Hospice (bijna-thuis-huis) onder btw-vrijstelling 11(1)c Wet OB

Hospice

Hospice (bijna-thuis-huis) onder btw-vrijstelling 11(1)c Wet OB

A exploiteert een hospice. Het hospice is verbouwd en A wil de btw die rust op de bouwkosten in aftrek brengen.

In geschil is of A belaste of vrijgestelde prestaties verricht.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat er sprake is van prestaties die zo nauw verbonden zijn dat sprake is van één economische prestatie waarvan het kunstmatig zou zijn om die uit elkaar te halen. Die prestatie bestaat in de kern uit het scheppen van een omgeving die het mogelijk maakt voor de gast om de benodigde zorg te ontvangen in de laatste dagen van het leven en het faciliteren/coördineren van zorg. Dat de zorg wordt verleend door zorgverleners en vrijwilligers die niet rechtstreeks in dienst zijn bij A maakt dat niet anders. Het is immers A die bewerkstelligd heeft dat de zorg aan haar gasten wordt verleend. De prestatie valt onder de vrijstelling van artikel 11 lid 1 letter c Wet OB. Uit het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 6 september 2017 en uit de wetsgeschiedenis volgt dat met deze vrijstelling is bedoeld om niet alleen de verzorging en verpleging van in een medische inrichting opgenomen personen vrij te stellen, maar ook woonvormen waarbij naast de verhuur ook nog andere verzorgende prestaties worden verricht die onderscheidend zijn ten opzichte van de enkele verhuur.

Rechtbank

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
07-12-2023
Datum publicatie
15-12-2023
Zaaknummer
22/2940 t/m 22/2944
Rechtsgebieden
Belastingrecht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg – meervoudig
Inhoudsindicatie
Eiseres exploiteert een hospice. Het hospice is verbouwd en eiseres wil de btw die rust op de bouwkosten in aftrek brengen. In geschil is of eiseres belaste of vrijgestelde prestaties verricht. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van prestaties die zo nauw verbonden zijn dat sprake is van één economische prestatie waarvan het kunstmatig zou zijn om die uit elkaar te halen. Die prestatie bestaat in de kern uit het scheppen van een omgeving die het mogelijk maakt voor de gast om de benodigde zorg te ontvangen in de laatste dagen van het leven en het faciliteren/coördineren van zorg. Dat de zorg wordt verleend door zorgverleners en vrijwilligers die niet rechtstreeks in dienst zijn bij eiseres maakt dat niet anders. Het is immers eiseres die bewerkstelligd heeft dat de zorg aan haar gasten wordt verleend. De prestatie valt onder de vrijstelling van artikel 11, lid 1, letter c van de Wet OB. Uit het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 6 september 2017 en uit de wetsgeschiedenis volgt dat met deze vrijstelling is bedoeld om niet alleen de verzorging en verpleging van in een medische inrichting opgenomen personen vrij te stellen, maar ook woonvormen waarbij naast de verhuur ook nog andere verzorgende prestaties worden verricht die onderscheidend zijn ten opzichte van de enkele verhuur.

Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Viditax (FutD), 15-12-2023
Verrijkte uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummers: LEE 22/2940 t/m 22/2944

uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 7 december 2023 in de zaken tussen

[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. A.F.P. Dekker),

en

de inspecteur van de Belastingdienst / kantoor Groningen
(gemachtigde: [medewerker 1 Belastingdienst] ).

Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 5 augustus 2022 en 25 augustus 2022.

1.1.
De inspecteur heeft aan eiseres voor het tijdvak 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019 een beschikking geen teruggaaf in de omzetbelasting (OB) opgelegd. Daarnaast heeft de inspecteur voor alle kwartalen van 2020 naheffingsaanslagen OB opgelegd. Deze naheffingsaanslagen waren het gevolg van eerdere teruggaven.

1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van eiseres met betrekking tot 2019 gedeeltelijk gegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de beschikking gewijzigd waarbij alsnog een teruggaaf OB is verleend van € 3.641 en € 283 rente. De inspecteur heeft het bezwaar van eiseres met betrekking tot 2020 ongegrond verklaard.

