HvJ Commissie-België arrest
Door in feite de catalogusprijs te handhaven als maatstaf van heffing voor de belasting op nieuwe personenauto’s en nieuwe auto’s voor dubbel gebruik, is België haar verplichtingen niet nagekomen.
ARREST VAN HET HOF VAN 4 FEBRUARI 1988. – COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN TEGEN KONINKRIJK BELGIE. – NIET-NAKOMING – NIET-UITVOERING VAN EEN ARREST VAN HET HOF – ZESDE RICHTLIJN – MAATSTAF VAN HEFFING. – ZAAK 391/85.
Trefwoorden
++++
BEROEP WEGENS NIET-NAKOMING – ARREST VAN HOF, WAARBIJ NIET-NAKOMING WORDT VASTGESTELD – GEVOLGEN – VERPLICHTINGEN VAN IN GEBREKE GEBLEVEN LID-STAAT – VERBOD BEPALINGEN DIE NIET-NAKOMING UITMAKEN, IN ANDERE VORM OPNIEUW IN TE VOEREN – BIJZONDER GEVAL
( EEG-VERDRAG, ARTIKELEN 169 EN 171 )
Samenvatting
EEN LID-STAAT NEEMT NIET DE MAATREGELEN WELKE NODIG ZIJN TER UITVOERING VAN EEN ARREST VAN HET HOF WAARBIJ TE ZIJNEN OPZICHTE EEN VERZUIM WERD VASTGESTELD DOORDAT HIJ, IN STRIJD MET EEN COMMUNAUTAIRE RICHTLIJN, VOOR DE BELASTING OP DE TOEGEVOEGDE WAARDE OP NIEUWE PERSONENAUTO’ S EEN MINIMUMMAATSTAF VAN HEFFING, GELIJK AAN DE CATALOGUSPRIJS, HAD AANGENOMEN, WANNEER HIJ DIE MINIMUMMAATSTAF WEL AFSCHAFT, MAAR EEN VOORDIEN BESTAANDE INSCHRIJVINGSTAKS ZODANIG AANPAST, DAT HET TOTALE BEDRAG VAN DE BELASTINGHEFFING ONGEWIJZIGD BLIJFT DOOR DE COMBINATIE VAN DE BELASTING OP DE TOEGEVOEGDE WAARDE EN DIE TAKS, WELKE SLECHTS IN SCHIJN OP ZICHZELF STAAT .
Partijen
IN ZAAK 391/85,
COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, VERTEGENWOORDIGD DOOR H . ETIENNE, JURIDISCH HOOFDADVISEUR, ALS GEMACHTIGDE, DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG BIJ G . KREMLIS, LID VAN HAAR JURIDISCHE DIENST, BATIMENT JEAN MONNET, KIRCHBERG,
VERZOEKSTER,
TEGEN
KONINKRIJK BELGIE, VERTEGENWOORDIGD DOOR DE MINISTER VAN BUITENLANDSE BETREKKINGEN, VERTEGENWOORDIGD DOOR R . HOEBAER, DIRECTEUR BIJ HET MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN, BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING, EN J . DUSSART, INSPECTEUR-GENERAAL BIJ HET MINISTERIE VAN FINANCIEN, ALS GEMACHTIGDEN, BIJGESTAAN DOOR G . VAN HECKE EN K . LENAERTS, ADVOCATEN TE BRUSSEL, DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG TER BELGISCHE AMBASSADE, 4, RUE DES GIRONDINS,
VERWEERDER,
BETREFFENDE EEN VERZOEK AAN HET HOF OM VAST TE STELLEN DAT HET KONINKRIJK BELGIE, DOOR IN DE WET VAN 31 JULI 1984 TOT WIJZIGING VAN HET WETBOEK DER MET HET ZEGEL GELIJKGESTELDE TAKSEN IN FEITE DE CATALOGUSPRIJS TE HANDHAVEN ALS MAATSTAF VAN HEFFING VOOR DE BELASTING OP NIEUWE PERSONENAUTO’ S EN NIEUWE AUTO’ S VOOR DUBBEL GEBRUIK, NIET DE NODIGE MAATREGELEN HEEFT GENOMEN VOOR DE UITVOERING VAN HET ARREST VAN HET HOF VAN 10 APRIL 1984 ( JURISPR . 1984, BLZ . 1861 ), WAARBIJ HET GEBRUIK VAN DIE CATALOGUSPRIJS ALS BELASTINGGRONDSLAG IN STRIJD IS VERKLAARD MET DE ZESDE RICHTLIJN ( 77/388 ) VAN DE RAAD VAN 17 MEI 1977 BETREFFENDE DE HARMONISATIE VAN DE WETGEVINGEN DER LID-STATEN INZAKE OMZETBELASTING – GEMEENSCHAPPELIJK STELSEL VAN BELASTING OVER DE TOEGEVOEGDE WAARDE : UNIFORME GRONDSLAG ( PB 1977, L 145, BLZ . 1 ),
