Jarenlange gevangenisstraffen voor btw-fraude autohandelaren

Autohandelaar auto kopen autodealer

Jarenlange gevangenisstraffen voor btw-fraude autohandelaren

Een 50-jarige autohandelaar uit Hoogeveen en zijn 41-jarige compagnon uit Meppel zijn veroordeeld tot jarenlange gevangenisstraffen voor btw-fraude. De mannen misleidden met hun criminele organisatie bewust de Belastingdienst waardoor zij miljoenen euro’s winst maakten. De man uit Hoogeveen is veroordeeld tot 59 maanden cel. De andere handelaar tot een gevangenisstraf van 47 maanden.

Het autobedrijf – waar de mannen leiding aan gaven – kocht auto’s van Nederlandse leasemaatschappijen op om deze vervolgens door te verkopen. Een bedrijf mag binnen Europa auto’s aan een ander bedrijf verkopen zonder btw af te dragen, maar dan moet het kopende bedrijf in dat land wel btw afdragen. Het Hoogeveense autobedrijf verkocht voor miljoenen aan auto’s aan tientallen zogenaamde autobedrijven in voornamelijk West-Europa. In werkelijkheid waren deze bedrijven slechts katvangers en werden de auto’s in en rond Berlijn afgeleverd om daarna doorverkocht te worden zonder dat er btw werd afgedragen. De handelaren wisten van deze frauduleuze praktijken af en hadden een actieve rol in de organisatie.

Dat de mannen zeggen altijd te goeder trouw te hebben gehandeld gelooft de rechtbank niet. Uit diverse mail en WhatsApp gesprekken blijkt dat de mannen onderling spraken over de katvangbedrijven. In werkelijk waren er 4 kopers die de tientallen katvangbedrijven aanstuurden en vervolgens lieten ‘ploffen’. Ook blijkt na het uitlezen van de camerabeelden van het Hoogeveense autobedrijf dat de mannen afwisten van de constructie en het opzettelijk omzeilen van de btw afdracht. Zij hadden daar zelf een actieve rol in. Zo was het bedrijf in het bezit van zogenoemde btw-stempels van de katvangbedrijven. Deze stempels werden in het bedrijf in Hoogeveen op vrachtbrieven gezet , terwijl deze stempels pas bij aflevering door het kopende bedrijf gezet moeten worden. Ook zijn de mannen door de belastingdienst gewaarschuwd dat zij zaken deden met vermoedelijke katvangers.

Door de fraude met tweedehands btw-auto’s met contante betalingen zijn op zeer omvangrijke schaal en structureel geldbedragen witgewassen. Het witwassen van crimineel geld vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer ernstig aan. Daarnaast zorgt de fraude voor een groot financieel nadeel voor de belastingdienst. In deze zaak is de schade grofweg 15 miljoen euro. Het plegen van btw-fraude leidt er uiteindelijk toe dat belastingplichtigen meer belasting moeten betalen.

Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met het feit dat de mannen geen openheid van zaken hebben gegeven. De fraude heeft zo’n vier jaar lang plaatsgevonden. Het op deze manier ‘gemakkelijk’ geld verdienen ten koste van de staatskas en de belastingbetaler kan niet afgedaan worden met een lichte straf. Daarnaast hadden de mannen verboden wapens in bezit. Het strafvoorstel van de officier van justitie doet volgens de rechtbank geen recht aan de ernst van de feiten, waardoor de opgelegde straf hoger uitvalt. Wanneer personen verdacht worden van een strafbaar feit mogen ze er van uit gaan dat ze binnen twee jaar berecht worden. In dit geval is dat niet gelukt, waardoor de rechtbank in beide zaken een aftrek van 1 maand toepast.

Naast de twee leidinggevenden van het bedrijf is ook het bedrijf veroordeeld. Het bedrijf moet een boete van 500.000,- euro betalen. Daarnaast zal er nog een zogenoemde ontnemingszaak komen. In die procedure zal het Openbaar Ministerie proberen het financieel voordeel te verhalen. Ook twee medewerkers van het bedrijf zullen zich nog moeten verantwoorden voor de rechter voor betrokkenheid bij de criminele organisatie.

RechtbankRechtbank
Instantie
Rechtbank Overijssel
Datum uitspraak
25-08-2020
Datum publicatie
25-08-2020
Zaaknummer
08/962004-17 (P) (LP)
Rechtsgebieden
Strafrecht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg – meervoudig
Inhoudsindicatie

Een 50-jarige autohandelaar uit Hoogeveen en zijn 41-jarige compagnon uit Meppel zijn veroordeeld tot jarenlange gevangenisstraffen. De mannen misleidden met hun criminele organisatie bewust de fiscus waardoor zij miljoenen euro’s winst maakten. De man uit Hoogeveen is veroordeeld tot 59 maanden cel. De andere handelaar tot een gevangenisstraf van 47 maanden.

Het autobedrijf – waar de mannen leiding aan gaven – kocht auto’s van Nederlandse leasemaatschappijen op om deze vervolgens door te verkopen. Een bedrijf mag binnen Europa auto’s aan een ander bedrijf verkopen zonder btw af te dragen, maar dan moet het kopende bedrijf in dat land wel btw afdragen. Het Hoogeveense autobedrijf verkocht voor miljoenen aan auto’s aan tientallen zogenaamde autobedrijven in voornamelijk West-Europa. In werkelijkheid waren deze bedrijven slechts katvangers en werden de auto’s in en rond Berlijn afgeleverd om daarna doorverkocht te worden zonder dat er btw werd afgedragen. De handelaren wisten van deze frauduleuze praktijken af en hadden een actieve rol in de organisatie.

Dat de mannen zeggen altijd te goeder trouw te hebben gehandeld gelooft de rechtbank niet. Uit diverse mail en WhatsApp gesprekken blijkt dat de mannen onderling spraken over de katvangbedrijven. In werkelijk waren er 4 kopers die de tientallen katvangbedrijven aanstuurden en vervolgens lieten ‘ploffen’. Ook blijkt na het uitlezen van de camerabeelden van het Hoogeveense autobedrijf dat de mannen afwisten van de constructie en het opzettelijk omzeilen van de btw afdracht. Zij hadden daar zelf een actieve rol in. Zo was het bedrijf in het bezit van zogenoemde btw-stempels van de katvangbedrijven. Deze stempels werden in het bedrijf in Hoogeveen op vrachtbrieven gezet , terwijl deze stempels pas bij aflevering door het kopende bedrijf gezet moeten worden. Ook zijn de mannen door de belastingdienst gewaarschuwd dat zij zaken deden met vermoedelijke katvangers.

Door de fraude met tweedehands btw-auto’s met contante betalingen zijn op zeer omvangrijke schaal en structureel geldbedragen witgewassen. Het witwassen van crimineel geld vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer ernstig aan. Daarnaast zorgt de fraude voor een groot financieel nadeel voor de belastingdienst. In deze zaak is de schade grofweg 15 miljoen euro. Het plegen van btw-fraude leidt er uiteindelijk toe dat belastingplichtigen meer belasting moeten betalen.

Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met het feit dat de mannen geen openheid van zaken hebben gegeven. De fraude heeft zo’n vier jaar lang plaatsgevonden. Het op deze manier ‘gemakkelijk’ geld verdienen ten koste van de staatskas en de belastingbetaler kan niet afgedaan worden met een lichte straf. Daarnaast hadden de mannen verboden wapens in bezit. Het strafvoorstel van de officier van justitie doet volgens de rechtbank geen recht aan de ernst van de feiten, waardoor de opgelegde straf hoger uitvalt. Wanneer personen verdacht worden van een strafbaar feit mogen ze er van uit gaan dat ze binnen twee jaar berecht worden. In dit geval is dat niet gelukt, waardoor de rechtbank in beide zaken een aftrek van 1 maand toepast.

Naast de twee leidinggevenden van het bedrijf is ook het bedrijf veroordeeld. Het bedrijf moet een boete van 500.000,- euro betalen. Daarnaast zal er nog een zogenoemde ontnemingszaak komen. In die procedure zal het Openbaar Ministerie proberen het financieel voordeel te verhalen. Ook twee medewerkers van het bedrijf zullen zich nog moeten verantwoorden voor de rechter voor betrokkenheid bij de criminele organisatie.

Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Viditax (FutD), 26-08-2020
Verrijkte uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht

Meervoudige kamer

Zittingsplaats Zwolle

Parketnummer: 08/962004-17 (P) (LP)

Datum vonnis: 25 augustus 2020

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte 1] ,

geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] ,

wonende te [adres] .

1Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van

28 juli 2020, 29 juli 2020 en 11 augustus 2020.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie

mr. A-K. Kooij en van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen, naar voren is gebracht.