1.3.
De rechtbank heeft de beroepen van eiseres geregistreerd onder de volgende zaaknummers:

Beroep betrekking hebbend op: Zaaknummer rechtbank:
Tijdvak 1 januari 2019 t/m 31 december 2019 LEE 22/2940
Q1-2020 LEE 22/2941
Q2-2020 LEE 22/2942
Q3-2020 LEE 22/2943
Q4-2020 LEE 22/2944

1.4.

De inspecteur heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.

1.5.
De rechtbank heeft de beroepen op 7 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam] , de voorzitter van eiseres, en de gemachtigde van eiseres bijgestaan door mr. F. Post en [naam] (secretaris van Stichting [stichting V.] ) en namens de inspecteur [medewerker 1 Belastingdienst] , bijgestaan door [medewerker 2 Belastingdienst] en [medewerker 3 Belastingdienst] .

Feiten
2.1.
Eiseres is een stichting die volgens haar statuten tot doel heeft:

“a. het oprichten van een hospice;

b. het verwerven van de daarvoor benodigde voorzieningen, waaronder huisvesting;

c. het verlenen van hulp in een hospicehuis door middel van ondersteuning en palliatieve zorg aan mensen in de laatste fase van hun leven en hun verwanten binnen de regio [naam regio] ;

d. het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn;

(…)”

2.2.
Volgens haar statuten probeert zij dat onder meer te verwezenlijken door:

– “het geven van aanvullende zorg en begeleiding van terminale patiënten;

– het verkrijgen van voorzieningen voor verzorging en begeleiding van terminale patiënten;

– het geven en/of doen geven van begeleiding aan verwanten van terminale patiënten;

– het werven, selecteren en inzetten van vrijwilligers ten behoeve van de hierboven genoemde taken;

– het aansluiten op- en samenwerken met – instanties en groeperingen die op hetzelfde of aanverwante terreinen werkzaam zijn;

– alle verdere activiteiten die tot het doel bevorderlijk (kunnen) zijn.”

2.3.
Eiseres exploiteert sinds 2008 een hospice. Het betreft een zogenaamd bijna-thuis-huis.

2.4.
Eiseres is eigenaar van het pand waarin het hospice is gevestigd en heeft dit in 2018/2019 verbouwd. Daarbij zijn ook zonnepanelen geïnstalleerd.

2.5.
Eiseres verhuurt sinds de ingebruikname van het verbouwde pand (begin 2019) vijf gastenkamers.

2.6.
Eiseres heeft geen medewerkers in dienst.

2.7.
De medische zorg aan de gasten wordt geleverd door de (eigen) huisarts en door [naam thuiszorgorganisatie] . [naam thuiszorgorganisatie] sluit daarvoor een zorgverleningsovereenkomst met de gasten. ’s Nachts is er altijd een medewerker van [naam thuiszorgorganisatie] in het hospice aanwezig. Eiseres heeft met [naam thuiszorgorganisatie] een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Daarin staat – voor zover van belang – het volgende:

“(…)

Dienstverlening

2.1
[naam thuiszorgorganisatie] levert aan Hospice [vestigingsplaats] gedurende de looptijd van de overeenkomst het in bijlage 1 omschreven dienstenpakket.

(…)

BIJLAGE 1 bij samenwerkingsovereenkomst [eiseres] en Stichting [naam thuiszorgorganisatie] (C734)

Uitwerking dienstenpakket [naam thuiszorgorganisatie] .

1. Algemeen

Alle gasten van het Hospice [vestigingsplaats] kunnen gebruik maken van de diensten van [naam thuiszorgorganisatie] . Hierbij zijn de geldende leveringsvoorwaarden van [naam thuiszorgorganisatie] van kracht. Deze diensten worden in nauwe samenwerking met de coördinatoren en vrijwilligers, werkzaam binnen het Hospice [vestigingsplaats] , geboden. De vrijwilligers leveren daarbij de ondersteunende, aanvullende en/of vervangende mantelzorg (…).

(…)

2. Dienstenpakket [naam thuiszorgorganisatie]

Het zorgaanbod aan gasten in het Hospice [vestigingsplaats] omvat zorg en diensten,

als omschreven bij of krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, en biedt daarmee minstens dezelfde mogelijkheden als thuis, zoals:

Verzorging Verpleging, Begeleiding en AIV

(…)

3. Bij verpleging, verzorging, begeleiding en AIV

(…)

23.00 uur – 7.00 uur

Bij bezetting van het Hospice [vestigingsplaats] zal een medewerker van [naam thuiszorgorganisatie] permanent aanwezig zijn tussen 23.00 uur-7.00 uur, Deze medewerker is verantwoordelijk voor de nachtverzorging en verpleging van alle aanwezige gasten, ongeacht een indicatie.”