WIJST
HET HOF VAN JUSTITIE,
SAMENGESTELD ALS VOLGT : G . BOSCO, KAMERPRESIDENT, WAARNEMEND VOOR DE PRESIDENT, O . DUE, KAMERPRESIDENT, T . KOOPMANS, K . BAHLMANN, R . JOLIET, T . F . O’ HIGGINS EN F . SCHOCKWEILER, RECHTERS,
ADVOCAAT-GENERAAL : J . MISCHO
GRIFFIER : D . LOUTERMAN, ADMINISTRATEUR
GEZIEN HET RAPPORT TER TERECHTZITTING EN TEN VERVOLGE OP DE MONDELINGE BEHANDELING OP 30 SEPTEMBER 1987,
GEHOORD DE CONCLUSIE VAN DE ADVOCAAT-GENERAAL TER TERECHTZITTING VAN 22 OKTOBER 1987,
HET NAVOLGENDE
ARREST
Overwegingen van het arrest
1 BIJ VERZOEKSCHRIFT, NEERGELEGD TER GRIFFIE VAN HET HOF OP 29 NOVEMBER 1985, HEEFT DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN KRACHTENS ARTIKEL 169 EEG-VERDRAG BEROEP INGESTELD STREKKENDE TOT VASTSTELLING DAT HET KONINKRIJK BELGIE, DOOR IN DE WET VAN 31 JULI 1984 IN FEITE DE CATALOGUSPRIJS TE HANDHAVEN ALS MAATSTAF VAN HEFFING VOOR DE BELASTING OP NIEUWE PERSONENAUTO’ S EN NIEUWE AUTO’ S VOOR DUBBEL GEBRUIK, NIET DE NODIGE MAATREGELEN HEEFT GENOMEN VOOR DE UITVOERING VAN HET ARREST VAN HET HOF VAN 10 APRIL 1984 ( ZAAK 324/82, COMMISSIE/KONINKRIJK BELGIE, JURISPR . 1984, BLZ . 1861 ).
2 IN DAT ARREST HAD HET HOF VOOR RECHT VERKLAARD :
” DOOR ALS BIJZONDERE, VAN ARTIKEL 11 VAN DE ZESDE RICHTLIJN AFWIJKENDE MAATREGEL DE CATALOGUSPRIJS TE HANDHAVEN ALS MAATSTAF VAN HEFFING VAN DE BTW OP PERSONENAUTO’ S, ZONDER DAT IS VOLDAAN AAN DE VOORWAARDEN VAN ARTIKEL 27, LID 5, VAN DEZE RICHTLIJN, IS HET KONINKRIJK BELGIE DE KRACHTENS HET EEG-VERDRAG OP HEM RUSTENDE VERPLICHTINGEN NIET NAGEKOMEN .”
3 MET DAT ARREST VEROORDEELDE HET HOF DE IN EEN KONINKLIJK BESLUIT VAN 1970 NEERGELEGDE BELGISCHE REGELING WAARIN VOOR DE LEVERING OF DE INVOER VAN NIEUWE PERSONENAUTO’ S EEN MINIMUMMAATSTAF VAN HEFFING VAN DE BTW WAS VASTGESTELD, GELIJK AAN DE CATALOGUSPRIJS VAN DE BETROKKEN WAGEN . DAARMEE VERWIERP HET HOF HET BETOOG VAN HET KONINKRIJK BELGIE, DAT HET GEBRUIK VAN DE CATALOGUSPRIJS GERECHTVAARDIGD ZOU ZIJN TER VOORKOMING VAN BELASTINGFRAUDE OF -ONTWIJKING .
4 TEN VERVOLGE OP VOORMELD ARREST VAN 10 APRIL 1984 HEEFT HET KONINKRIJK BELGIE BIJ KONINKLIJK BESLUIT NR . 17 VAN 20 DECEMBER 1984 ( BELGISCH STAATSBLAD VAN 3.1.1985, BLZ . 9 ) BOVENGENOEMD BESLUIT VAN 1970 MET TERUGWERKENDE KRACHT TOT 10 APRIL 1984 INGETROKKEN VOOR WAT DE BEDOELDE MINIMUMMAATSTAF VAN HEFFING BETREFT . VANAF DEZE DATUM WORDT DE BTW OP NIEUWE PERSONENAUTO’ S NIET MEER BEREKEND OP BASIS VAN DE CATALOGUSPRIJS, MAAR OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 26 VAN HET BTW-WETBOEK OP BASIS VAN DE WERKELIJK OVEREENGEKOMEN PRIJS .