2De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich – al dan niet samen met een ander of anderen – heeft schuldig gemaakt aan:

  • -Feit 1: deelname aan een criminele organisatie;
  • -Feit 2: (feitelijk leiding geven aan/opdracht geven tot) valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon;
  • -Feit 3: (feitelijk leiding geven aan/opdracht geven tot) het opzettelijk niet uitvoeren/verstrekken van de op grond van artikel 16, lid 1 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) bij een ongebruikelijke financiële transactie voorgeschreven meldingsplicht en/of identificatie, begaan door een rechtspersoon;
  • -Feit 4: (feitelijk leiding geven aan/opdracht geven tot) het opzettelijk niet uitvoeren van het op grond van artikel 3, lid 2 en/of artikel 8, lid 2 Wwft voorgeschreven (verscherpt) cliëntenonderzoek, begaan door een rechtspersoon;
  • -Feit 5: het voorhanden hebben van een busje pepperspray;
  • -Feit 6: het voorhanden hebben van een Browning-vuurwapen, een gaspistool, 24 kogelpatronen 7.65 mm, 33 kogelpatronen 6.35 mm, twee stroomstootwapens en een busje pepperspray.

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte dat:

1.

hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 januari 2014

tot en met 27 november 2017,

– in Hoogeveen en/of in een of meer andere plaatsen in Nederland;

– in Berlijn en/of in een of meer andere plaatsen in Duitsland;

– in een of meer plaatsen in Europa waar zogenoemde katvangersbedrijven /

missing traders gevestigd zijn/waren;

heeft deelgenomen aan een organisatie, die bestond uit:

A. Medewerkers / bestuurders [bedrijfsnaam 1] .

– [medeverdachte] ;

– hem (verdachte [verdachte 1] );

– een of meer werknemers van [bedrijfsnaam 1] .;

B. Rechtspersonen

– [bedrijfsnaam 1] .;

– Autobedrijf [bedrijfsnaam 1] .;

C. Feitelijke kopers

– [koper 1] ;

– [koper 2] ;

– [koper 3] ;

– [koper 4] ;

– een of meer andere feitelijke kopers of medewerkers/handlangers daarvan;

D. Katvangersbedrijven en katvangers

– [naam 1] ;

– [naam 2] ;

– [naam 3] ;

– een of meer andere zogenoemde katvangersbedrijven / missing traders;

– [naam 4] (onderzoek Dunellen, zie onder meer zaaksdossier 02 en 05);

– een of meer andere zogenoemde katvangers (op papier eigenaar, bestuurder,

gevolmachtigde of anderszins betrokken bij katvangersbedrijf),

welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven in Nederland en

elders in Europa, te weten:

– het plegen van (gewoonte)witwassen (artikel 420bis en verder Wetboek van

Strafrecht);

– het plegen van valsheid in geschrift (artikel 225 Wetboek van Strafrecht);

– het handelen in strijd met een of meer voorschriften (waaronder artikel 3 en

16) van de Wet ter voorkoming van witwassen en Financieren Terrorisme;

– het plegen van fiscale misdrijven: namelijk (intracommunautaire) btw-fraude

waarbij voertuigen op papier tegen het 0%-tarief worden geëxporteerd en

geleverd aan zogenoemde katvangersbedrijven. De voertuigen worden feitelijk

echter afgenomen door een andere koper. De omzetbelasting wordt stelselmatig

te weinig of niet binnen de Europese Unie afgedragen. In Nederland is het

plegen van dit feit strafbaar gesteld in artikel 69 Algemene Wet inzake

Rijksbelastingen.

2.

[bedrijfsnaam 1] . en/of een of meer medewerkers van [bedrijfsnaam 1] .,

op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot

en met 27 november 2017 in Hoogeveen en/of andere plaatsen in Nederland en/of

Duitsland,

tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke personen en/of een of

meer rechtspersonen, althans alleen,

(telkens) opzettelijk een of meer bedrijfsadministraties van [bedrijfsnaam 1] .

over de jaren 2015, 2016, 2017,

elk zijnde een samenstel van geschriften die in onderlinge samenhang telkens

bestemd zijn om te dienen tot bewijs van enig feit,

valselijk heeft opgemaakt of vervalst, (telkens) met het oogmerk om die

geschriften als echt en onvervalst te (doen) gebruiken of door anderen te

doen gebruiken, bestaande dat valselijk opmaken (telkens) hieruit, dat

(telkens) in die bedrijfsadministraties documenten zijn opgenomen, namelijk:

A. (Verkoop)facturen/receipts

(zaaksdossier valsheid in geschrift, paragraaf 5.1)

– een verkoopfactuur, gedateerd 22 januari 2015, betreffende de verkoop van

een Audi A4 aan [bedrijfsnaam 16] SRL (proces-verbaal van bevindingen

Lerec16009-960 – bijlage 4);

– een verkoopfactuur, gedateerd 6 maart 2015, betreffende de verkoop van een

Audi A4 aan [naam 1] (proces-verbaal van bevindingen Lerec16009-960

– bijlage 5);

– een verkoopfactuur, gedateerd 6 maart 2015, betreffende de verkoop van een

Peugeot 508 aan [naam 6] (proces-verbaal van bevindingen Lerec16009-960 –

bijlage 6);

– een verkoopfactuur, gedateerd 17 juni 2016, betreffende de verkoop van een

Mercedes E200 aan [naam 3] (proces-verbaal van bevindingen

Lerec16009-960 – bijlage 7);

– een receipt, gedateerd 12 september 2016, betreffende de verkoop van een

Volvo V40 aan [naam 7] en (de bij deze transactie behorende) factuur

aan [naam 8] (proces-verbaal van bevindingen Lerec16009-960 –

bijlage 8);

– een receipt, gedateerd 13 oktober 2016, betreffende de verkoop van een

Porsche Cayenne aan [naam 9] en (de bij deze transactie behorende) factuur

aan [naam 8] (proces-verbaal van bevindingen Lerec16009-960 –

bijlage 9);

– een verkoopfactuur, gedateerd 12 oktober 2017, betreffende de verkoop van

een Opel Insignia aan [naam 10] (proces-verbaal van bevindingen

Lerec16009-960 – bijlage 11);

– een receipt, gedateerd 22 maart 2017, betreffende de verkoop van een Volvo

V60 aan [naam 11] en (de bij deze transactie behorende) factuur

aan [naam 8] (proces-verbaal van bevindingen Lerec16009-960 –

bijlage 12);

– een receipt, gedateerd 23 februari 2017, betreffende de verkoop van een BMW

320d aan [naam 9] en (de bij deze transactie behorende) factuur

aan [naam 8] (proces-verbaal van bevindingen Lerec16009-960 –

bijlage 13);

waarbij de valsheid/vervalsing er (telkens) uit bestaat dat op de

(verkoop)facturen en receipts in strijd met de waarheid een zogenoemd

katvangerbedrijf als koper/afnemer is opgenomen. Dat wil zeggen: op de

factuur/receipt staat een koper/afnemer (met bijbehorend btw-nummer) vermeld

die niet daadwerkelijk het gefactureerde voertuig heeft gekocht. De persoon

en/of het bedrijf die het voertuig wél heeft gekocht/afgenomen staat niet op

de (verkoop)factuur/receipt vermeld;

B. Onjuiste Wwft-meldingen

(zaaksdossier Wwft, paragraaf 7.2 en aanvullende documenten procesdossier

26Milltown van 18 maart 2019)

1. de in de bedrijfsadministratie opgenomen melding (report: 1251028-0-0) van

een op of omstreeks 13 januari 2016 verrichte ongebruikelijke transactie, te

weten een (geheel of gedeeltelijke) contante betaling van 72.000,- Euro,

welke transactie in strijd met de waarheid is gemeld onder de naam [naam 12]

(katvangersbedrijf [naam 1] ), terwijl de transactie in werkelijkheid

werd verricht door of namens de feitelijke koper [koper 4] ;

2. de in de bedrijfsadministratie opgenomen melding (report: 1076098-0-0) van

een op of omstreeks 8 september 2015 verrichte ongebruikelijke transactie, te

weten een (geheel of gedeeltelijke) contante betaling van 25.000,- Euro,

welke transactie in strijd met de waarheid is gemeld onder de naam [naam 13]

(katvangersbedrijf [naam 14] ), terwijl de transactie in

werkelijkheid werd verricht door of namens de feitelijke koper [naam 15] ;

3. de in de bedrijfsadministratie opgenomen melding (report: 1089704-0-0) van

een op of omstreeks 28 september 2015 verrichte ongebruikelijke transactie,

te weten een (geheel of gedeeltelijke) contante betaling van 100.000,- Euro,

welke transactie in strijd met de waarheid is gemeld onder de naam [naam 16]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in

werkelijkheid werd verricht door of namens de feitelijke koper [naam 17] ;

4. de in de bedrijfsadministratie opgenomen melding (2020240-0-0) van een op

of omstreeks 15 november 2017 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten

een contante betalingen van 157.750,- Euro, welke transactie in strijd met de

waarheid werd gemeld onder de naam [naam 18] (katvangersbedrijf [naam 19]

