Hogerberoepschrift niet tijdig ingediend en hoger beroep dus niet-ontvankelijk
De rechtbank Gelderland heeft de uitspraken op 8 juni 2018 aangetekend aan belanghebbende verzonden. De beroepstermijn is dus aangevangen op 9 juni 2018 en zes weken nadien, op (vrijdag) 20 juli 2018 geĆ«indigd. Het hogerberoepschrift is op (woensdag) 25 juli 2018 ontvangen ter griffie van het Hof. De poststempel op de enveloppe vermeldt – voor zover leesbaar – ‘ 4 VII 18-22’.
Volgens het Hof is het bewijsrechtelijk uitgangspunt dat terpostbezorging heeft plaatsgevonden op de dag waarop het desbetreffende poststuk door het postvervoerbedrijf is afgestempeld. Voor afwijking van dit uitgangspunt bestaat aanleiding indien de rechter aannemelijk acht dat het poststuk ter post is bezorgd vĆ³Ć³r de datum van afstempeling door het postvervoerbedrijf. De bewijslast hiervoor ligt bij de partij die stelt dat zij het poststuk vĆ³Ć³r die datum ter post heeft bezorgd.
Het poststempel op de envelop vermeldt [onleesbaar teken]4 VII 18-22. Het Hof gaat ervan uit dat de datum van het poststempel dinsdag 24 juli 2018 is. Gelet op de datering van het hogerberoepschrift (20 juli 2018) is een andere datum uitgesloten. Als bewijsrechtelijk uitgangspunt heeft derhalve te gelden dat het hogerberoepschrift op die datum ter post is bezorgd. Dat is slechts anders als belanghebbende stelt en aannemelijk maakt dat de terpostbezorging van het hogerberoepschrift eerder heeft plaatsgevonden.
Tegenover de betwisting van de Inspecteur heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat van een andere datum van terpostbezorging uit moet worden gegaan dan de datum van het poststempel. Dit betekent dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend en het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond (art 81 lid 1 Wet RO).
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 13-03-2020
- Datum publicatie
- 13-03-2020
- Zaaknummer
- 19/02677
- Formele relaties
- In cassatie op :Ā ECLI:NL:GHARL:2019:3540
- Rechtsgebieden
- Belastingrecht
- Bijzondere kenmerken
- Artikel 81 RO-zaken
Cassatie - Inhoudsindicatie
-
HR: 81.1 RO.
- Vindplaatsen
- Rechtspraak.nl
Viditax (FutD), 13-03-2020 - Verrijkte uitspraak
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
NummerĀ 19/02677
DatumĀ 13 maart 2020
ARREST
in de zaak van
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIĆN
op het beroep in cassatie gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 april 2019, nrs. 18/00673 en 18/00674, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 17/5498 en AWB 17/5501) betreffende aan belanghebbende over de periode 1 september 2011 tot en met 31 december 2012 opgelegde naheffingsaanslagen in deĀ omzetbelastingĀ en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente en belastingrente.
1Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2Beoordeling van het middel
De Hoge Raad heeft het middel over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat het middel niet kan leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van het middel is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
4Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer E.N. Punt als voorzitter, en de raadsheren M.E. van Hilten en E.F. Faase, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2020.
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 24-04-2019
- Datum publicatie
- 03-05-2019
- Zaaknummer
- 18/00673 en 18/00674
- Formele relaties
- Eerste aanleg:Ā ECLI:NL:RBGEL:2018:2441, Niet ontvankelijk
Cassatie:Ā ECLI:NL:HR:2020:412 - Rechtsgebieden
- Belastingrecht
- Bijzondere kenmerken
- Hoger beroep
- Inhoudsindicatie
-
OB. Ontvankelijkheid hoger beroep. Termijnoverschrijding. Verschoonbaar?
- Vindplaatsen
- Rechtspraak.nl
Viditax (FutD), 03-05-2019
FutD 2019-1245
V-N Vandaag 2019/1031
Viditax (FutD), 13-03-2020 - Verrijkte uitspraak
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM – LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummers 18/00673 en 18/00674
uitspraakdatum: 24 april 2019
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 8 juni 2018, nummers AWB 17/5498 en 17/5501, in het geding tussen belanghebbende en
deĀ inspecteurĀ van deĀ Belastingdienst/Kantoor ArnhemĀ (hierna: de Inspecteur)
1Ontstaan en loop van het geding
2Vaststaande feiten
āDe rechtbank Gelderland heeft de uitspraken op 8 juni 2018 aangetekend aan u verzonden. De beroepstermijn is derhalve aangevangen op 9 juni 2018 en zes weken nadien, op (vrijdag) 20 juli 2018 geĆ«indigd. Het hogerberoepschrift is op (woensdag) 25 juli 2018 ontvangen ter griffie van het Hof. De poststempel op de enveloppe vermeldt – voor zover leesbaar – ‘ 4 VII 18-22’.
In het kader van het (voor)onderzoek naar de ontvankelijkheid van de hoger beroepen, verzoek ik u – gelet op artikel 6:9, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht – vĆ³Ć³r 21 september 2018 nadere informatie omtrent de terpostbezorging te verstrekken.ā
āBij schrijven van 31 augustus verzoekt u mij impliciet te melden wanneer de enveloppe op de bus is gedaan.
U verwijst zelf naar de dagtekening. Ik kan u bevestigen dat het beroepschrift inderdaad dezelfde datum – eind middag/beging van de vrijdagavond – in gezelschap van een derde op de bus is gedaan.
De vermelding op de poststempel zegt ook mij niets. In ieder geval kunnen we vaststellen dat de brief binnen de voorgeschreven 7-dagen termijn door u is ontvangen.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geĆÆnformeerd. Mocht u nog nadere informatie wensen cq een getuigenverklaring op prijs stellen, dan verneem ik dat gaarne.ā
3Geschil
4Beoordeling van het geschil
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep niet-ontvankelijk.
5Griffierecht en proceskosten
Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.
6Beslissing
Het Hof verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Keulemans, voorzitter, mr. A. van Dongen en mr. A.I. van Amsterdam, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.
De beslissing is op 24 april 2019 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(S. Darwinkel) (A.E. Keulemans)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 24 april 2019.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH DEN HAAG.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 – het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Niet gepubliceerd.