5 OP DEZELFDE DATUM WERDEN DE WET VAN 31 JULI 1984 TOT WIJZIGING VAN HET WETBOEK DER MET HET ZEGEL GELIJKGESTELDE TAKSEN EN HET TER UITVOERING DAARVAN VASTGESTELD KONINKLIJK BESLUIT VAN 20 DECEMBER 1984 BEKENDGEMAAKT ( BELGISCH STAATSBLAD VAN 3.1.1985, RESPECTIEVELIJK BLZ . 2 EN 4 ). IN DE CONSIDERANS VAN DIT UITVOERINGSBESLUIT WORDT VERKLAARD, DAT DE WET VAN 31 JULI 1984 TEN DOEL HEEFT OM, MET INGANG VAN DE DATUM VAN VOORMELD ARREST VAN HET HOF, IN DE VORM VAN EEN INSCHRIJVINGSTAKS EEN “CORRECTIEF” IN TE STELLEN VOOR DE AFSCHAFFING VAN DE MINIMUMMAATSTAF VAN HEFFING VAN DE BTW, EN DAT DEZE WET, HET UITVOERINGSBESLUIT EN HET KONINKLIJK BESLUIT NR . 17 VAN 20 DECEMBER 1984 “EEN NIET TE SCHEIDEN GEHEEL VORMEN “.
6 DEZE REGELING TER AANVULLING VAN DE AFSCHAFFING VAN DE MINIMUMMAATSTAF VAN HEFFING VAN DE BTW MOET WORDEN GESITUEERD IN HET VOLGENDE WETTELIJKE KADER . IN DECEMBER 1977 HAD HET KONINKRIJK BELGIE EEN INSCHRIJVINGSTAKS INGEVOERD, DIE WERD GEHEVEN TER ZAKE VAN IEDERE INSCHRIJVING VAN, ONDER MEER, ZOWEL NIEUWE ALS GEBRUIKTE PERSONENAUTO’ S EN AUTO’ S VOOR DUBBEL GEBRUIK; HET TARIEF VAN DE INSCHRIJVINGSTAKS WAS GELIJK AAN DAT VAN DE BTW EN DE MAATSTAF VAN HEFFING ERVAN WAS DE NORMALE WAARDE VAN HET VOERTUIG . VAN DEZE INSCHRIJVINGSTAKS WAREN EVENWEL VRIJGESTELD ALLE VOERTUIGEN DIE MET BETALING VAN BTW WAREN VERKREGEN . VOOR DE NIEUWE PERSONENAUTO’ S EN DE NIEUWE AUTO’ S VOOR DUBBEL GEBRUIK ( HIERNA : NIEUWE PERSONENAUTO’ S ) WAS DEZE VRIJSTELLING IN FEITE VOLLEDIG, AANGEZIEN ONDER DE TOENMALIGE BELGISCHE BTW-REGELING DE CATALOGUSPRIJS GOLD ALS MINIMUMMAATSTAF VAN HEFFING VAN DE BTW EN DEZELFDE PRIJS EVENEENS SAMENVIEL MET DE NORMALE WAARDE ALS BEDOELD IN DE INSCHRIJVINGSTAKSREGELING .
7 IN DE AANVULLENDE REGELING VAN 1984 BEPAALDE HET KONINKRIJK BELGIE, DAT VOOR NIEUWE PERSONENAUTO’ S DE TAKS WERD GEHEVEN OVER DE CATALOGUSPRIJS DIE VAN KRACHT WAS OP DE DATUM VAN INSCHRIJVING VAN HET VOERTUIG . AANGEZIEN DE MAATSTAF VAN HEFFING VAN DE BTW EVENWEL WAS TERUGGEBRACHT TOT DE WERKELIJKE PRIJS EN BIJGEVOLG NIET MEER GELIJK WAS AAN DIE VAN DE INSCHRIJVINGSTAKS, BESLOOT HET KONINKRIJK BELGIE DE VRIJSTELLING VAN DE INSCHRIJVINGSTAKS ALDUS TE WIJZIGEN, DAT DEZE VRIJSTELLING VOORTAAN NOG SLECHTS GOLD TOT HET BEDRAG DAT HAD GEDIEND ALS MAATSTAF VAN HEFFING VAN DE BTW BIJ DE LEVERING OF DE INVOER VAN HET VOERTUIG .
8 VOLGENS EEN IN DEZE REGELING VERVATTE OVERGANGSBEPALING TEN SLOTTE WERD TEN AANZIEN VAN DE INSCHRIJVINGEN, VERRICHT TUSSEN DE DATUM VAN UITSPRAAK VAN HET VOORNOEMDE ARREST ( 10 APRIL 1984 ) EN DE DATUM VAN BEKENDMAKING VAN DE REGELING ( 3 JANUARI 1985 ), DE IN DEZE PERIODE TEN ONRECHTE BETAALDE BTW AMBTSHALVE IN MINDERING GEBRACHT OP DE UIT HOOFDE VAN DE INSCHRIJVINGSTAKS VERSCHULDIGDE BEDRAGEN .