), terwijl de transactie in werkelijkheid werd verricht door of namens de

feitelijke koper [naam 20] ;

5. de in de bedrijfsadministratie opgenomen melding (2020237-0-0) van op of

omstreeks 13 november 2017 verrichte ongebruikelijke transacties, te weten

contante betalingen van (in totaal) 68.000,- Euro, welke transacties in strijd

met de waarheid zijn gemeld onder de namen [naam 18] en/of [naam 21]

(katvangersbedrijven [naam 19] Hasan en/of [naam 3] ), terwijl de

transacties in werkelijkheid werden verricht door of namens de feitelijke

koper [naam 22] ;

C. Factuur BPM-teruggave

(zaaksdossier valsheid in geschrift, paragraaf 5.2)

– een verkoopfactuur, gedateerd 5 september 2017, betreffende de verkoop van

een Volkswagen Caddy gericht aan [naam 23] te Duitsland;

waarbij de valsheid/vervalsing er uit bestaat dat in strijd met de waarheid

staat vermeld dat het voertuig is verkocht en geleverd aan een in Duitsland

gevestigd bedrijf, terwijl het voertuig in werkelijkheid verkocht is aan een

natuurlijk persoon en direct is geëxporteerd naar Marokko;

D. Weggestreepte LKW/transportkosten

(zaaksdossier valsheid in geschrift, paragraaf 5.3)

– een document aangetroffen in de kasadministratie van [bedrijfsnaam 1] , voorzien

van de stempel ’24 aug 2016 Voldaan’, betreffende de verkoop/levering van twee

trailers met elk 8 voertuigen, waarop de ontvangst van 184.400,- is

verantwoord,

waarbij de valsheid/vervalsing er uit bestaat dat er in werkelijkheid een

bedrag van 186.400,- is ontvangen en een bedrag van 2.000,- (LKW, de

transportkosten) is weggelakt;

E. Documenten voorzien van een CMR-stempel door [medewerker 1]

(zaaksdossier valsheid in geschrift, paragraaf 5.4)

– – een of meer CMR-vrachtbrieven, althans documenten, die omstreeks 6 november

2017 zijn voorzien van een bedrijfsstempel (niet zijnde een bedrijfsstempel

van [bedrijfsnaam 1] .) door een medewerker van [bedrijfsnaam 1] . ( [medewerker 1] );

waarbij de valsheid/vervalsing er (telkens) uit bestaat:

– dat de werknemer van [bedrijfsnaam 1] . (de leverancier) die de

bedrijfsstempel zet, niet bevoegd is om in het betreffende veld van de

vrachtbrief een bedrijfsstempel te plaatsen (dat moet gebeuren door de

koper/afnemer na levering);

– dat de stempel te laat wordt geplaatst (antidateren: de stempel wordt

achteraf geplaatst om het papierwerk met het oog op een controle van de

belastingdienst op orde te krijgen);

– dat er een stempel is geplaatst van een zogenoemd katvangersbedrijf, waarmee

wordt gesteld dat dit bedrijf de afnemer/koper is, terwijl er in werkelijkheid

sprake is van een andere koper/afnemer dan het katvangersbedrijf;

dit terwijl hij, verdachte, al dan niet in vereniging met een of meer anderen,

tot bovenomschreven strafbare feiten opdracht heeft gegeven, dan wel

feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedragingen.

3.

[bedrijfsnaam 1] .,

in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 11 december 2017,

in Hoogeveen en/of andere plaatsen in Nederland,

(telkens) als beroeps- of bedrijfsmatig handelend verkoper van goederen

(voertuigen), voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt

voor een bedrag van 15.000,- euro of meer, meermalen, althans eenmaal,

(telkens) opzettelijk in strijd met de in artikel 16 lid 1 van de Wet ter

voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme neergelegde

meldingsplicht, verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transactie(s), niet

en/of niet onverwijld nadat het ongebruikelijk karakter van de (voorgenomen)

transactie(s) bekend is geworden heeft gemeld aan de Financiële inlichtingen

eenheid,

en/of

bij de in artikel 16 lid 1 van de Wet ter voorkoming van witwassen en

financieren van terrorisme bedoelde melding(en), (telkens) opzettelijk in

strijd met de in artikel 16 lid 2 onder a van de Wet ter voorkoming van

witwassen en financiering van terrorisme neergelegde verplichting, de

identiteit van degene ten behoeve van wie de (voorgenomen) transactie(s)

werd(en) uitgevoerd niet heeft verstrekt,

en van het plegen van dit/deze misdrijf/misdrijven een gewoonte heeft gemaakt,

immers heeft zij (telkens) opzettelijk geen (juiste, althans volledige)

melding(en) gedaan van:

(zaaksdossier Wwft, paragraaf 7.2 en aanvullende documenten procesdossier

26Milltown van 18 maart 2019)

1.(een) op of omstreeks 13 januari 2016 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 1251028-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 72.000,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 24] (katvangersbedrijf

[naam 1] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd verricht door of namens

de feitelijke koper [koper 4] en ook als zodanig in het kasboek werd geregistreerd

en/of

2.(een) op of omstreeks 8 september 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 1076098-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 25.000,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 25] (katvangersbedrijf

[naam 14] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd verricht door

of namens de feitelijke koper [naam 15] en ook als zodanig in het kasboek werd

geregistreerd en/of

3.(een) op of omstreeks 28 september 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 1089704-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 100.000,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 26]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd

verricht door of namens de feitelijke koper [naam 17] en ook als zodanig in het

kasboek werd geregistreerd en/of

4.(een) op of omstreeks 15 november 2017 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 2020242-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 157.750,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 18] (katvangersbedrijf [naam 19]

), terwijl de transactie in werkelijkheid werd verricht door of

namens de feitelijke koper [naam 20] en ook als zodanig in het kasboek werd

geregistreerd) en/of

5.(een) op of omstreeks 13 november 2017 verrichte ongebruikelijke

transactie(s) (report: 2020237-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke)

contante betaling(en) van (in totaal) (minstens) 68.000,- Euro, welke

transactie(s) in strijd met de waarheid is en/of zijn gemeld onder de

na(a)m(en) [naam 18] en/of [naam 21] (katvangersbedrijven [naam 3]

en/of [naam 19] Hasan ), terwijl de transactie(s) in werkelijkheid

werd(en) verricht door of namens de feitelijke koper [naam 22] en ook als zodanig

in het kasboek werd(en) geregistreerd) en/of

(zaaksdossier Wwft, paragraaf 7.2 en aanvullende documenten procesdossier

26Milltown van 18 maart 2019)

6.(een) op of omstreeks 11 maart 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 931633-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 83.800,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 26]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd

verricht door of namens de feitelijke koper [naam 17] en ook als zodanig

in het kasboek werd geregistreerd) en/of

7.(een) op of omstreeks 9 april 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 949370-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 77.200,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 26]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd

verricht door of namens de feitelijke koper [naam 17] en ook als zodanig

in het kasboek werd geregistreerd en/of

8.(een) op of omstreeks 21 april 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 953865-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 132.000,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 26]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd

verricht door of namens de feitelijke koper [naam 17] en ook als zodanig

in het kasboek werd geregistreerd en/of

9.(een) op of omstreeks 23 april 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 956150-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 100.000,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 26]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd

verricht door of namens de feitelijke koper [naam 17] en ook als zodanig

in het kasboek werd geregistreerd en/of

10.(een) op of omstreeks 7 augustus 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 1056451-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 85.000,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 26]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd

verricht door of namens de feitelijke koper [naam 17] en ook als zodanig

in het kasboek werd geregistreerd en/of

11.(een) op of omstreeks 7 oktober 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 1104474-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 105.500,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 26]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd

verricht door of namens de feitelijke koper [naam 17] en ook als zodanig

in het kasboek werd geregistreerd en/of

12.(een) op of omstreeks 3 november 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 1156691-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 25.000,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 26]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd

verricht door of namens de feitelijke koper [naam 17] en ook als zodanig

in het kasboek werd geregistreerd en/of

(zaaksdossier Wwft, paragraaf 7.3 en aanvullende documenten procesdossier

26Milltown van 18 maart 2019)