2.8.
De mantelzorg en huishoudelijke diensten (bedden verschonen, wassen van bedlinnen en handdoeken) gebeurt door vrijwilligers. Die vrijwilligers worden geleverd door de Stichting [stichting A.] ( [stichting A.] ). Eiseres heeft een samenwerkingsovereenkomst gesloten met [stichting A.] . In deze samenwerkingsovereenkomst staat – voor zover van belang – het volgende:

“(…)

Artikel 1. Opname in het hospice

(…)

d. Of de terminale patiënt in aanmerking kan komen voor een plaats in het hospice wordt beoordeeld op basis van het opnameprotocol.

e. Iemand komt voor opname in het hospice in aanmerking als hij/zij:

– zelf in het hospice opgenomen wil worden

– zich in een terminale fase bevindt en een levensverwachting heeft van maximaal 3

maanden

– palliatieve zorg nodig heeft

– indien van toepassing een indicatiestelling tbv zorg van het CIZ heeft

– (al dan niet tijdelijk) geen of te weinig mantelzorg ontvangt of dreigt te ontvangen

– door thuiszorg en/of de huisarts de benodigde professionele zorg kan worden geboden.

f. Als een terminale patiënt in principe (dwz volgens de onder d. bedoelde beoordeling) in

aanmerking komt om toegelaten te worden tot het hospice en er is plaats, zal hij/zij zich

akkoord moeten verklaren met de huisregels van het hospice alvorens definitief toegelaten

te worden.

(…)

Artikel 2. De gast in het hospice

a. Aan de in het hospice opgenomen gast wordt noodzakelijke, ondersteunende dan wel

vervangende mantelzorg verleend door de [naam vrijwilligersorganisatie] [rechtbank: tegenwoordig [stichting A.] ], die hiervoor gebruik maakt van vrijwilligers.

b. De [naam vrijwilligersorganisatie] zorgt voor de werving, de selectie, scholing, ondersteuning en begeleiding van deze vrijwilligers.

(…)

Artikel 3. De coördinatie van de zorg

a. De directe leiding van de (aanvullende) mantelzorg door vrijwilligers voor de gasten van het hospice is in handen van de coördinator van het hospice.

b. De coördinator is ook belast met het dagelijks management van het hospice.

c. De coördinator heeft op nader in een overlegprotocol aan te geven wijze overleg met het

bestuur van de Stichting Hospice over de exploitatie van het pand en al hetgeen verband houdt met het voldoen aan de doelstellingen van de Stichting Hospice.

(…)

f. De voor de coördinatie bedoelde subsidiegelden worden door het bestuur van [naam vrijwilligersorganisatie]

aangevraagd.

(…)”

2.9.
[stichting A.] heeft twee verpleegkundig coördinatoren in dienst die verantwoordelijk zijn voor de inzet en begeleiding van vrijwilligers. Deze coördinatoren hebben een spilfunctie in de dagelijkse gang van zaken in het hospice.

2.10.
Eiseres heeft ook een samenwerkingsovereenkomst gesloten met de Stichting [stichting V.] . Deze stichting werft fondsen ten behoeve van de exploitatie van het hospice.

2.11.
Eiseres sluit met haar gasten een overeenkomst ‘tot verblijf’. Daarin staat – voor zover van belang – het volgende:

“1. Ons Hospice stelt met ingang van …. aan u een gastenkamer met eigen sanitaire

ruimte ter beschikking, ingericht voor de verzorging en verpleging van ernstig zieke

mensen in zoveel mogelijk huiselijke sfeer.

(…)

4. Het Hospice verzorgt voor de gasten dagelijks de broodmaaltijden en de warme maaltijd.

Koffie/thee/melk en frisdrank is er naar behoefte. Andere levensmiddelen worden niet

door het huis verzorgd. Ook kunnen uw naasten gebruik maken van de keuken van het

Hospice om iets voor u klaar te maken.

(…)

6. Het Hospice zorgt voor linnengoed, d.w.z. het bedlinnen en de handdoeken. Zo vaak als

nodig is wordt dit gewisseld. Wij gaan er van uit dat het wassen van uw persoonlijke

kleding door uw naasten wordt gedaan. In uitzonderingsgevallen kan het Hospice uw

persoonlijke was verzorgen.