9 ZODRA ZIJ KENNIS HAD GEKREGEN VAN DE VOORBEREIDING VAN DE WET VAN 31 JULI 1984, WEES DE COMMISSIE HET KONINKRIJK BELGIE EROP, DAT DEZE REGELING IN WEZEN OP HETZELFDE NEERKWAM ALS DE OUDE BTW-REGELING EN BIJGEVOLG GEEN EINDE MAAKTE AAN DE DOOR HET HOF VEROORDEELDE INBREUK . BIJ SCHRIFTELIJKE INGEBREKESTELLING VAN 27 NOVEMBER 1984 STELDE ZIJ VERVOLGENS VAST, DAT HET KONINKRIJK BELGIE NIET DE MAATREGELEN HAD GENOMEN DIE NODIG WAREN TER UITVOERING VAN ‘S HOFS ARREST VAN 10 APRIL 1984, ZOALS ARTIKEL 171 EEG-VERDRAG VEREIST, EN DAT HET BIJGEVOLG ZIJN VERPLICHTINGEN KRACHTENS ARTIKEL 171 NIET WAS NAGEKOMEN . DE COMMISSIE VOERDE BOVENDIEN AAN, DAT DEZE INSCHRIJVINGSTAKS OP NIEUWE PERSONENAUTO’ S, INDIEN ZE OP ZICH WERD BESCHOUWD, NIET IN OVEREENSTEMMING ZOU ZIJN MET ARTIKEL 33 VAN DE ZESDE RICHTLIJN, VOLGENS HETWELK VANAF DE INWERKINGTREDING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE BTW-REGELING DE INVOERING VAN ANDERE HEFFINGEN DIE HET KARAKTER VAN OMZETBELASTING BEZITTEN, VERBODEN IS .
10 OMDAT HET KONINKRIJK BELGIE ZICH TEGEN HET STANDPUNT VAN DE COMMISSIE VERZETTE, STUURDE DE COMMISSIE OP 20 JUNI 1985 EEN MET REDENEN OMKLEED ADVIES, WAARIN ZIJ VASTSTELDE, DAT HET KONINKRIJK BELGIE NIET DE NODIGE MAATREGELEN HAD GENOMEN VOOR DE UITVOERING VAN ‘S HOFS ARREST VAN 10 APRIL 1984, DOOR IN DE WET VAN 31 JULI 1984 VOOR NIEUWE PERSONENAUTO’ S EEN MET DIT ARREST EN MET DE ZESDE RICHTLIJN STRIJDIGE BEPALING TE HANDHAVEN . DE DOOR HET KONINKRIJK BELGIE TEGEN DIT MET REDENEN OMKLEED ADVIES INGEBRACHTE ARGUMENTEN BEVREDIGDEN DE COMMISSIE NIET, WAAROP DEZE HET ONDERHAVIGE BEROEP INSTELDE .
11 VOOR EEN NADERE UITEENZETTING VAN DE JURIDISCHE CONTEXT, HET PROCESVERLOOP EN DE MIDDELEN EN ARGUMENTEN VAN PARTIJEN WORDT VERWEZEN NAAR HET RAPPORT TER TERECHTZITTING . DEZE ELEMENTEN VAN HET DOSSIER WORDEN HIERONDER SLECHTS WEERGEGEVEN VOOR ZOVER DIT VOOR DE REDENERING VAN HET HOF NOODZAKELIJK IS .
DE ONTVANKELIJKHEID
12 HET KONINKRIJK BELGIE ACHT HET BEROEP NIET-ONTVANKELIJK, OMDAT HET IN WERKELIJKHEID GEEN BETREKKING ZOU HEBBEN OP DE NIET-UITVOERING VAN HET ARREST VAN 10 APRIL 1984 EN DERHALVE OP DE SCHENDING VAN ARTIKEL 171 EEG-VERDRAG, MAAR OP EEN GEHEEL ANDER VERZUIM DAN IN DAT ARREST AAN DE ORDE WAS, TE WETEN EEN SCHENDING VAN ARTIKEL 33 VAN DE ZESDE RICHTLIJN . DE COMMISSIE ZOU TROUWENS NOCH IN HET MET REDENEN OMKLEED ADVIES NOCH IN HET VERZOEKSCHRIFT NAAR ARTIKEL 171 HEBBEN VERWEZEN . WAT DE BEWEERDE SCHENDING VAN ARTIKEL 33 VAN DE ZESDE RICHTLIJN BETREFT, ZOU DE COMMISSIE EEN DERGELIJK NIEUW VERZUIM NIET IN HET KADER VAN DE ONDERHAVIGE PROCEDURE KUNNEN AANVOEREN .
13 DEZE STELLING MOET WORDEN VERWORPEN . ZOWEL UIT DE SCHRIFTELIJKE INGEBREKESTELLING, WAARIN ARTIKEL 171 UITDRUKKELIJK WORDT GECITEERD, ALS UIT HET MET REDENEN OMKLEED ADVIES EN HET VERZOEKSCHRIFT, DIE GEDEELTELIJK DE BEWOORDINGEN VAN ARTIKEL 171 OVERNEMEN, BLIJKT DAT DE COMMISSIE HET KONINKRIJK BELGIE VAN MEET AF AAN HEEFT VERWETEN, NIET ALLE NODIGE MAATREGELEN TE HEBBEN GENOMEN TER UITVOERING VAN HET ARREST VAN 10 APRIL 1984, ZODAT HET VOOR HET KONINKRIJK BELGIE DUIDELIJK MOET ZIJN GEWEEST, WAT DE WERKELIJKE INZET VAN HET GESCHIL WAS . VOOR ZOVER DE COMMISSIE HET KONINKRIJK BELGIE SUBSIDIAIR SCHENDING VAN ARTIKEL 33 VAN DE ZESDE RICHTLIJN VERWIJT, MOET EVENWEL WORDEN TOEGEGEVEN DAT VOOR ZOVEEL NODIG DEZE GRIEF SLECHTS BINNEN DE DOOR ARTIKEL 171 GETROKKEN GRENZEN KAN WORDEN ONDERZOCHT .