13.(een) in of omstreeks de periode van 6 april 2017 tot en met of 12 april

2017 verrichte ongebruikelijke transactie(s) (transactienummer: 14573), te

weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 171.850,- Euro (transactiebedrag) en/of 127.850,- Euro (contant

betaald volgens kasstuk) welke transactie(s) in strijd met de waarheid

werd(en) gemeld onder de naam [naam 27] (katvangersbedrijf

[naam 11] ), terwijl de transactie(s) in werkelijkheid werd(en)

verricht door of namens de feitelijke koper [naam 20] en ook als zodanig in

het kasboek werd(en) geregistreerd en/of

14.(een) in of omstreeks de periode van 11 maart 2017 tot en met 29 maart 2017

verrichte ongebruikelijke transactie(s) (transactienummer: 14566), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 70.150,- Euro, (transactiebedrag) en/of 95.900,- (contant betaald

volgens kasstuk), welke transactie(s) in strijd met de waarheid werd(en)

gemeld onder de naam [naam 28] (katvangersbedrijf [naam 9] ), terwijl

de transactie(s) in werkelijkheid werd(en) verricht door of namens de

feitelijke koper [naam 17] en ook als zodanig in het kasboek werd(en)

geregistreerd en/of

15.(een) in of omstreeks de periode van 13 december 2016 tot en met of 26

december 2016 verrichte ongebruikelijke transactie(s) (report: 1669602-0-0),

te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 316.900,- Euro (transactiebedrag) en/of 25.300,- Euro (contant

betaald volgens kasstuk), welke transactie(s) in strijd met de waarheid

werd(en) gemeld onder de naam [naam 7] , terwijl de transactie(s) in

werkelijkheid werd(en) verricht door of namens de feitelijke koper [naam 20]

en ook als zodanig in het kasboek werd(en) geregistreerd en/of

16.(een) in of omstreeks de periode van 23 november 2016 tot en met 7 november

2016 verrichte ongebruikelijke transactie(s) (report: 1610231-0-0), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 95.100,- Euro (transactiebedrag) en/of 86.000,- Euro (contant

betaald volgens kasstuk), welke transactie(s) in strijd met de waarheid

werd(en) gemeld onder de naam [naam 28] (katvangersbedrijf: [naam 9] ),

terwijl de transactie(s) in werkelijkheid werd(en) verricht door of namens de

feitelijke koper [naam 17] en ook als zodanig in het kasboek werd(en)

geregistreerd,

tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging, althans alleen,

opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte,

tezamen en in vereniging, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;

4.

[bedrijfsnaam 1] .,

in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 15 november 2017,

in Hoogeveen en/of andere plaatsen in Nederland,

(telkens), als beroeps- of bedrijfsmatig handelende verkoper van goederen

(voertuigen), voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt

voor een bedrag van 15.000,- Euro of meer, meermalen, althans eenmaal,

(telkens) opzettelijk, in strijd met de verplichting geformuleerd in artikel 3

en/of 8 van de Wet ter voorkoming witwassen en financieren terrorisme,

geen, dan wel onvolledig, (al dan niet verscherpt) cliëntenonderzoek heeft

verricht, en van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt,

immers heeft zij (telkens) opzettelijk

(artikel 3 lid 2 Wwft:)

– geen identiteit(en) van de cliënt(en) vastgesteld en/of geverifieerd en/of

– de uiteindelijk belanghebbende(n) van de cliënt(en) niet geïdentificeerd

en/of geen op risico gebaseerde en adequate maatregelen genomen om de

identiteit(en) van de cliënten te verifiëren en/of om inzicht te verwerven in

de eigendoms- en zeggenschapsstructu(u)r(en) van de cliënt(en) en/of

– niet vastgesteld of de natuurlijke perso(o)n(en) die de cliënt(en)

vertegenwoordigde(n) daartoe bevoegd was/waren en/of nagelaten die natuurlijke

perso(o)n(en) te identificeren en diens identiteit(en) te verifiëren en/of

– geen op risico gebaseerde en adequate maatregelen genomen om te verifiëren

of de cliënt(en) ten behoeve van zichzelf, dan wel ten behoeve van (een)

derde(n) optrad(en) en/of

(artikel 8 lid 2 Wwft:)

– geen identiteit(en) van de cliënt(en) heeft geverifieerd aan de hand van

aanvullende documenten, gegevens of informatie en/of

– die documenten beoordeeld op echtheid en/of

bij de volgende transactie(s):

(zaaksdossier Wwft, paragraaf 7.2 en aanvullende documenten procesdossier

26Milltown van 18 maart 2019)

1.(een) op of omstreeks 13 januari 2016 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 72.000,- Euro, en/of

2.(een) op of omstreeks 8 september 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 25.000,- Euro, en/of

3.(een) op of omstreeks 28 september 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 100.000,- Euro, en/of

4.(een) op of omstreeks 15 november 2017 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 157.750,- Euro, en/of

5.(een) op of omstreeks 13 november 2017 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 68.000,- Euro,

en/of

(zaaksdossier Wwft, paragraaf 7.2 en aanvullende documenten procesdossier

26Milltown van 18 maart 2019)

6.(een) op of omstreeks 11 maart 2015 verrichte transactie(s), te weten (een)

(geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens)

83.800,- Euro, en/of

7.(een) op of omstreeks 9 april 2015 verrichte transactie(s), te weten (een)

(geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens)

77.200,- Euro,

en/of

8.(een) op of omstreeks 21 april 2015 verrichte transactie(s), te weten (een)

(geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens)

132.000,- Euro, en/of

9.(een) op of omstreeks 23 april 2015 verrichte transactie(s), te weten (een)

(geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens)

100.000,- Euro,

en/of

10.(een) op of omstreeks 7 augustus 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 85.000,- Euro, en/of

11.(een) op of omstreeks 7 oktober 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 105.500,- Euro, en/of

12.(een) op of omstreeks 3 november 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 25.000,- Euro, en/of

(zaaksdossier Wwft, paragraaf 7.3 en aanvullende documenten procesdossier

26Milltown van 18 maart 2019)

13.(een) in of omstreeks de periode van 6 april 2017 tot en met 12 april 2017

verrichte transactie(s), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling(en) van (in totaal) (minstens) 171.850,- Euro (transactiebedrag)

en/of 127.850,- Euro (contant betaald volgens kasstuk), en/of

14.(een) in of omstreeks de periode van 11 maart 2017 tot en met 29 maart 2017

verrichte transactie(s), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling(en) van (in totaal) (minstens) 70.150,- Euro (transactiebedrag) en/of

95.900,- Euro (contant betaald volgens kasstuk) en/of

15.(een) in of omstreeks de periode van 13 december 2016 tot en met 26

december 2016 verrichte transactie(s), te weten (een) (geheel of

gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens) 316.900,- Euro

(transactiebedrag) en/of 25.300,- Euro (contant betaald volgens kasstuk) en/of

16.(een) op of omstreeks 23 november 2016 tot en met 7 november 2016 verrichte

transactie(s), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en)

van (in totaal) (minstens) 95.100,- Euro (transactiebedrag) en/of 86.000,-

Euro (contant betaald volgens kasstuk),

tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging, althans alleen,

opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte,

tezamen en in vereniging, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;

en/of

[bedrijfsnaam 1] .,

in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 27 november 2017,

te Hoogeveen en/of een of meer andere plaats(en) in Nederland,

(telkens), als beroeps- of bedrijfsmatig handelende verkoper van goederen

(voertuigen), voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt

voor een bedrag van 15.000,- Euro of meer, meermalen, althans eenmaal,

(telkens) opzettelijk, de in het eerste lid van artikel 33 Wet ter voorkoming

van witwassen en financieren van terrorisme bedoelde gegevens niet op

toegankelijke wijze gedurende vijf jaar na het tijdstip van het beëindigden

van de zakelijke relatie of tot vijf jaar na het uitvoeren van de

desbetreffende transactie heeft bewaard,

en van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt,

immers heeft hij (telkens) opzettelijk, voorgenoemde gegevens betreffende de

volgende zakelijke relatie(s) niet op toegankelijke wijze gedurende vijf jaar

na het tijdstip van het beëindigen van deze zakelijke relatie(s) bewaard,

en/of voornoemde gegevens betreffende de volgende transactie(s) niet op

toegankelijke wijze tot vijf jaar na het uitvoeren van deze transacties

bewaard:

(zaaksdossier Wwft, paragraaf 7.2 en aanvullende documenten procesdossier

26Milltown van 18 maart 2019)

1.(een) op of omstreeks 13 januari 2016 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 72.000,- Euro, en/of

2.(een) op of omstreeks 8 september 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 25.000,- Euro, en/of

3.(een) op of omstreeks 28 september 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 100.000,- Euro, en/of

4.(een) op of omstreeks 15 november 2017 verricht transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 157.750,- Euro, en/of

5.(een) op of omstreeks 13 november 2017 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 68.000,- Euro, en/of

(zaaksdossier Wwft, paragraaf 7.2 en aanvullende documenten procesdossier

26Milltown van 18 maart 2019)

6.(een) op of omstreeks 11 maart 2015 verrichte transactie(s), te weten (een)

(geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens)

83.800,- Euro, en/of

7.(een) op of omstreeks 9 april 2015 verrichte transactie(s), te weten (een)

(geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens)

77.200,- Euro,

en/of

8.(een) op of omstreeks 21 april 2015 verrichte transactie(s), te weten (een)

(geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens)

132.000,- Euro, en/of

9.(een) op of omstreeks 23 april 2015 verrichte transactie(s), te weten (een)

(geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens)