(…)

9. Zo lang u bij ons verblijft gaat u ermee akkoord dat (een gedeelte van) de nodige hulp en

ondersteuning wordt verricht door de coördinator dan wel vrijwilligers die in het Hospice

aanwezig zijn.

10. De coördinator en alle vrijwilligers werken onder verantwoordelijkheid en toezicht van

Stichting [stichting A.] , uw thuiszorgorganisatie, uw huisarts of een huisarts van de

huisartsenpost.(…)

(…)

14. De hierna te noemen diensten brengen we aan u bij het verblijf in het Hospice in

rekening:

– Eigen bijdrage per dag voor gebruik van een gastenkamer en medegebruik van de

gezamenlijke ruimtes, inclusief de broodmaaltijden, koffie/thee/frisdrank en de warme

maaltijd verstrekking door een externe organisatie

– Gesprekskosten van de telefoon op uw kamer

– Het wassen van persoonlijke kleding, indien hierover overeenstemming met de

coördinator is

– Verstrekking van maaltijden en andere diensten aan uw bezoek en logees, na overleg

De eigen bijdrage wordt berekend vanaf de dag van opname en tot en met de dag dat de

kamer is verlaten.

Deze eigen bijdrage moet per maand op een door onze Stichting vast te stellen wijze

betaald worden.

De afrekening van de overige diensten vindt plaats op een door de coördinator aan te

geven wijze. In een bijlage vindt u een overzicht van de hierboven genoemde kosten.

(…)”

2.12.
De gast betaalt een eigen bijdrage van € 40 per dag voor gebruik van een gastenkamer en medegebruik van de gezamenlijke ruimtes, inclusief de broodmaaltijden, koffie/thee/frisdrank en de warme maaltijd. Op de factuur waarbij die bijdrage in rekening wordt gebracht, is niet vermeld dat in die bijdrage btw is begrepen.

2.13.
Huishoudelijke hulp wordt door de Gemeente [vestigingsplaats] geleverd op grond van de WMO via een schoonmaakbedrijf. [stichting A.] bepaalt hoeveel schoonmaakuren nodig zijn.

2.14.
Eiseres is aangewezen als Algemeen nut beogende instelling (ANBI).

2.15.
Tot 1 januari 2019 deed eiseres geen aangiften OB. Eiseres heeft medio 2019 de Belastingdienst verzocht om met ingang van 1 januari 2019 geregistreerd te worden als ondernemer met belaste prestaties. Naar aanleiding van dit verzoek heeft er vooroverleg plaatsgevonden tussen de gemachtigde van eiseres en de Belastingdienst.

2.16.
Eiseres heeft vervolgens aangiften OB ingediend voor de tijdvakken vanaf 1 januari 2019 en daarbij steeds voorbelasting in aftrek gebracht en de volgende teruggaveverzoeken gedaan:

2019 Q1-2020 Q2-2020 Q3-2020 Q4-2020
€ 74.523 € 2.073 € 1.106 € 888 € 5.521

2.17.
De in aftrek gebrachte voorbelasting heeft betrekking op de OB die rust op de verbouwkosten van het pand en op de aanschafkosten van de zonnepanelen.

2.18.
De inspecteur heeft bij de uitspraak op bezwaar met betrekking tot 2019 een aftrek van € 3.767 (60% van € 6.278) aan voorbelasting ten aanzien van de aanschaf en installatie van de zonnepanelen toegestaan.

2.19.
De inspecteur heeft bij brief van 7 december 2020 het standpunt ingenomen dat de door eiseres verrichte prestaties zijn vrijgesteld op grond van artikel 11, lid 1, onderdeel c, van de Wet op de Omzetbelasting 1968 (Wet OB).

Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank beoordeelt de vraag of de inspecteur de naheffingsaanslagen terecht heeft opgelegd en de teruggaveverzoeken terecht heeft afgewezen door de prestaties van eiseres aan te merken als vrijgestelde prestaties.

4. De kern van het geschil is – kort gezegd – of eiseres met het hospice voor de OB belaste of vrijgestelde activiteiten verricht. Ter zitting is afgestemd met partijen dat als de door het hospice verrichte activiteiten hebben te gelden als vrijgestelde activiteiten, de naheffingsaanslag en de beschikkingen terecht en correct zijn opgelegd.