TEN GRONDE
14 DE COMMISSIE STELT, DAT DE MAATREGELEN DIE HET KONINKRIJK BELGIE NAAR AANLEIDING VAN HET ARREST VAN 10 APRIL 1984 HEEFT GENOMEN, NIET ALS EEN CORRECTE UITVOERING DAARVAN KUNNEN WORDEN GEZIEN . DE HEFFING VAN DE BTW OVER DE CATALOGUSPRIJS, WAT DOOR HET HOF STRIJDIG WAS VERKLAARD MET ARTIKEL 11 VAN DE ZESDE RICHTLIJN, ZOU IMMERS NIET ZIJN AFGESCHAFT . HET KONINKRIJK BELGIE ZOU IN FEITE NOG STEEDS UITGAAN VAN DE CATALOGUSPRIJS ALS MAATSTAF VAN HEFFING, EN DE INSCHRIJVINGSTAKS ZOALS DIE BIJ DE WET VAN 31 JULI 1984 WERD AANGEPAST VOOR NIEUWE PERSONENAUTO’ S, ZOU IN WERKELIJKHEID, ONDANKS DE ANDERE BENAMING, EEN OMZETBELASTING ZIJN .
15 HET KONINKRIJK BELGIE BRENGT HIERTEGEN IN, DAT HET HOF ZICH IN HET BETROKKEN ARREST ENKEL HEEFT UITGESPROKEN OVER DE VERENIGBAARHEID VAN DE BELGISCHE BTW-REGELING VOOR NIEUWE PERSONENAUTO’ S MET DE ARTIKELEN 11 EN 27, LID 5, VAN DE ZESDE RICHTLIJN . DEZE REGELING ZOU VOLLEDIG IN OVEREENSTEMMING ZIJN GEBRACHT MET GENOEMDE BEPALINGEN . AANGEZIEN VOOR DE INACHTNEMING VAN ARTIKEL 171 EEG-VERDRAG ENKEL DE CORRECTE UITVOERING VAN HET DICTUM VAN HET ARREST IS VEREIST, ZOU DE BETROKKEN LID-STAAT NIET KUNNEN WORDEN VEROORDEELD WEGENS SCHENDING VAN ARTIKEL 171 TER ZAKE VAN EEN VERMEENDE NIEUWE NIET-NAKOMING DIE IN HET EERSTE ARREST NIET IS ONDERZOCHT . HET ENIGE FEIT DAT IN DE ONDERHAVIGE ZAAK AAN HET KONINKRIJK BELGIE TEN LASTE WORDT GELEGD, ZOU ZIJN DAT DE BELGISCHE INSCHRIJVINGSTAKS OP NIEUWE PERSONENAUTO’ S IN STRIJD IS MET ARTIKEL 33 VAN DE ZESDE RICHTLIJN, WELKE BEPALING IN HET ARREST VAN 10 APRIL 1984 IN HET GEHEEL NIET VOORKOMT .
16 GELET OP DEZE ARGUMENTEN MOET ER IN DE EERSTE PLAATS AAN WORDEN HERINNERD, DAT WANNEER HET HOF VASTSTELT DAT EEN LID-STAAT EEN KRACHTENS HET EEG-VERDRAG OP HEM RUSTENDE VERPLICHTING NIET IS NAGEKOMEN, DEZE LID-STAAT INGEVOLGE ARTIKEL 171 GEHOUDEN IS “DIE MAATREGELEN TE NEMEN, WELKE NODIG ZIJN TER UITVOERING VAN HET ARREST VAN HET HOF VAN JUSTITIE “.
17 VASTGESTELD MOET WORDEN, DAT HET KONINKRIJK BELGIE DE REGELING BETREFFENDE DE MAATSTAF VAN HEFFING VAN DE BTW, DIE HET HOF IN ZIJN ARREST VAN 10 APRIL 1984 HAD VEROORDEELD, WELISWAAR HEEFT AFGESCHAFT, DOCH DAT HET TEGELIJKERTIJD EEN AANVULLENDE REGELING HEEFT VASTGESTELD INZAKE DE INSCHRIJVINGSTAKS VOOR NIEUWE PERSONENAUTO’ S MET ALS DOEL, HET BELASTINGSTELSEL ZODANIG AAN TE PASSEN DAT IN FEITE ALLES BIJ HET OUDE ZOU BLIJVEN .