100.000,- Euro, en/of

10.(een) op of omstreeks 7 augustus 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 85.000,- Euro, en/of

11.(een) op of omstreeks 7 oktober 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 105.500,- Euro, en/of

12.(een) op of omstreeks 3 november 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 25.000,- Euro, en/of

(zaaksdossier Wwft, paragraaf 7.3 en aanvullende documenten procesdossier

26Milltown van 18 maart 2019)

13.(een) in of omstreeks de periode van 6 april 2017 tot en met 12 april 2017

verrichte transactie(s), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling(en) van (in totaal) (minstens) 171.850,- Euro (transactiebedrag)

en/of 127.850,- Euro (contant betaald volgens kasstuk), en/of

14. (een) in of omstreeks de periode van 11 maart 2017 tot en met 29 maart

2017 verrichte transactie(s), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke)

contante betaling(en) van (in totaal) (minstens) 70.150,- Euro

(transactiebedrag) en/of 95.900,- Euro (contant betaald volgens kasstuk) en/of

15.(een) in of omstreeks de periode van 13 december 2016 tot en met 26

december 2016 verrichte transactie(s), te weten (een) (geheel of

gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens) 316.900,- Euro

(transactiebedrag) en/of 25.300,- Euro (contant betaald volgens kasstuk) en/of

16.(een) op of omstreeks 23 november 2016 tot en met 7 november 2016 verrichte

transactie(s), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en)

van (in totaal) (minstens) 95.100,- Euro (transactiebedrag) en/of 86.000,-

Euro (contant betaald volgens kasstuk),

tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging, althans alleen,

opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte,

tezamen en in vereniging, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;

5.

hij op of omstreeks 8 oktober 2017 te Parkeerplaats Groote Veldblokken

(gelegen aan de Rijksweg A36 nabij Geesbrug), althans in Nederland,

een wapen van categorie II onder 6 van de Wet wapens en munitie, namelijk een

spuitbusje pepperspray,

zijnde een voorwerp, bestemd voor het treffen van personen met giftige,

verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en/of soortgelijke stoffen

voorhanden heeft gehad;

6.

hij op of omstreeks 27 november 2017 te Noordscheschut en Hoogeveen, althans

in Nederland,

een of meer wapens van categorie II en/of III, namelijk:

-een vuurwapen (te weten een pistool, merk Browning, categorie III);

-een vuurwapen (te weten een (gas)pistool, merk Erma, type Egp 55, categorie

III)

-een of meerdere stroomstootwapens/tasers (categorie II), zijnde een voorwerp

waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden

gemaakt en/of pijn kon worden toegebracht;

-een spuitbusje pepperspray (categorie II) zijnde een voorwerp, bestemd voor

het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende,

traanverwekkende en/of soortgelijke stoffen;

-24 kogelpatronen (7.65 mm, categorie III);

-33 kogelpatronen (6.35 mm, categorie III),

voorhanden heeft gehad.

3De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4. De bewijsoverwegingen1

Inleiding

Aanleiding onderzoek

In oktober 2016 is het opsporingsonderzoek 26 Dunellen gestart naar aanleiding van meldingen van ongeveer honderd ongebruikelijke transacties door drie Nederlandse autobedrijven (waaronder Autobedrijf [bedrijfsnaam 1] .) van de aankoop van auto’s met contant geld en de export van die auto’s naar het buitenland door [naam 4] die handelde namens de Hongaarse onderneming [naam 2] .

Op grond van de bevindingen tijdens dat opsporingsonderzoek is de verdenking ontstaan dat (Autobedrijf) [bedrijfsnaam 1] . actief betrokken is bij zeer grootschalige btw-fraude bij de verkoop van tweedehands “btw-auto’s”, veelal ex-lease-auto’s, aan enkele vaste afnemers in het buitenland, dan wel dat [bedrijfsnaam 1] . hierbij een faciliterende rol vervult. Daarbij wordt gebruik gemaakt van intracommunautaire leveringen op naam van zogenaamde katvangersbedrijven, waarbij facturen en documenten worden vervalst en onterecht 0% btw in rekening wordt gebracht over het factuurbedrag. Daarop is in juli 2017 het opsporingsonderzoek 26Milltown gestart.

Intracommunautaire levering door [bedrijfsnaam 1] .

Een voorwaarde voor het mogen toepassen van het 0% btw-tarief door [bedrijfsnaam 1] . is dat de buitenlandse verkopen aan kopers binnen de Europese Unie worden geregistreerd op geldige internationale btw-nummers van haar klanten. Deze registratie (“listing”) dient maandelijks te worden doorgegeven aan de Belastingdienst. Op grond van levering aan bedrijven binnen de Europese Unie dient de btw dan niet in Nederland te worden afgedragen, maar door de afnemer van de goederen in het land waar de goederen naar toe gaan.

Uit onderzoek is gebleken dat door [bedrijfsnaam 1] . in de periode januari 2013 tot en met november 2017 voor een bedrag van ruim 75 miljoen euro aan verkochte btw-auto’s is “gelist” door facturering van die verkochte auto’s op internationale btw-nummers van in totaal 28 verschillende bedrijven in Hongarije, Italië en andere landen van de Europese Unie, waarbij door [bedrijfsnaam 1] . telkens het intracommunautaire 0%-btw-tarief is toegepast.

Concrete verdenking

Ten aanzien van deze bedrijven is de verdenking ontstaan dat sprake is van katvangersbedrijven. Na onderzoek is gebleken dat bij 26 bedrijven niet kon worden vastgesteld dat zij verwervingen hebben aangegeven, terwijl van 7 bedrijven is vastgesteld dat zij ook kunnen worden aangemerkt als zogenaamde “missing trader”. Naar 2 van de 28 bedrijven is geen onderzoek verricht.

Met “missing traders” worden ondernemingen bedoeld die onvindbaar blijken te zijn, niet aan hun aangifte-verplichtingen voldoen dan wel aankoop van auto’s ontkennen en daarmee grote, structurele btw-verliezen binnen de Europese Unie veroorzaken. Deze ondernemingen zijn uitsluitend opgericht om als “missing trader” te fungeren en doen dienst als katvangersbedrijf/ploffer. Na verloop van tijd worden de btw-nummers van dergelijke bedrijven door ingrijpen van de Belastingdienst onbruikbaar, waarna een nieuw katvangersbedrijf wordt opgericht.

Door “listing” op naam van de katvangersbedrijven zou worden verhuld dat de btw-auto’s in werkelijkheid door een viertal feitelijke kopers wordt gekocht. Na de totstandkoming van de verkooptransacties worden de btw-auto’s door [bedrijfsnaam 1] . rechtstreeks afgeleverd in Berlijn, waarna de btw-auto’s aldaar als marge-auto worden doorverkocht.

Door het op deze wijze omkatten van btw-auto’s naar marge-auto’s wordt uitsluitend btw afgedragen over het verschil tussen de inkoopprijs en de verkoopprijs (de marge) van de auto en niet over het gehele verkoopbedrag en wordt daarmee belasting ontdoken.

De door de feitelijke kopers aangekochte voertuigen zijn door hen vrijwel uitsluitend contant betaald ten kantore van [bedrijfsnaam 1] .

Verdachte, [medeverdachte]2 en [bedrijfsnaam 1] . worden ervan verdacht dat zij hebben deelgenomen aan een criminele organisatie, die door gebruikmaking van de hiervoor omschreven vorm van btw-fraude gericht is geweest op het plegen van (gewoonte)witwassen, het plegen van valsheid in geschrift, het handelen in strijd met voorschriften van de Wwft en het plegen van fiscale misdrijven in de vorm van intracommunautaire btw-fraude.

De actieve betrokkenheid van (onder meer) verdachte, [medeverdachte] en [bedrijfsnaam 1] . bij het plegen van deze feiten zou onder meer blijken uit het voeren van een dubbele administratie, waarbij de feitelijke in Berlijn gevestigde koper/afnemer steeds buiten beeld wordt gehouden en uit de Wwft-meldingen van ongebruikelijke financiële transacties en ook uit andere officiële documenten waarbij steeds de naam van een katvangersbedrijf en niet die van de feitelijke koper wordt doorgegeven.

Daarnaast is tijdens het opsporingsonderzoek de verdenking gerezen dat verdachte meermalen heeft gehandeld in strijd met de Wet Wapens en Munitie. Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte zijn een vuurwapen, een gaspistool, munitie, twee stroomstootwapens en twee busjes pepperspray aangetroffen.

4.1Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen voor alle onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde feiten.

4.2Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich ten aanzien van het inzake feit 2, onder D (weggestreepte LKW-transportkosten) ten laste gelegde en de feiten 5 en 6 (telkens verboden wapenbezit) gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

De verdediging heeft (primair) vrijspraak bepleit van het onder 1, 2A, 2B, 2C en 2E, 3 en 4 ten laste gelegde op grond van gebrek aan bewijs.

