaaknummer 16/9839) is gedagtekend 24 december 2013. De inspecteur heeft desgevraagd op de zitting verklaard dat het eerste bezwaarschrift van belanghebbende door hem op 30 december 2013 en dus tijdig is ontvangen. De rechtbank acht dit geloofwaardig en daarmee aannemelijk. Het bezwaar is terecht door de inspecteur ontvankelijk verklaard.”
Naheffingsaanslag OB 2010 [belanghebbende 3]
“4.5. De naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 ten name van [belanghebbende 3] (zaaknummer 16/9853) is gedagtekend 23 juli 2013. De inspecteur heeft het bezwaar daartegen niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift van belanghebbende is gedagtekend 2 januari 2015 en op 8 januari 2015 door de inspecteur ontvangen. Belanghebbende heeft dit laatste in beroep niet bestreden. Het bezwaarschrift is dus buiten de bezwaartermijn van zes weken en daarmee te laat ingediend. Er zijn geen omstandigheden gesteld die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken. Het beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar tegen deze naheffingsaanslag is daarom ongegrond.”
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden het betreffende beroep ongegrond heeft verklaard en sluit daarbij aan. Het hiertegen ingestelde hoger beroep is ongegrond.
Naheffingsaanslag OB juli-december 2010 [belanghebbende 3]
Op pagina 9 van het rapport is vermeld dat van contante geldontvangsten door [belanghebbende 3] op 11 oktober 2010 de herkomst niet bekend is en dat dit reden is voor een omzetcorrectie bij [belanghebbende 3] . Met die correctie is een bedrag aan nog verschuldigde OB van € 3.314 gemoeid.
Tussen partijen staat echter vast dat de [belanghebbende 3] -winkel niet voor eind oktober 2010 is opengegaan, dat alle inkopen centraal vanuit de coöperatie [belanghebbende 3] zijn geregeld en dat de eerste inkopen pas eind oktober 2010 hebben plaatsgevonden. Ter zitting van het hof waren deze feiten en omstandigheden voor de inspecteur aanleiding alsnog te concluderen dat de naheffingsaanslag juli-december 2010 [belanghebbende 3] van € 3.296 dient te vervallen.
Het hof zal de naheffingsaanslag OB juli-december 2010 [belanghebbende 3] dan ook vernietigen. Hieruit volgt dat het hoger beroep met betrekking tot [belanghebbende 3] in zoverre gegrond is.
Ten aanzien van het geschil
Over bewijsnood en de administratie
“4.9. Het geschil tussen partijen over de administratie komt (…) terug in het kader van de bestrijding door belanghebbende van de hoogte van de naheffingsaanslagen en de teruggaafbeschikkingen. (…) De rechtbank begrijpt namelijk dat belanghebbenden aanvoeren dat zij in hun bewijsmogelijkheden zijn geschaad doordat de Belastingdienst de administratie heeft meegenomen. [A] heeft aangevoerd dat de administratie van [belanghebbende 3] is overgedragen aan de heren [D] en [C] van de Belastingdienst maar nooit is teruggekregen. De inspecteur heeft dat gemotiveerd bestreden onder meer met verwijzing naar een (andersluidende) verklaring van [C] . De rechtbank heeft net als de strafrechter geen enkele aanleiding om geen geloof te hechten aan de verklaring van de heer [C] . Daartegenover hebben belanghebbenden hun stelling niet aannemelijk gemaakt. Het beroep op bewijsnood wordt daarom verworpen.”
Het hof neemt in aanmerking dat [D] tegenover zowel [C] als de FIOD (pagina 24 OVP) heeft verklaard, dat hij ‘nooit administratie van één van [de, hof] ondernemingen’ heeft meegenomen en ‘alleen afschriften van bepaalde (…) facturen’ heeft gemaakt en neemt tevens in aanmerking dat [C] overeenkomstig zijn verklaring aan de FIOD (p-v [C] ) ter zitting van het hof de gang van zaken heeft beschreven. Deze verklaringen zijn consistent en doen bij het hof geen twijfel rijzen aan de juistheid daarvan. Het hof komt tot het oordeel dat niet is komen vast te staan dat de inspecteur (mede)verantwoordelijk kan worden gehouden voor het door [A] gestelde zoekraken van administraties. De stelling van [A] dat hij door toedoen van de inspecteur in bewijsnood is komen te verkeren, wordt daarom door het hof verworpen.
Het verzoek van [A] de zaken terug te wijzen naar de inspecteur, wijst het hof af.