18 ER MOET IMMERS OP WORDEN GEWEZEN, ENERZIJDS, DAT DE OP 3 JANUARI 1985 IN WERKING GETREDEN WIJZIGINGEN IN DE BELGISCHE INSCHRIJVINGSTAKS SPECIFIEK BETREKKING HEBBEN OP DEZELFDE GOEDEREN, TE WETEN NIEUWE PERSONENAUTO’ S, ALS DIE HET VOORWERP WAREN VAN DE IN HET ARREST VAN 10 APRIL 1984 VEROORDEELDE HEFFING VAN DE OMZETBELASTING, EN ANDERZIJDS, DAT HET TARIEF VAN DEZE TAKS GELIJK IS AAN DAT VAN DE OMZETBELASTING IN HET KONINKRIJK BELGIE OP DE LEVERING EN DE INVOER VAN NIEUWE PERSONENAUTO’ S . DAARENBOVEN WORDT DE MAATSTAF VAN HEFFING NIET GEVORMD DOOR DE WERKELIJK OVEREENGEKOMEN PRIJS, MAAR DOOR DE CATALOGUSPRIJS, EEN ELEMENT DAT NU JUIST IN HET MIDDELPUNT STOND VAN VOORNOEMD ARREST VAN HET HOF .
19 ARTIKEL 3 VAN DE WET VAN 31 JULI 1984 CREEERT EEN RECHTSTREEKS VERBAND TUSSEN DEZE INSCHRIJVINGSTAKS EN DE OMZETBELASTING, IN ZOVER HET BEPAALT, DAT INDIEN DE BELASTING OVER DE TOEGEVOEGDE WAARDE WERD BETAALD BIJ DE LEVERING OF DE INVOER, DE INSCHRIJVING VAN HET VOERTUIG, VOLGEND OP DEZE LEVERING OF INVOER, SLECHTS VAN DE TAKS IS VRIJGESTELD TOT HET BELOOP VAN HET BEDRAG DAT GEDIEND HEEFT ALS MAATSTAF VAN HEFFING VOOR DE BELASTING OVER DE TOEGEVOEGDE WAARDE BIJ DE LEVERING OF DE INVOER VAN DAT VOERTUIG .
20 DIT VERREKENINGSMECHANISME BRENGT MEE, ZOALS TROUWENS UITDRUKKELIJK WORDT VERMELD IN DE CONSIDERANS VAN HET UITVOERINGSBESLUIT VAN 20 DECEMBER 1984, DAT DE AANPASSING VAN DE INSCHRIJVINGSTAKS VOOR NIEUWE PERSONENAUTO’ S “EEN CORRECTIEF” VORMT VOOR DE TEN GEVOLGE VAN VOORMELD ARREST VAN HET HOF VEREISTE AFSCHAFFING VAN DE MINIMUMMAATSTAF VAN HEFFING VAN DE BTW, EN DAT BEIDE HEFFINGEN DUS “EEN NIET TE SCHEIDEN GEHEEL VORMEN “.
21 HIERUIT VOLGT, DAT DE BELGISCHE INSCHRIJVINGSTAKS VOOR WAT HET BEDRAG EN ZELFS VOOR WAT HET BESTAAN ERVAN BETREFT, GEEN ZELFSTANDIGE BELASTING IS, MAAR AFHANKELIJK IS VAN DE BIJ DE LEVERING OF DE INVOER VAN EEN NIEUWE PERSONENAUTO BETAALDE BTW .
22 HET KONINKRIJK BELGIE BESTRIJDT DEZE ZIENSWIJZE EN VOERT PRIMAIR AAN, DAT DE TWEE BETROKKEN HEFFINGEN GELET OP DE OMSCHRIJVING VAN DE DEBITEUR EN OP HET BELASTBAAR FEIT DUIDELIJK VAN ELKAAR VERSCHILLEN . BIJ EEN LEVERING IN HET BINNENLAND ZOU DE DEBITEUR VAN DE BTW IN DE KLEINHANDELSFASE DE HANDELAAR ZIJN DIE DE NIEUWE WAGEN AAN DE EINDVERBRUIKER HEEFT GELEVERD, EN NIET DEZE LAATSTE . DE DEBITEUR VAN DE INSCHRIJVINGSTAKS DAARENTEGEN ZOU DEGENE ZIJN OP WIENS NAAM DE NIEUWE PERSONENAUTO WORDT TOEGELATEN TOT HET VERKEER OP DE OPENBARE WEG . HET BELASTBAAR FEIT VOOR DE BTW ZOU BESTAAN IN DE LEVERING VAN DE NIEUWE PERSONENAUTO DOOR DE KLEINHANDELAAR AAN ZIJN KLANT, TERWIJL DE INSCHRIJVINGSTAKS ZOU AFHANGEN VAN EEN ANDER FEIT, TE WETEN DE AFGIFTE VAN HET INSCHRIJVINGSCERTIFICAAT ALS MACHTIGING OM DE NIEUWE PERSONENAUTO OP DE OPENBARE WEG TE BRENGEN .