De verdediging heeft daartoe – kort samengevat – aangevoerd dat:

– verdachte ervan uitging en ervan mocht uitgaan dat hij te maken had met bonafide kopers,

– verdachte geen wetenschap had of kon hebben dat de bedrijven aan wie de auto’s werden verkocht niet de feitelijke kopers waren,

– de op de autoverkopen betrekking hebbende facturen derhalve niet vals zijn,

– verdachte bij de totstandkoming en uitvoering van verkooptransacties van de auto’s steeds alle wettelijk voorgeschreven identificatie- en onderzoeksverplichtingen heeft nageleefd en uitgevoerd.

De verdediging heeft ten aanzien van het onder feit 3 en 4 ten laste gelegde subsidiair aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte deze feiten opzettelijk heeft begaan.

4.3Het oordeel van de rechtbank

Gelet op de aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie zal de rechtbank eerst het ten laste gelegde onder de feiten 2, 3 en 4 bespreken en daarna ingaan op de rol van verdachte en anderen die worden genoemd als deelnemers aan de criminele organisatie.

Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen en hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen, gaat de rechtbank uit van de navolgende feiten en omstandigheden. De bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt ter bewijs van het feit of de feiten, waarop ze gezien hun inhoud in het bijzonder betrekking hebben.

Algemeen

Vennootschapsstructuur Autobedrijf [bedrijfsnaam 1] . en [bedrijfsnaam 1] .

De besloten vennootschap Autobedrijf [bedrijfsnaam 1] is opgericht op 1 mei 2001 en is per 30 augustus 2016 ontbonden. Het vestigingsadres was [vestigingsadres] .

Gedurende de gehele bestaansperiode van Autobedrijf [bedrijfsnaam 1] . was [bedrijfsnaam 1] Vastgoed B.V. enig aandeelhouder en bestuurder.

Bestuurders van [bedrijfsnaam 1] Vastgoed B.V. waren [medeverdachte] Beheer B.V. en [naam verdachte] Beheer B.V., met [medeverdachte] als enig aandeelhouder en bestuurder van [medeverdachte] Beheer B.V. en verdachte als enig aandeelhouder en bestuurder van [naam verdachte] Beheer B.V.

De besloten vennootschap [bedrijfsnaam 1] . is opgericht op 15 januari 2014. [naam B.V. 1] , opgericht op 19 juni 2008, is sinds de oprichting van [bedrijfsnaam 1] . enig aandeelhouder en bestuurder. Het bezoekadres van [bedrijfsnaam 1] . is [vestigingsadres] .

[naam B.V. 1] had sinds de oprichting op 19 juni 2008 twee bestuurders, te weten [medeverdachte] Beheer B.V. en [naam verdachte] Beheer B.V.

[medeverdachte] Beheer B.V. is per 30 december 2015 uitgetreden als bestuurder van [naam B.V. 1]

Sinds 30 december 2015 zijn [naam verdachte] Beheer B.V. en [naam B.V. 2] de aandeelhouders van [naam B.V. 1] [naam B.V. 2] is opgericht op 21 december 2015 met [verdachte 1] als bestuurder. De aandelen van [naam B.V. 2] zijn sinds 24 december 2015 in bezit van de Stichting Administratiekantoor van aandelen in [naam B.V. 2]

Op 23 april 2014 is de besloten vennootschap [bedrijfsnaam 1] Onroerend Goed B.V. opgericht, met [bedrijfsnaam 1] Vastgoed B.V., opgericht op 1 mei 2001, als enig aandeelhouder en bestuurder.

In de periode tussen 30 april 2015 en 30 december 2015 is [bedrijfsnaam 1] Vastgoed

B.V. enig aandeelhouder geweest van [naam B.V. 1] , met [medeverdachte] Beheer B.V. en [naam verdachte] B.V. als bestuurders.3

Tussenconclusie rechtbank

Gelet op het feit dat Autobedrijf [bedrijfsnaam 1] . en [bedrijfsnaam 1] . hetzelfde vestigingsadres hebben in samenhang met de inhoud van het proces-verbaal van bevindingen inzake iRVI rechtspersonen en het mailbericht van MTH Accountants aan ING4, waarin wordt meegedeeld dat is besloten om in verband met “de risico’s van fiscale claims als gevolg van de expertactiviteiten en de huidige controleplicht” een nieuwe [bedrijfsnaam 1] . op te richten, neemt de rechtbank als vaststaand aan dat [bedrijfsnaam 1] . als rechtsopvolger feitelijk de bedrijfsactiviteiten heeft overgenomen van Autobedrijf [bedrijfsnaam 1] .

Financiële informatie betreffende [bedrijfsnaam 1] .

Uit de balans en resultatenrekening van [bedrijfsnaam 1] . blijkt onder meer het volgende:

– Er is sprake van een sterke toename van winst en omzet in 2015 ten opzichte van 2014.

– Het aandeel omzet buitenland bedroeg in de jaren 2014 en 2015 respectievelijk 72% en 71%. In de jaren 2016 en 2017 bedroeg het aandeel buitenlandse omzet telkens 79%.5

Onderzoek bedrijfsadministratie [bedrijfsnaam 1] .

Uit het onderzoek van de in beslag genomen bedrijfsadministratie van [bedrijfsnaam 1] . over de periode van 1 januari 2014 tot 27 november 2017 blijkt onder meer het volgende:

– De kasadministratie van [bedrijfsnaam 1] . bestaat uit fysieke kasboeken en daarbij behorende onderliggende kasstukken.

– Er is vrijwel uitsluitend sprake van verkoop van btw-auto’s op basis van intracommunautaire levering aan buitenlandse bedrijven (ICP-leveringen), waarbij telkens contante betaling plaatsvindt door veelal dezelfde vier feitelijke kopers ten kantore van [bedrijfsnaam 1] .

– De door [bedrijfsnaam 1] . contant ontvangen bedragen voor verkochte/gekochte auto’s zijn geïdentificeerd in de kasboeken waarbij steeds een datum van ontvangst of uitgave is vermeld en waarbij een (voor)naam is gebruikt als transactieomschrijving.

– In de kasboeken over de jaren 2014 tot en met 2017 zijn telkens de (voor)namen van in het bijzonder vier personen/feitelijke kopers vermeld als transactieomschrijving, te weten [naam 20] , [naam 17] , [koper 4] en [naam 22] .

– Deze namen komen overeen met de voornamen van feitelijke kopers die in een eerdere fase van onderzoek Milltown op basis van tapinformatie en observaties naar voren zijn gekomen.

– De vermelde data en contante ontvangsten in de kasboeken, met de daarbij als (voor)naam vermelde transactieomschrijving komen overeen met de geboekte data en betalingen/omzet op aangetroffen verkoopfacturen/receipts in de digitale administratie (audit files), welke verkoopfacturen/receipts steeds op naam staan van de hierna vermelde verschillende bedrijven (debiteuren). Wel is veelal sprake van een bulkbetaling in het kasboek (in het fysieke kasboek is een totaalbedrag opgenomen) terwijl dit bedrag in de digitale

administratie is afgeboekt onder meerdere facturen van een kleiner bedrag. In de digitale

administratie zijn de verkopen verwerkt op kenteken.6

Uit de analyse van de kasstukken en de overige (digitale) administratie van [bedrijfsnaam 1] . kan worden afgeleid dat:

– het bedrijf [bedrijfsnaam 2] bij [bedrijfsnaam 1] . in 2016 en 2017 431 voertuigen heeft gekocht met een totale waarde van € 4.053.250,-;

– feitelijke koper [naam 20] vanaf het derde kwartaal van 2013 tot en met het vierde kwartaal van 2017 bij aankoop van voertuigen bij [bedrijfsnaam 1] . gebruik heeft gemaakt van de navolgende bedrijven:

1. [bedrijfsnaam 3]

2. [bedrijfsnaam 4]

3. [bedrijfsnaam 5]

4. Mohamad Ahmad Taleb (MAT Car Trading)

5. [bedrijfsnaam 2]

6. [bedrijfsnaam 7]

7. [naam 7]

8. [bedrijfsnaam 8]

9. [bedrijfsnaam 9] ;

– feitelijke koper [naam 17] bij aankoop van voertuigen bij [bedrijfsnaam 1] gebruik heeft gemaakt van de navolgende bedrijven:

1. [bedrijfsnaam 10]

2. [naam 2]

3. [naam 9]

4. [bedrijfsnaam 11]

– feitelijke koper [koper 4] bij aankoop van voertuigen bij [bedrijfsnaam 1] gebruik heeft gemaakt van de navolgende bedrijven:

1. [bedrijfsnaam 12]

2. [bedrijfsnaam 13]

3. [bedrijfsnaam 14]

4. [bedrijfsnaam 15]

5. [bedrijfsnaam 16]

6. [naam 1]

7. [bedrijfsnaam 17]

8. [bedrijfsnaam 18]

9. [bedrijfsnaam 19]

10. [bedrijfsnaam 20]

– feitelijke koper [naam 22] bij aankoop van voertuigen bij [bedrijfsnaam 1] gebruik heeft gemaakt van de navolgende bedrijven:

1. [bedrijfsnaam 5]

2. [bedrijfsnaam 2]

3. [bedrijfsnaam 21]

– feitelijke koper [naam 15] [naam 20] Akouch bij aankoop van voertuigen bij [bedrijfsnaam 1] gebruik heeft gemaakt van de navolgende bedrijven:

1. [bedrijfsnaam 22]

2. [bedrijfsnaam 25]

3. [bedrijfsnaam 13]

4. [bedrijfsnaam 14]

5. [bedrijfsnaam 23]

6. [bedrijfsnaam 24]

7. [bedrijfsnaam 16]

8. [naam 14]7

– de contante betalingen door deze feitelijke kopers steeds aansluiten op de aangetroffen verkoopfacturen op naam van een van de hiervoor vermelde bedrijven, waarbij vanaf 2016 ook sprake is van tussenfacturen aan [naam 8] , waarbij niet de feitelijke koper maar één van de hiervoor vermelde bedrijven als koper wordt vermeld.