5. De rechtbank zal daarom eerst beoordelen of de door het hospice verrichte activiteiten als voor de OB vrijgestelde activiteiten kunnen worden aangemerkt. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is en dat de naheffingsaanslag derhalve terecht is opgelegd en er terecht geen teruggaven OB zijn verleend. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

5.1.
De voor de beoordeling van de beroepen belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Is sprake van één of meerdere prestaties?

6. Om te beoordelen of de door het hospice verrichte prestaties belast of vrijgesteld zijn, moeten deze prestaties eerst worden gekwalificeerd en moet worden beoordeeld of het gaat om één (economische) prestatie voor de OB of meerdere prestaties.

7. Hoofdregel is dat elke prestatie normaal gesproken als onderscheiden en zelfstandig moet worden beschouwd, tenzij (i) de prestaties zo nauw verbonden zijn dat objectief gezien sprake is van één economische prestatie waarvan het kunstmatig zou zijn om die uit elkaar te halen1 of (ii) sprake is van een bijkomende dienst bij een hoofddienst2. Dat is het geval als zij voor de klant geen doel op zich is, maar een middel om de hoofddienst zo aantrekkelijk mogelijk te maken. De bijkomende dienst(en) delen dan het fiscale lot van de hoofddienst.

8. Eiseres is primair van mening dat het hospice één prestatie verricht, namelijk het tegen vergoeding verstrekken van logies en verteer voor kortdurend verblijf. De bijkomende dienstverlening door de vrijwilligers is volgens eiseres bedoeld om toegevoegde waarde van betekenis te bieden net zoals een hotel dat doet. De prestaties die het hospice verricht kwalificeren daarom als ‘de verhuur binnen het kader van het hotel-, pension-, kamp- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen, die daar slechts voor een korte periode verblijf houden’3. Dit is een belaste activiteit waarop het verlaagde tarief van toepassing is, aldus eiseres. Subsidiair stelt eiseres zich op het standpunt dat sprake is van meerdere zelfstandige prestaties, namelijk i. het bieden van logies en verteer tegen vergoeding en ii. het bieden van gratis ondersteuning door vrijwilligers.

9. De inspecteur stelt zich primair op het standpunt dat de prestaties van het hospice jegens haar patiënten één samengestelde prestatie is die bestaat uit het verlenen van hulp door middel van ondersteuning en palliatieve zorg aan mensen in de laatste fase van hun leven om het hen zo aangenaam mogelijk te maken, in daartoe specifiek ingerichte ruimtes.

10.1.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van prestaties die zo nauw verbonden zijn dat sprake is van één economische prestatie waarvan het kunstmatig zou zijn om die uit elkaar te halen. Die prestatie bestaat echter niet in de kern uit het ter beschikking stellen van een gastenkamer, zoals eiseres voorstaat, maar uit het scheppen van een omgeving die het mogelijk maakt voor de gast om de benodigde zorg te ontvangen in de laatste dagen van het leven en het faciliteren/coördineren van zorg. Dat is waarvoor de gast in het hospice is en dat vormt het wezenlijke kenmerk van de door eiseres verleende prestaties. Dat de zorg wordt verleend door zorgverleners en vrijwilligers die niet rechtstreeks in dienst zijn bij eiseres maakt dat niet anders. Het is immers eiseres die bewerkstelligd heeft dat de zorg aan haar gasten wordt verleend. De ter beschikking stelling van een gastenkamer is daarvan een nauw verbonden onderdeel. De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking.