23 MET BETREKKING TOT HET ARGUMENT, DAT DE DEBITEURS VOOR DE BTW EN VOOR DE INSCHRIJVINGSTAKS NIET DEZELFDE ZIJN, MOET IN DE EERSTE PLAATS WORDEN HERINNERD AAN HETGEEN HET HOF REEDS IN ZIJN ARRESTEN VAN 10 JULI 1985 HEEFT VERKLAARD ( ZAAK 16/84, COMMISSIE/NEDERLAND, JURISPR . 1985, BLZ . 2366, EN ZAAK 17/84, COMMISSIE/IERLAND, JURISPR . 1985, BLZ . 2376 ), NAMELIJK DAT HET GEMEENSCHAPPELIJK BTW-STELSEL BERUST OP HET BEGINSEL DAT VAN GOEDEREN EN DIENSTEN TOT EN MET DE KLEINHANDELSFASE EEN ALGEMENE VERBRUIKSBELASTING WORDT GEHEVEN, WELKE STRIKT EVENREDIG IS AAN DE PRIJS VAN DIE GOEDEREN EN DIENSTEN, ZULKS ONGEACHT HET AANTAL TRANSACTIES WELKE TIJDENS HET PRODUKTIE – EN DISTRIBUTIEPROCES VOOR DE FASE VAN HEFFING PLAATSVINDEN . BIJ ELKE TRANSACTIE IS DE BTW EVENWEL SLECHTS VERSCHULDIGD ONDER AFTREK VAN HET BEDRAG VAN DE BTW WAARMEE DE ONDERSCHEIDEN ELEMENTEN VAN DE PRIJS RECHTSTREEKS ZIJN BELAST . NADAT HET GOED DE NIET-BELASTINGPLICHTIGE EINDVERBRUIKER HEEFT BEREIKT, BLIJFT ER BTW OP RUSTEN NAAR EVENREDIGHEID VAN DE PRIJS DIE DEZE VERBRUIKER AAN ZIJN LEVERANCIER HEEFT BETAALD .
24 OOK AL IS DUS DE EINDVERBRUIKER NIET DE BTW-PLICHTIGE, TOCH IS HIJ HET DIE AAN HET EINDE VAN HET DISTRIBUTIEPROCES DE BTW DIENT TE BETALEN NAAR EVENREDIGHEID VAN DE PRIJS VAN HET VERKREGEN GOED . HET BLIJKT DERHALVE, DAT IN HET KADER VAN DE BELGISCHE BELASTINGREGELING BETREFFENDE DE VERKRIJGING VAN NIEUWE PERSONENAUTO’ S DE EINDVERBRUIKER DIE EEN DERGELIJKE WAGEN HEEFT VERKREGEN, UITEINDELIJK ZOWEL DE BTW ALS DE INSCHRIJVINGSTAKS MOET DRAGEN, ZODAT DE DOOR DE BELGISCHE REGERING AANGEVOERDE VERSCHEIDENHEID EEN LOUTER BELASTINGTECHNISCH ELEMENT IS EN DUS BUITEN BESCHOUWING KAN WORDEN GELATEN . HET KONINKRIJK BELGIE IS TROUWENS KLAARBLIJKELIJK VAN DEZELFDE IDEE UITGEGAAN, AANGEZIEN ONDANKS DEZE FORMELE VERSCHEIDENHEID IN DE OVERGANGSBEPALING BIJ DE HIERBOVEN OMSCHREVEN AANVULLENDE REGELING WERD VOORZIEN IN EEN ONDERLINGE COMPENSATIE TUSSEN DE TWEE BETROKKEN HEFFINGEN .
25 MET BETREKKING TOT HET ANDERE ARGUMENT VAN HET KONINKRIJK BELGIE, DAT ENKEL DE BTW DE LEVERING VAN NIEUWE PERSONENAUTO’ S TREFT, TERWIJL DE INSCHRIJVINGSTAKS IN VERBAND STAAT MET HET LOUTERE IN HET VERKEER BRENGEN, MOET EROP WORDEN GEWEZEN DAT DEZE STELLING ENKEL ZOU KUNNEN WORDEN AANVAARD, INDIEN DE TWEE HEFFINGEN DAADWERKELIJK VAN ELKAAR ONAFHANKELIJK WAREN . TEN AANZIEN VAN DE INSCHRIJVINGSTAKS IS EVENWEL REEDS VASTGESTELD, DAT DEZE WEGENS HAAR BOVENOMSCHREVEN VERREKENINGSMECHANISME EN BIJGEVOLG HAAR AANVULLENDE KARAKTER TEN OPZICHTE VAN DE BTW NIET EEN DERGELIJK ZELFSTANDIG KARAKTER BEZIT . DE DIRECTE BAND DIE DOOR DIT VERREKENINGSMECHANISME WORDT GELEGD TUSSEN DE LEVERING AAN DE EINDVERBRUIKER EN DE DAAROPVOLGENDE INSCHRIJVING VAN EEN NIEUWE PERSONENAUTO, HEEFT INTEGENDEEL TOT GEVOLG, DAT HET BEGRIPSMATIG VERSCHIL TUSSEN DE RESPECTIEVE BELASTBARE FEITEN VAN BEIDE HEFFINGEN VERVALT .