Over de correcties ten aanzien van de Maatschap en [belanghebbende 2]
“4.11. Op grond van de artikelen 2 en 15, eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 kan onder meer als voorbelasting in aftrek worden gebracht de belasting die door andere ondernemers ter zake van door hen aan de ondernemer verrichte leveringen en verleende diensten in rekening is gebracht op een op de voorgeschreven wijze opgemaakte factuur, voor zover de goederen en diensten door de ondernemer worden gebruikt in het kader van de onderneming c.q. voor belaste handelingen.
Het hof acht deze overwegingen van de rechtbank juist en op goede gronden gegeven en maakt die tot de zijne. Hieraan voegt het hof nog het navolgende, in 4.12 tot en met 4.15, toe.
Over de correcties betreffende [belanghebbende 3]
Tussenconclusie
Ten aanzien van het griffierecht
Ten aanzien van de proceskosten
5Beslissing
Het hof:
- verklaart het hoger beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank, maar alleen voor betreft de beslissing inzake de naheffingsaanslag OB juli-december 2010 [belanghebbende 3] ;
- verklaart het tegen de uitspraak op bezwaar inzake de naheffingsaanslag OB juli-december 2010 [belanghebbende 3] bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
- vernietigt de op de naheffingsaanslag OB juli-december 2010 [belanghebbende 3] betrekking hebbende uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de naheffingsaanslag OB juli-december 2010 [belanghebbende 3] , alsmede de daarbij gegeven beschikking heffingsrente;
- bevestigt de uitspraak van de rechtbank voor het overige;
- bepaalt dat de inspecteur aan [belanghebbende 3] het betaalde griffierecht voor de behandeling van het hoger beroep bij het hof van € 259 vergoedt;
- veroordeelt de inspecteur in de kosten van het geding bij het hof van € 558.
De uitspraak is gedaan door M.M. de Werd, voorzitter, A.J. Kromhout en P.A.M. Pijnenburg, leden, in tegenwoordigheid van M.J.G. Letschert, als griffier.
De beslissing is in het openbaar zitting uitgesproken op 31 december 2020
en afschriften van de uitspraak zijn op 7 januari 2021 aangetekend aan partijen verzonden.
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 – ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 – het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
1 1 punt voor het verschijnen van de gemachtigde op de zitting, zie Besluit proceskosten bestuursrecht.
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 21-11-2019
- Datum publicatie
- 19-12-2019
- Zaaknummer
- AWB – 16 _ 9839
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2020:3847, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Rechtsgebieden
- Belastingrecht
- Bijzondere kenmerken
- Eerste aanleg – meervoudig
- Inhoudsindicatie
-
Correcties OB; aanwezigheidsrecht; rechtszekerheid; bewijsnood
De rechtbank wijst het verzoek om aanhouding van de zitting voor (on)bepaalde tijd in verband met de geestelijke gezondheid van belanghebbende af. In dit geval prevaleren het algemene belang van een doelmatige procesgang en het belang van de wederpartij boven het individuele belang van belanghebbende bij aanwezigheid op de zitting.
De rechtbank ziet geen reden om de binnen de naheffingstermijn opgelegde naheffingsaanslagen te vernietigen. De rechtszekerheid die met die termijn wordt gewaarborgd is niet aangetast, ook al is de motivering van de naheffing summier.
Belanghebbende maakt niet aannemelijk dat de aangebrachte correcties naar aanleiding van het boekenonderzoek onterecht zijn. De rechtbank verwerpt het beroep op bewijsnood wegens het niet-beschikken over de administratie. Belanghebbende maakt de stelling dat de administratie aan de Belastingdienst is overgedragen maar nooit is teruggekregen, niet aannemelijk.