10.2.
De gasten sluiten een overeenkomst met het hospice en gaan daarmee akkoord dat (een gedeelte van) de nodige hulp en ondersteuning wordt verricht door de coördinator en de vrijwilligers van [stichting A.] (zie 2.11.). Eiseres heeft een samenwerkingsovereenkomst gesloten met [stichting A.] die vrijwilligers levert die speciaal voor hun taken in het hospice zijn getraind. [stichting A.] levert ook de coördinatoren die de dagelijkse leiding hebben in het hospice en die ook de intake met de gasten doen. Ter zitting heeft eiseres verklaard dat deze coördinatoren in feite 100% voor eiseres werken en niet (ook) voor andere hospices. Daarnaast heeft eiseres voor de zorgverlening een samenwerkingsovereenkomst gesloten met thuiszorgorganisatie [naam thuiszorgorganisatie] . Alle gasten kunnen gebruik maken van de diensten van [naam thuiszorgorganisatie] en tussen 23.00 uur en 7.00 uur is er altijd een medewerker van [naam thuiszorgorganisatie] aanwezig in het hospice die verantwoordelijk is voor de nachtverzorging en verpleging van alle aanwezige gasten (zie 2.7.). Dit zijn geen diensten die een verhuurder van (gasten)kamers normaal gesproken aanbiedt. Het tijdelijk huren van een kamer in het hospice is voor de gasten van eiseres naar het oordeel van de rechtbank geen doel op zich. Het gaat de gasten om een verblijf in een hospice waarvan zij weten dat daar aan hen in hun laatste levensfase de benodigde zorg wordt verleend. Het hospice is specifiek gericht op de ondersteuning van en zorgverlening aan terminale patiënten, hun aanverwanten en andere naasten, zodat de laatste levensfase zo comfortabel mogelijk kan verlopen.

10.3.
De rechtbank wijst erop dat voor de eigen bijdrage van € 40 per dag ‘het complete pakket’ wordt geboden: een fijne kamer met zorgverlening, waaronder eten en drinken. Daarbij acht de rechtbank mede van belang dat door eiseres is gezegd dat gasten de eigen bijdrage soms vergoed kunnen krijgen vanuit de (aanvullende) zorgverzekering of de bijzondere bijstand. Ter zitting heeft eiseres verder verklaard dat een indicatie van een (huis)arts is vereist, inhoudende dat de levensverwachting nog maximaal 3 maanden is, om in het hospice te kunnen verblijven. Zonder zo’n ‘levenseinde-indicatie’ kan men niet in het hospice terecht.

Is de door eiseres verrichte prestatie vrijgesteld of belast?

11. Nu de rechtbank heeft vastgesteld waaruit de door eiseres verrichte prestatie bestaat, moet de rechtbank beoordelen of deze prestatie valt onder één van de vrijstellingen van artikel 11 van de Wet OB of dat het hier gaat om een belaste prestatie.

12. De rechtbank is van oordeel dat de door eiseres verrichte prestatie valt onder de vrijstelling van artikel 11, lid 1, letter c van de Wet OB. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.

12.1.
Artikel 11, lid 1, letter c van de Wet OB stelt vrij: “het verzorgen en het verplegen van in een inrichting opgenomen personen, alsmede de handelingen die daarmee nauw samenhangen, waaronder begrepen het verstrekken van spijzen en dranken, geneesmiddelen en verbandmiddelen aan die personen”. Uit het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 6 september 20174 (het Besluit) volgt dat deze vrijstelling is gebaseerd op artikel 132, lid 1, onderdelen b en g, van de btw-richtlijn (de richtlijn). Uit de tekst van het Besluit maakt de rechtbank op dat met deze vrijstelling is bedoeld om niet alleen de verzorging en verpleging van in een medische inrichting opgenomen personen vrij te stellen, maar ook woonvormen waarbij naast de verhuur ook nog andere verzorgende prestaties worden verricht die onderscheidend zijn ten opzichte van de enkele verhuur. Dit volgt ook uit de wetsgeschiedenis5 van artikel 11, lid 1, letter c van de Wet OB. De wetgever beschouwt deze woonvormen kennelijk als instellingen van sociale aard die diensten verrichten die nauw samenhangen met maatschappelijk werk en sociale zekerheid in de zin van artikel 132, lid 1, letter g van de richtlijn.

12.2.
Artikel 132, lid 1, letter g van de richtlijn stelt twee voorwaarden, namelijk dat het diensten betreft die samenhangen met maatschappelijk werk en met de sociale zekerheid én dat deze diensten worden verricht door publiekrechtelijke lichamen of door andere organisaties die door de betrokken lidstaat in wezen als instellingen van sociale aard worden erkend6.