Dit betreft onder meer de 9 verkoopfacturen/receipts, zoals vermeld bij feit 1 onder “A”.8

In de fysieke administratie zijn onder meer vier klantmappen aangetroffen op naam van respectievelijk [koper 4] , [naam 17] en [naam 6] ( [naam 22] ) met daarin per map en per klant de gearchiveerde CMR-documenten (vervoersdocumenten). De CMR-documenten zelf staan telkens op naam van het op de verkoopfactuur vermelde bedrijf.9

Uit het proces-verbaal van bevindingen onderzoek missing traders van 10 mei 2019 kan op basis van nader onderzoek onder meer worden afgeleid dat:

– in de periode van januari 2013 tot en met november 2017 een totaalbedrag van

€ 75.334.683,- door [bedrijfsnaam 1] . is “gelist” op internationale btw-nummer van vermoede katvangersbedrijven;

– geen van de 28 vermoede katvangersbedrijven verwervingen heeft aangegeven en dat ten minste 7 van die bedrijven als missing trader kunnen worden aangemerkt, te weten Efro Car System, [naam 7] , [naam 9] , [naam 2] , [naam 1] , [naam 3] en [bedrijfsnaam 24] ;

– van de overige 19 bedrijven bekend is dat zij in het land van registratie niet hebben voldaan aan hun fiscale verplichtingen;

– van 2 bedrijven tot op heden niet kon worden vastgesteld dat zij intracommunautaire verwervingen hebben aangegeven.10

Op grond van de meldplicht ingevolge de Wwft-bepalingen zijn door [bedrijfsnaam 1] .

verkooptransacties gemeld.

Uit de uitgevoerde analyse van de cliëntdossiers en de bijbehorende transactiedocumenten blijkt inzake de onder feit 1 onder “B” vermelde Wwft-meldingen onder meer het volgende11:

Ad 1: Blijkens het kasboek is door de feitelijke koper [koper 4] namens [naam 1] op 13 januari 2016 een geldbedrag van € 72.000,- contant betaald aan [bedrijfsnaam 1] . voor 10 aangekochte voertuigen.

Het cliëntdossier bevat onder meer onvertaalde stukken in de Hongaarse taal, een VIES-check van een geldig btw-nummer op naam van [naam 1] te Budapest, een kopie-ID op naam van [naam 24] en een kopie-ID op naam van [naam 29] .

De CMR is aangetroffen in de klantmap ‘CMR [koper 4] ‘. Volgens het CMR-document is het Hongaarse bedrijf [naam 1] de koper en worden de voertuigen in Berlijn afgeleverd. Het CMR-document bevat het stempel van “ [bedrijfsnaam 18] te Budapest” voor ontvangst van de voertuigen.

Het dossier bevat aandenkfoto’s en een kopie ID-bewijs van [naam 24] . Onduidelijk is of en hoe deze persoon betrokken is bij [naam 1] . Zijn rol blijkt niet uit het cliëntdossier.

Uit het dossier blijkt dat [naam 1] gebruik maakt van gratis e-mailadressen met @gmail.com extensie.

[koper 4] heeft meerdere contante betalingen verricht namens [naam 1] . Zijn rol blijkt niet uit het dossier.12

De Wwft-melding van deze transactie (report: 1251028-0-0) is gedaan onder de naam [naam 24] .13

Ad 2: Uit het kasboek blijkt dat door de feitelijke koper [naam 15] namens [naam 14] op

8 september 2015 een geldbedrag van € 25.000,- contant is betaald aan [bedrijfsnaam 1] . voor 3 aangekochte voertuigen.

Het cliëntdossier bevat onder meer een VIES-check op naam van [naam 14] , een Duitse vertaling van een Bulgaarse inschrijving van [naam 14] , een

Bulgaars document van een inschrijving van [naam 14] , een kopie ID-kaart van [naam 30] , een volmacht in de Duitse taal op naam van [naam 31] , een document in de Hongaarse taal, een kopie Bulgaarse ID-kaart van [naam 31] en een vertaling van de naam [naam 14] naar het Bulgaars.14

De Wwft-melding van deze transactie (report: 1076098-0-0) is gedaan onder de naam [naam 25] .15

Ad 3: Blijkens het kasboek is door de feitelijke koper [naam 17] op 28 september 2015 een geldbedrag van € 100.000,- contant betaald aan [bedrijfsnaam 1] . voor 9 aangekochte voertuigen.

Het cliëntdossier bevat onder meer een mail van [medewerker 1] aan “ [naam 17] ”, een CMR-document op naam van [naam 2] met een stempel van “ [naam 2] te Bárand” bevat voor ontvangst van de voertuigen, een VIES-check van [naam 2] en een kopie-ID van [naam 26] .

In het CMR-document wordt als afleveradres van de voertuigen Berlijn vermeld.16

De Wwft-melding van deze transactie (report: 1089704-0-0) is gedaan onder de naam [naam 26] .17

Ad 4: Uit het kasboek blijkt dat door de feitelijke koper [naam 19] Hasan op

15 november 2017 (na aftrek van kostenposten) een geldbedrag van € 157.750,- contant is betaald aan [bedrijfsnaam 1] . voor in totaal 16 aangekochte voertuigen.

Het cliëntdossier bevat onder meer diverse VIES checks van [naam 19] , diverse niet vertaalde

Italiaanse documenten, een kopie Italiaans ID-bewijs van Hoda Hasan.

Blijkens een overzicht in de administratie van de 2 trailers met de per trailer geladen auto’s is Berlijn de bestemming van de trailers.

[naam 19] maakt gebruik van een gratis e-mailadres met extensie @pec.it.18

Uit camerabeelden is af te leiden dat [naam 20] op 15 november 2017 contant heeft betaald bij [bedrijfsnaam 1] .

De Wwft-melding van deze transactie (report: 2020240-0-0) is gedaan onder de naam [naam 18] .19

Ad 5: Blijkens het kasboek is op 13 november 2017 door [naam 19] een geldbedrag van in totaal € 41.400,- contant betaald aan [bedrijfsnaam 1] en is op 13 november 2017 door [naam 3] een geldbedrag van € 26.600,- contant betaald aan [bedrijfsnaam 1] .

Uit camerabeelden blijkt dat [naam 22] op 13 november 2017 contant heeft betaald bij [bedrijfsnaam 1] .

Het cliëntdossier bevat onder meer twee onderliggende kasstukken, te weten een overzicht met de voor [naam 19] geladen trailer en een overzicht met de voor A.M.O. geladen trailer met het afleveradres [afleveradres] .

Het cliëntdossier bevat voorts:

– een Verwerking betaling € 68.000 volgens digitale boekhouding, met vermelding van [naam 19] voor € 41.400,- en vermelding van betaald [naam 3] voor € 26.600,

– een VIES-check van AMO,

– niet vertaalde Italiaanse documenten,

– een kopie Italiaans ID-bewijs van [naam 19] ,

– een aandenkfoto van [naam 19] ,

– een volmacht op naam van [naam 32] (opgesteld in de Italiaanse taal) en

een Nederlandse tekst, vermoedelijk gedeeltelijke vertaling, van de Italiaanse volmacht.

– een kopie Italiaans ID-bewijs van [naam 33] en een aandenkfoto van [naam 33] .20

De Wwft-melding van deze transactie (report: 2020240-0-0) is gedaan onder de naam [naam 18] .21

De door [bedrijfsnaam 1] . verkochte auto’s zijn niet vervoerd naar het vestigingsadres van het op de verkoopfactuur vermelde bedrijf, maar rechtstreeks naar vaste adressen in Berlijn of de directe omgeving van Berlijn.22

In de bedrijfsadministratie van [bedrijfsnaam 1] . zijn diverse FIU-meldingen (de voor een bedrijf verplichte meldingen inzake ongebruikelijke transacties, onder meer via forse contante betalingen) aangetroffen. Deze meldingen zijn doorgaans gedaan op naam van het op de verkoopfactuur vermelde bedrijf en niet op naam van de feitelijke koper van de auto(s).23

De 16 FIU-meldingen die onder feit 3 in de tenlastelegging zijn opgenomen, zijn door het openbaar ministerie bij brief van 18 maart 2019 in kopie overgelegd en daarmee toegevoegd aan en onderdeel geworden van het strafdossier.

