HvJ 06-05-2010 Commissie-Polen C-311/09

Poolse vlag in de vorm van Polen

HvJ Commissie-Polen arrest

Internationaal vervoer van personen – Forfaitaire belasting van buiten nationale grondgebied gevestigde vervoerders

Door de btw te heffen op de wijze als bepaald in afdeling 13, paragraaf 35, punten 1 en 3 tot en met 5, van de verordening van de minister van Financiƫn van 27 april 2004 betreffende de tenuitvoerlegging van sommige bepalingen van de wet inzake de belasting op producten en diensten, is de Republiek Polen de krachtens de artikelen 73, 168 en 273 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, op haar rustende verplichtingen niet nagekomen.

DictumArrestVerzoek

Door de belasting over de toegevoegde waarde te heffen op de wijze als bepaald in afdeling 13, paragraaf 35, punten 1 en 3 tot en met 5, van de verordening van de minister van Financiƫn van 27 april 2004 betreffende de tenuitvoerlegging van sommige bepalingen van de wet inzake de belasting op producten en diensten, is de Republiek Polen de krachtens de artikelen 73, 168 en 273 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, op haar rustende verplichtingen niet nagekomen.

Dit is arrest is niet in het Nederlands gepubliceerd.

Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 6 mei 2010 – Europese Commissie / Republiek Polen
(Zaak C-311/09)1
(Niet-nakoming – Belasting – Btw – Internationaal vervoer van personen – Forfaitaire belasting van buiten nationale grondgebied gevestigde vervoerders)
Procestaal: Pools
Partijen
Verzoekende partij:Ā Europese Commissie (vertegenwoordigers: D. Triantafyllou en K. Herrmann, gemachtigden)
Verwerende partij:Ā Republiek Polen (vertegenwoordigers: M. Dowgielewicz en M. Szpunar, gemachtigden)
Voorwerp
Niet-nakoming – Schending van de artikelen 73, 168 en 273 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347, blz. 1) – Internationaal vervoer van personen over de weg – Nationale regeling die de in het buitenland gevestigde vervoerders verplicht tot voldoening van de btw volgens een forfaitair systeem dat uitsluitend op het aantal op het nationale grondgebied vervoerde personen is gebaseerd, en die aftrek van de voorbelasting niet mogelijk maakt
Dictum
Door de belasting over de toegevoegde waarde te heffen op de wijze als bepaald in afdeling 13, paragraaf 35, punten 1 en 3 tot en met 5, van de verordening van de minister van Financiƫn van 27 april 2004 betreffende de tenuitvoerlegging van sommige bepalingen van de wet inzake de belasting op producten en diensten, is de Republiek Polen de krachtens de artikelen 73, 168 en 273 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, op haar rustende verplichtingen niet nagekomen.
De Republiek Polen wordt verwezen in de kosten.

____________

1Ā – PB C 256 van 24.10.2009.

ECLI:EU:C:2010:257

Beroep ingesteld op 4 augustus 2009 – Commissie van de Europese Gemeenschappen / Republiek Polen
(Zaak C-311/09)
Procestaal: Pools
Partijen
Verzoekende partij:Ā Commissie van de Europese Gemeenschappen (vertegenwoordigers: D. Triantafyllou en K. Herrmann, gemachtigden)
Verwerende partij:Ā Republiek Polen
Conclusies
vaststellen dat de Republiek Polen, door over de verrichting van diensten in het internationale wegvervoer door belastingplichtigen die hun zetel of vaste woonplaats buiten Polen hebben, btw te heffen op de wijze als bepaald in afdeling 13, paragraaf 35, punten 1, 3, 4 en 5 van de verordening van de minister van Financiƫn van 27 april 2004, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens de artikelen 73, 168 en 273 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde1;
Republiek Polen verwijzen in de kosten.
Middelen en voornaamste argumenten
Diensten in het internationale wegvervoer zijn onderworpen aan de belasting over de toegevoegde waarde volgens de in richtlijn 2006/112/EG vastgestelde beginselen.
Volgens de Commissie is de in afdeling 13, paragraaf 35, punten 1, 3, 4 en 5 van de verordening van de minister van FinanciĆ«n van 27 april 2004 bepaalde wijze van heffing en berekening van de btw over dienstverrichtingen in het internationale wegvervoer door belastingplichtigen die hun zetel of vaste woonplaats buiten Polen hebben, onverenigbaar met de artikelen 73, 168 en 273 van richtlijn 2006/112/EG. De onverenigbaarheid met artikel 73 van richtlijn 2006/112/EG bestaat erin dat de maatstaf van heffing voor de btw in elk geval 285 PLN bedraagt, waarbij geen rekening wordt gehouden met de werkelijke afstand die in Polen door de autobus wordt afgelegd, en ook niet met de werkelijke voor een bepaalde dienst verschuldigde vergoeding. Het Poolse btw-stelsel geeft de belastingplichtige die diensten van internationaal personenvervoer verricht, geen recht op aftrek van de btw over een goed dat tijdens een bepaalde aangifteperiode ten behoeve van die belaste vervoersdienst is verworven (bijvoorbeeld brandstof), hetgeen in strijd is met artikel 168 van de richtlijn. Bovendien is het Poolse btw-stelsel onverenigbaar met artikel 273 van richtlijn 2006/112/EG, omdat het voor de belastingplichtigen de verplichting invoert om op het moment dat de autobus met passagiers het grondgebied van Polen binnenrijdt, in het douanekantoor een aangifte te overhandigen waarop het belastingbedrag is aangegeven, en die belasting in het douanekantoor te betalen “op het moment dat de autobus met passagiers het nationale grondgebied binnenrijdt”, hetgeen aanleiding geeft tot formaliteiten in verband met een grensoverschrijding.
Volgens de Commissie kan het bestreden stelsel inzake belastingheffing en belastinginning niet worden gebaseerd op artikel 281en ook niet op artikel 395 van richtlijn 2006/112/EG.

____________

1Ā – PB L 347, blz. 1.