12.3.
Uit het arrest Kügler7 volgt dat de algemene verzorging en de huishoudelijke hulp die door een dienst voor ambulante verpleging worden verstrekt aan personen die in fysiek of economisch opzicht hulpbehoevend zijn, zijn aan te merken als dienstverlening die nauw samenhangt met maatschappelijk werk en met de sociale zekerheid in de zin van artikel 13, A, eerste lid, sub g, Zesde richtlijn (het huidige artikel 132, lid 1, letter g van de richtlijn). Eiseres verleent onderdak en biedt, in nauwe samenwerking met [stichting A.] , algemene verzorging en in zekere zin ook huishoudelijke hulp aan personen die in meer of mindere mate hulpbehoevend zijn. De rechtbank is van oordeel dat de dienstverlening van eiseres in het hospice, gelet op de aard en strekking daarvan, is aan te merken als dienstverlening die nauw samenhangt met maatschappelijk werk en met de sociale zekerheid.

12.4.
Ten aanzien van de voorwaarde dat de organisatie door de lidstaat als instelling van sociale aard is erkend overweegt de rechtbank dat de btw-richtlijn niet preciseert onder welke voorwaarden en op welke wijze organisaties kunnen worden erkend als instellingen van sociale aard. Ook bij of krachtens artikel 11, lid 1, letter c van de Wet OB zijn geen nadere regels gegeven waaronder instellingen als zodanig kunnen worden erkend. Lidstaten zijn ook niet verplicht om dergelijke regels te stellen. Dat geen nadere regels zijn gesteld betekent niet dat geen sprake kan zijn van erkenning.8 De rechtbank is van oordeel dat uit de omstandigheden ook kan blijken dat er in wezen sprake is van erkenning, ondanks dat daar geen verzoek toe is gedaan en geen (formele) procedure voor is gevolgd. De rechtbank ziet in de omstandigheid dat eiseres is aangewezen als ANBI voldoende aanwijzing dat sprake is van een in wezen erkende instelling van sociale aard.

13. Overigens ligt toepassing van de vrijstelling ook in lijn met het doel en de strekking van de vrijstellingsbepaling, te weten: het niet belemmeren van de toegang tot zorg door heffing van btw. Daarbij komt dat beide partijen tot de verbouwing van het nieuwe pand ervan uit zijn gegaan dat de activiteiten van eiseres vrijgesteld zijn.

14. Omdat de rechtbank van oordeel is dat de door eiseres verrichte prestaties zijn vrijgesteld, zijn de naheffingsaanslagen en de bij uitspraak op bezwaar vastgestelde beschikking terecht en correct opgelegd.

Heeft eiseres recht op immateriële schadevergoeding?

15. Eiseres heeft verzocht om immateriële schadevergoeding in verband met overschrijding van de redelijke termijn.

16. De rechtbank constateert dat in deze zaken de redelijke termijn is overschreden. Deze zaken hebben in hoofdzaak betrekking op hetzelfde onderwerp, zodat deze naar het oordeel van de rechtbank samenhangen. Het tijdsverloop tussen de ontvangst van het bezwaarschrift door de inspecteur (12 maart 2021) en de uitspraak van de rechtbank bedraagt 2 jaar en (ruim) 8 maanden. Uitgaande van dit tijdsverloop, is de redelijke termijn voor geschilbeslechting van 2 jaar dus met ruim 8 maanden overschreden. Dat leidt tot een immateriële schadevergoeding van € 1.000 (afgerond tweemaal een half jaar á € 500). De overschrijding is geheel toe te rekenen aan de bezwaarfase. De rechtbank ziet daarom aanleiding de inspecteur te veroordelen tot vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 1.000. Deze veroordeling zal de rechtbank uitspreken in de zaak 22/2940.

Conclusie en gevolgen
17. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de naheffingsaanslagen en de bij uitspraak op bezwaar vastgestelde beschikking in stand blijven. De inspecteur moet wel het griffierecht aan eiseres vergoeden. Dit omdat de redelijke termijn van berechting is overschreden. Eiseres krijgt om die reden ook een vergoeding van haar proceskosten voor de beroepsfase. De inspecteur moet deze vergoeding betalen. Bij de berekening neemt de rechtbank de berekeningswijze van de Hoge Raad zoals weergegeven in zijn arrest van 10 november 20239 tot uitgangspunt. 1 punt voor het verzoek om schadevergoeding met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor 0,25. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 209,25.

Beslissing
De rechtbank:

– verklaart de beroepen ongegrond;

– veroordeelt de inspecteur tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan eiseres tot een bedrag van € 1.000;

– bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 365 aan eiseres moet vergoeden;

– veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 209,25 aan proceskosten aan eiseres.

Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Brekelmans, voorzitter, en mr. A.M.A.M. Kager en mr. P.P.D. Mathey-Bal, leden, in aanwezigheid van mr. M. Jongsma-van Helden, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 december 2023.

w.g. griffier

w.g. voorzitter

Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Wet op de omzetbelasting 1968

Artikel 11

1. Onder bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen voorwaarden zijn van de belasting vrijgesteld:

(…)

c. het verzorgen en het verplegen van in een inrichting opgenomen personen, alsmede de handelingen die daarmee nauw samenhangen, waaronder begrepen het verstrekken van spijzen en dranken, geneesmiddelen en verbandmiddelen aan die personen;

(…)

Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006

Artikel 132

1. De lidstaten verlenen vrijstelling voor de volgende handelingen:

(…)

b. ziekenhuisverpleging en medische verzorging, alsmede de handelingen die daarmede nauw samenhangen, door publiekrechtelijke lichamen of, onder sociale voorwaarden die vergelijkbaar zijn met die welke gelden voor genoemde lichamen, door ziekenhuizen, centra voor medische verzorging en diagnose en andere naar behoren erkende inrichtingen van dezelfde aard;

(…)

g. diensten en goederenleveringen welke nauw samenhangen met maatschappelijk werk en met de sociale zekerheid, waaronder begrepen die welke worden verricht door bejaardentehuizen, door publiekrechtelijke lichamen of door andere organisaties die door de betrokken lidstaat als instellingen van sociale aard worden erkend;

(…)

Besluit Omzetbelasting. Nr. BLKB2017-7334

(…)

2. Juridisch kader.
Van de heffing van btw zijn vrijgesteld het verzorgen en het verplegen van in een inrichting opgenomen personen en de handelingen die daarmee nauw samenhangen, waaronder het verstrekken van spijzen en dranken, geneesmiddelen en verbandmiddelen aan die personen (artikel 11, eerste lid, onderdeel c, van de wet). Deze vrijstelling is alleen van toepassing als met de genoemde prestaties geen winst wordt beoogd (artikel 11, tweede lid, van de wet1). De vrijstelling is gebaseerd op artikel 132, lid 1, punten b en g, van de btw-richtlijn.

3. Reikwijdte van de vrijstelling.
3.1.
Verzorgen en verplegen in een inrichting.

Het begrip inrichting ziet allereerst op ziekenhuizen, verpleeginrichtingen, psychiatrische inrichtingen en dergelijke inrichtingen. Onder dit begrip vallen ook internaten die de daarin geplaatste minderjarigen volledig verzorgen en verzorgingsflats. Onder verzorgingsflats worden verstaan woonvormen die naar maatschappelijke opvattingen als zodanig kwalificeren. Het betreft dan woonvormen waarbij naast de verhuur en de daarmee nauw samenhangende prestaties ook nog andere (verzorgende) prestaties worden verricht die naast substantieel en kenmerkend voor dergelijke prestaties tevens onderscheidend zijn ten opzichte van de enkele verhuur. Te denken valt dan aan:


het verlenen van huishoudelijke hulp;


de (verpleegkundige) verzorging bij ziekte van de bewoners; of


het eventuele gebruik van gemeenschappelijke recreatieruimten en het verhuren van logeerkamers aan gasten van de bewoners.

(…)

1 Zie onder meer HvJ 27 september 2012, C-392/11, ECLI:EU:C:2012:597 (Field Fisher), r.o. 16.

2 Zie onder meer HvJ 27 september 2012, C-392/11, ECLI:EU:C:2012:597 (Field Fisher), r.o. 17.

3 Artikel 11, lid 1, letter b, ten tweede, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB).

4 BLKB2017-7334, Stcrt. 2017, 53035, p. 2.

5 Kamerstukken II 1977/78, 14 887, nr. 3, p. 22; Kamerstukken II, 1953/54, 2602, nr. 5, p. 30.

6 Vgl. HvJ 26 mei 2005, C-498/03, ECLI:EU:C:2005:322, r.o. 34.

7 HvJ EU 10 september 2002, C-141/00, ECLI:EU:C:2002:473, r.o. 61.

8 Vgl. HvJ 6 november 2003, C-45/01, ECLI:EU:C:2003:595 (Dornier) r.o. 66 en 67.

9 Hoge Raad 10 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1526, r.o. 5.2.

ECLI:NL:RBNNE:2023:5050