26 HIERUIT VOLGT, DAT NOCH DE UITEENLOPENDE OMSCHRIJVING IN HET BELGISCHE RECHT VAN DE DEBITEURS VAN DE TWEE HEFFINGEN NOCH DE OMSTANDIGHEID DAT FORMEEL ALLEEN DE BTW TER ZAKE VAN DE LEVERING VAN NIEUWE PERSONENAUTO’ S WORDT GEHEVEN, KAN AFDOEN AAN HET ONLOSMAKELIJKE EN AANVULLENDE VERBAND DAT NAAR BELGISCH RECHT TUSSEN DE BTW EN DE INSCHRIJVINGSTAKS BESTAAT .
27 HET KONINKRIJK BELGIE STELT NOG, DAT DE INSCHRIJVINGSTAKS HAAR RECHTVAARDIGING VINDT IN HET TEGENGAAN VAN HET GEVAAR VOOR FRAUDULEUZE PRAKTIJKEN, WAARBIJ DE LEVERANCIER EEN LAGERE PRIJS DAN DE WERKELIJKE VERKOOPPRIJS OPGEEFT, WAARMEE DE KOPER INSTEMT TEN EINDE DE DOOR HEM VERSCHULDIGDE BELASTING TE VERMINDEREN .
28 UIT DIT BETOOG BLIJKT EVENWEL ANDERMAAL, DAT DE INSCHRIJVINGSTAKS IN WERKELIJKHEID – EVENALS DE BTW, WAAROP ZIJ EEN AANVULLING IS – IS AFGESTEMD OP DE MODALITEITEN VAN DE HANDELSTRANSACTIE, DIE BESTAAT IN DE VERKRIJGING VAN EEN NIEUWE PERSONENAUTO EN NIET, ZOALS HET KONINKRIJK BELGIE BEWEERT, IN DE INSCHRIJVING ALS ZELFSTANDIG RECHTSFEIT . OVERIGENS IS DEZE RECHTVAARDIGINGSGROND VOOR HET GEBRUIK VAN DE CATALOGUSPRIJS, ALS MAATREGEL OM IN HET KADER VAN DE OMZETBELASTING BELASTINGFRAUDE OF -ONTWIJKINGEN TE VOORKOMEN, DOOR HET HOF IN HET ARREST VAN 10 APRIL 1984 REEDS VERWORPEN OP GROND DAT EEN DERGELIJKE MAATREGEL ONEVENREDIG IS MET HET BEOOGDE DOEL, DOORDAT EEN DERGELIJKE MAATREGEL SYSTEMATISCH AFWIJKT VAN ARTIKEL 11 VAN DE ZESDE RICHTLIJN .
29 UIT HET VOORGAANDE VOLGT, DAT MOET WORDEN VASTGESTELD DAT HET KONINKRIJK BELGIE, DOOR IN DE WET VAN 31 JULI 1984 IN FEITE DE CATALOGUSPRIJS TE HANDHAVEN ALS MAATSTAF VAN HEFFING VOOR DE BELASTING OP NIEUWE PERSONENAUTO’ S EN NIEUWE AUTO’ S VOOR DUBBEL GEBRUIK, NIET DE MAATREGELEN HEEFT GENOMEN DIE NODIG ZIJN TER UITVOERING VAN ‘S HOFS ARREST VAN 10 APRIL 1984, EN DE KRACHTENS HET VERDRAG OP HEM RUSTENDE VERPLICHTINGEN NIET IS NAGEKOMEN .
Beslissing inzake de kosten
KOSTEN
30 KRACHTENS ARTIKEL 69, PARAGRAAF 2, VAN HET REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING MOET DE IN HET ONGELIJK GESTELDE PARTIJ IN DE KOSTEN WORDEN VERWEZEN . AANGEZIEN HET KONINKRIJK BELGIE IN HET ONGELIJK IS GESTELD, DIENT HET IN DE KOSTEN TE WORDEN VERWEZEN .
Dictum
HET HOF VAN JUSTITIE,
RECHTDOENDE, VERSTAAT :
1 ) DOOR IN DE WET VAN 31 JULI 1984 IN FEITE DE CATALOGUSPRIJS TE HANDHAVEN ALS MAATSTAF VAN HEFFING VOOR DE BELASTING OP NIEUWE PERSONENAUTO’ S EN NIEUWE AUTO’ S VOOR DUBBEL GEBRUIK, HEEFT HET KONINKRIJK BELGIE NIET DE MAATREGELEN GENOMEN DIE NODIG ZIJN TER UITVOERING VAN ‘S HOFS ARREST VAN 10 APRIL 1984, EN IS HET DE KRACHTENS HET VERDRAG OP HEM RUSTENDE VERPLICHTINGEN NIET NAGEKOMEN .
2 ) HET KONINKRIJK BELGIE WORDT VERWEZEN IN DE KOSTEN VAN DE PROCEDURE .