- Vindplaatsen
- Rechtspraak.nl
V-N Vandaag 2019/2991
FutD 2019-3374
Viditax (FutD), 20-12-2019
Belastingadvies 2020/5.7
NTFR 2020/100 - Verrijkte uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Uitspraak van 21 november 2019
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende 1] ,hierna: de Maatschap,
zaaknummers 16/9839 tot en met 16/9843,
hierna: [belanghebbende 2] ,
zaaknummers 16/9845, 16/9847, 16/9848 en 16/9850,
hierna: [belanghebbende 3] ,
zaaknummers 16/9851, 16/9853, 16/9854, 16/9856, 16/9857, 16/9859, 16/9860 en 16/9861,
hierna samen ook aangeduid als: belanghebbenden,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1Ontstaan en loop van het geding
Zaaknr | Aanslagnummer | Tijdvak | Enkelvoudige belasting | Heffingsrente/ belastingrente | Naheffingsaanslag |
16/9839 | [aanslagnummer 1] .F01.7501 | 1-1-2007 t/m 31-12-2007 | € 9.617 | € 1.556 | € 11.173 |
16/9840 | [aanslagnummer 1] .F01.8501 | 1-1-2008 t/m 31-12-2008 | € 11.799 | € 1.654 | € 13.453 |
16/9841 | [aanslagnummer 1] .F01.9501 | 1-1-2009 t/m 31-12-2009 | € 23.331 | € 3.362 | € 26.693 |
16/9842 | [aanslagnummer 1] .F01.0501 | 1-1-2010 t/m 31-12-2010 | € 17.846 | € 2.183 | € 20.029 |
16/9843 | [aanslagnummer 1] .F01.1501 | 1-1-2011 t/m 31-12-2011 | € 1.351 | € 128 | € 1.479 |
Zaaknr | Aanslagnummer | Tijdvak | Enkelvoudige belasting | Heffingsrente/ belastingrente | Naheffingsaanslag |
16/9845 | [aanslagnummer 2] .F03.7501 | 1-1-2007 t/m 31-12-2007 | € 7.675 | € 1.241 | € 8.916 |
16/9847 | [aanslagnummer 2] .F03.8506 | 1-1-2008 t/m 31-12-2008 | € 8.589 | € 1.096 | € 9.685 |
16/9848 | [aanslagnummer 2] .F03.9506 | 1-1-2009 t/m 31-12-2009 | € 9.806 | € 917 | € 10.723 |
16/9850 | [aanslagnummer 2] .F03.0506 | 1-1-2010 t/m 31-12-2010 | € 6.670 | € 457 | € 7.127 |
Zaaknr | Aanslagnummer | Tijdvak | Enkelvoudige belasting | Heffingsrente/ belastingrente | Naheffingsaanslag |
16/9851 | [aanslagnummer 2] .F05.0501 | 1-7-2010 t/m 31-12-2010 | € 3.296 | € 403 | € 3.699 |
16/9853 | [aanslagnummer 2] .F05.0506 | 1-1-2010 t/m 31-12-2010 | € 9.997 | € 685 | € 10.682 |
16/9854 | [aanslagnummer 2] .F05.1506 | 1-1-2011 t/m 31-12-2011 | € 36.973 | € 1.540 | € 38.513 |
16/9856 | [aanslagnummer 2] .F05.2501 | 1-2-2012 t/m 29-2-2012 | € 5.178 | € 0 | € 5.178 |
16/9857 | [aanslagnummer 2] .F05.2506 | 1-1-2012 t/m 31-12-2012 | € 27.312 | € 491 | € 27.803 |
16/9859 | [aanslagnummer 2] .F05.3501 | 1-1-2013 t/m 30-6-2013 | € 2.848 | € 120 | € 2.968 |
16/9860 | [aanslagnummer 2] .F05.3506 | 1-1-2013 t/m 31-3-2013 | € 10.748 | € 0 | € 10.748 |
Naar aanleiding van de door [belanghebbende 3] ingediende aangiften omzetbelasting over de tijdvakken april 2013, mei 2013 en juni 2013 waarin is verzocht om teruggaaf van de hierna te melden bedragen, heeft de inspecteur de volgende beschikkingen “Geen teruggaaf” genomen.
Zaaknr | Aanslagnummer | Tijdvak | Verzochte teruggaaf |
16/9861 | [aanslagnummer 2] .O05.3041 | 1-4-2013 t/m 30-4-2013 | € 3.089 |
[aanslagnummer 2] .O05.3051 | 1-5-2013 t/m 31-5-2013 | € 3.049 | |
[aanslagnummer 2] .O05.3061 | 1-6-2013 t/m 30-6-2013 | € 5.615 |
2Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Op 27 mei 2013 is bij belanghebbenden een boekenonderzoek ingesteld waarbij de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2011 is beoordeeld. Het boekenonderzoek is later uitgebreid met het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013. Van dit onderzoek is een controlerapport opgesteld, gedateerd 8 december 2014. Naar aanleiding van de bevindingen tijdens het boekenonderzoek heeft de inspecteur de onder 1.1 tot en met 1.3 genoemde naheffingsaanslagen en beschikkingen opgelegd.
De naheffingsaanslagen ten aanzien van Maatschap en [belanghebbende 2] zijn in de kern erop gebaseerd dat ten onrechte vooraftrek is geclaimd aangezien geen economische activiteiten meer werden verricht.
De naheffingsaanslagen en de beschikkingen ten aanzien van [belanghebbende 3] bestaan uit een verscheidenheid aan correcties zoals correcties in verband met administratieverschillen (verschil tussen de belasting volgens de aangifte en de belasting volgens de administratie), contante stortingen, een factuur waarvan de echtheid wordt betwijfeld, en kosten die volgens de inspecteur in de privésfeer zijn gelegen.
3Geschil
- -vermindering van de naheffingsaanslag ten name van de Maatschap in zaaknummer 16/9839 tot € 3.157,
- -vermindering van de naheffingsaanslag name van de Maatschap in zaaknummer 16/9840 tot € 11.120,
- -vermindering van de naheffingsaanslag ten name van [belanghebbende 3] in zaaknummer 16/9854 tot € 36.473, en
- -vermindering van de naheffingsaanslag ten name van [belanghebbende 3] in zaaknummer 16/9857 tot € 25.935.
4Beoordeling van het geschil
Vooraf
Ontvankelijkheid [belanghebbende 3] 16/9853
Ontvankelijkheid bezwaar Maatschap 16/9839
Naheffingstermijn en het motiveringsbeginsel
Op grond van artikel 20, derde lid, van de AWR vervalt de bevoegdheid tot naheffing door verloop van vijf jaren na het einde van de het kalenderjaar waarin de belastingschuld is ontstaan of de teruggaaf is verleend. Tussen partijen is niet in geschil dat de naheffingsaanslagen binnen deze vijfjaarstermijn zijn opgelegd. Belanghebbenden stellen dat de daadwerkelijke motivering van de naheffingsaanslagen pas na afloop van deze vijfjaarstermijn door middel van het controlerapport heeft plaatsgevonden en dat de naheffingsaanslagen daarom wegens strijd met de bedoeling van artikel 20 van de AWR en schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur moeten worden vernietigd. Dit betoog faalt.
De naheffingstermijn van 5 jaar heeft mede als doel de rechtszekerheid te waarborgen, namelijk zekerheid dat na afloop van deze termijn als uitgangspunt geen belastingaanslag meer mag worden opgelegd. Hier zijn binnen de vijfjaarstermijn de naheffingsaanslagen opgelegd. Daarmee is de rechtszekerheid die met die termijn wordt gewaarborgd, niet aangetast. Dat wordt niet anders indien de motivering voor de naheffing pas geheel of gedeeltelijk na het einde van de vijfjaarstermijn wordt gegeven. Er is daarom geen grond om de binnen de naheffingstermijn opgelegde naheffingsaanslagen te vernietigen op basis van het argument van belanghebbende dat in strijd met de bedoeling van artikel 20 van de AWR is gehandeld.
Het betoog slaagt evenmin voor zover het inhoudt dat de naheffingsaanslagen moeten worden vernietigd wegens niet-tijdige motivering. Schending van het motiveringsbeginsel kan immers niet leiden tot vernietiging van een belastingaanslag. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de feiten geen aanleiding geven voor de conclusie dat de naheffingsaanslagen door de inspecteur onvoldoende gemotiveerd zijn. De rechtbank verwijst daarvoor naar de aankondigingen van de naheffingsaanslagen waarin de inspecteur aangeeft uit welke elementen de naheffingsaanslag zal bestaan en wat de reden voor naheffing is. Dat deze motivering vanwege het naderende einde van de aanslagtermijn summier is en een enigszins voorlopig karakter had, doet aan de motivering als zodanig niet af.
Over de administratie
Over de correcties
Slotsom
5Proceskosten
6Beslissing
Ten aanzien van de Maatschap
De rechtbank:
- verklaart de beroepen met zaaknummer 16/9839 en 16/9840 gegrond;
- vernietigt de desbetreffende uitspraken op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 tot € 3.157 en de rente dienovereenkomstig (16/9839);
- vermindert de naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 tot € 11.120 en de rente dienovereenkomstig (16/9840);
- verklaart de overige beroepen ongegrond;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten ten bedrage van € 1.024;
- draagt de inspecteur op het betaalde griffierecht van € 334 te vergoeden.
Ten aanzien van [belanghebbende 2]
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Ten aanzien van [belanghebbende 3]
De rechtbank:
- verklaart de beroepen met zaaknummer 16/9854 en 16/9857 gegrond;
- vernietigt de desbetreffende uitspraken op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 tot € 36.473 en de rente dienovereenkomstig (16/9854);
- vermindert de naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 tot € 25.935 en de rente dienovereenkomstig (16/9857);
- verklaart de overige beroepen ongegrond;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten ten bedrage van € 1.024;
- draagt de inspecteur op het betaalde griffierecht van € 168 te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 21 november 2019 door mr. M.R.T. Pauwels, voorzitter, mr. C.A.F.M. Stassen en mr. M.M. Dondorp-Loopstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van Balkom, griffier, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 – het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.