In één van de kantoorruimtes van [bedrijfsnaam 1] . zijn tijdens de doorzoeking in een doos 19 stempels aangetroffen op naam van verschillende hiervoor eerder genoemde buitenlandse bedrijven.24 Op camerabeelden is vastgelegd dat [naam 20] een stempel overhandigt aan [medewerker 1] van [bedrijfsnaam 1] .. In het proces-verbaal van het uitkijken van deze beelden is beschreven dat zij bespreken dat ze de stempels verstoppen.25

Overige redengevende feiten en omstandigheden

Verdachte is op 8 oktober 2017 staande gehouden, nadat hij (blijkens de op hem uitgevoerde observatie) kort daarvoor in Duitsland een ontmoeting had gehad met [naam 20] . In verdachtes auto werd een rugzak aangetroffen met daarin een contant geldbedrag van in totaal € 323.300,-, onder meer bestaande uit een bundel bankbiljetten ter waarde van

€ 172.100, – (met 219 biljetten van € 500,– en 30 biljetten van € 200,–) en een bundel bankbiljetten ter waarde van € 151.000,- (met 251 biljetten van € 500,- en 67 biljetten van

€ 200,-).26

Verdachte heeft tegenover de politie aanvankelijk verklaard dat hij het geld had ontvangen van [naam 19] die zou optreden namens twee Italiaanse bedrijven.27

Van beide bedrijven is vastgesteld dat zij geen intracommunautaire verwervingen hebben aangegeven.28

Uit nader onderzoek is gebleken dat [naam 20] , mede namens een andere feitelijke koper genaamd [naam 22] , die de grens niet over durfde met contant geld, het geldbedrag van € 322.300,- in Duitsland heeft overhandigd aan verdachte. Dit geldbedrag zag op de levering van 16 auto’s voor een totaalbedrag € 172.100,– en 16 auto’s voor een totaalbedrag van € 151.200,- , zoals gefactureerd aan [bedrijfsnaam 2] .29

[naam 4] heeft in het opsporingsonderzoek Dunellen tegenover de politie onder meer verklaard dat:

– Nederlandse bedrijven bezig zijn met het witwassen van hasj-gelden;

– Zij auto’s verkopen om geld wit te wassen;

– Berlijn het centrale punt is in dit verhaal en daar het geld zit;

– Vanuit Berlijn volmachten worden gegeven aan mensen uit arme landen om wat bij te kunnen verdienen;

– Hij zelf maar enkele keren bij Nederlandse autobedrijven is geweest om zijn paspoort en volmacht af te geven, dat hij nooit betalingen heeft verricht en dat wat door de bedrijven op zijn naam is gezet, vals is.30

Tijdens het opsporingsonderzoek Milltown zijn telefoons afgeluisterd van [bedrijfsnaam 1] . en zijn WhatsApp-berichten uitgelezen. Daaruit blijkt onder meer het volgende:

– In een appgesprek met [koper 4] zegt [medewerker 1] dat een bouwbedrijf niet geschikt is als nieuw bedrijf, dat het een bedrijf moet zijn dat zaken doet met auto’s of personenauto’s of vrachtwagens maar niet met gebouwen of zo, en dat [koper 4] naar iets anders moet kijken, want “deze is niet goed”;31

– Salesmedewerker [medewerker 2] appt met [naam 20] over het gebruik van

e-mailadressen van katvangersbedrijven. Volgens [verdachte 1] kan een bedrijf maar één mailadres hebben, omdat er anders vragen gesteld gaan worden. [naam 20] appt aan [medewerker 2] : “Ik kan zo niet werken, overleg met [medewerker 2] en [medewerker 1] voor een oplossing”.32

Voorts is het mailverkeer uitgelezen van de onder [bedrijfsnaam 1] . in beslag genomen pc’s. Daaruit blijkt onder meer het volgende:

– [medewerker 1] heeft gemaild naar zijn collega’s binnen [bedrijfsnaam 1] . over een wisseling van bedrijf. In de onderwerp-regel is vermeld: ‘Nieuwe BV [naam 20] ’ [ [koper 2] ] en als tekst: ‘Tot ziens [naam 7] , welkom [naam 11] ’

– Ook in andere mailberichten is een wisseling van katvangersbedrijf aangekondigd.33

Desgevraagd heeft [medewerker 1] tegenover de politie verklaard dat ze binnen [bedrijfsnaam 1] van het ene bedrijf naar het andere bedrijf gaan.34

– [medewerker 2] verzendt een email aan [naam 35] met als onderwerp “ [naam 17] ”. Hierin gaat het om de verkoop van een Ford Kuga. [medewerker 2] schrijft: “Weet niet meer op welk bedrijf hij koopt”.35

[medeverdachte] heeft geïnformeerd naar de Bulgaarse vertaling voor “btw-nummer” en daarbij meegedeeld: “I must make a stamp fort his forma” en tijdens de doorzoeking is een stempel aangetroffen van het Bulgaarse bedrijf [bedrijfsnaam 23] , met daarop de vermelding “Danachen nomer”, de Bulgaarse vertaling voor “btw-nummer”, gevolgd door het Bulgaarse btw-nummer van voornoemd bedrijf.36 Van dit bedrijf is vastgesteld dat het een “missing trader” betreft dat nooit aangifte heeft gedaan van intracommunautaire verwervingen.37

Uit onderzoek van de camerabeelden-/videobeelden die zijn aangetroffen op de onder [bedrijfsnaam 1] . in beslag genomen digitale videorecorder blijkt onder meer het volgende:

– Op de videobeelden zijn onder meer waargenomen en geïdentificeerd :

– [naam 20]

– [naam 17]

– [naam 22]

– [naam 32]

Tevens zijn op de videobeelden een aantal personen waargenomen die vermoedelijk namens een feitelijk koper de contante betaling bij [bedrijfsnaam 1] . voldoen. Daarbij zijn de volgende betalers waargenomen en indien mogelijk geïdentificeerd:

– [naam 36] (namens de feitelijke koper [naam 17] )

– [naam 37] (namens de feitelijke koper [naam 17] )

– [koper 2] (namens de feitelijke koper [naam 20] )

– NN01-man

– NN02-man (namens de feitelijke koper [koper 4] )

– Op de beveiligingscamera, genaamd: ‘Kantoor [medewerker 1] ‘ is te horen dat [naam verdachte] in een

telefoongesprek aan [medewerker 1] vraagt: wie de koper is van klant 198062 ” [bedrijfsnaam 16] ”

en zegt dat die op naam van ” [koper 4] ” staat;

– [medewerker 1] belt uit naar [naam 38] en zegt dat er iemand staat te laden voor Berlijn.

[medewerker 1] zegt dat hij alleen de auto’s niet in Berlijn, maar in Mittenwalde eraf moet gooien en

of [naam 38] dat in de planning wil aanpassen, waarop [naam 38] vraagt: bij ” [naam 9] ” of ” [naam 28] “;

– [medewerker 1] zegt dat de klant hetzelfde is, maar dat het losadres anders wordt. De chauffeur moet gewoon [naam 20] bellen;

– Er wordt veelal alleen met voornamen gewerkt, zoals: [naam 20] , [naam 22] , [koper 4] , [naam 36] ;

– Op 22 november 2017 vertelt [medewerker 1] tegen [naam 20] , dat [bedrijfsnaam 1] . vier klanten heeft, maar dat het er voor de Belastingdienst twintig zijn;

– [naam 20] een stempel overhandigt aan [medewerker 1] waarmee [medewerker 1] blij lijkt te zijn;

– [medewerker 1] en [naam 20] elkaar vertellen dat zij de stempels verstoppen, omdat ze bang zijn dat mensen ze vinden;

– [medewerker 1] zijn kantoor binnenkomt met een doosje met stempels, dat herkend wordt als het in beslag genomen doosje met als inhoud stempels van zogenaamde “missing traders”;

– [medewerker 1] een CMR-document rechts onderaan stempelt, op de plaats waar de ontvangende partij zijn stempel dient te zetten na ontvangst van de goederen.38

Tijdens de doorzoeking bij [bedrijfsnaam 1] . op 27 november 2017 zijn camerabeelden aangetroffen en in beslag genomen. Het betreft onder meer camerabeelden van het kantoor van [medewerker 1] en de open ruimte bij de administratie bij [naam 35] .

Uit de opgenomen camerabeelden en gesprekken van 3 november 2017 kan worden opgemaakt dat verdachte de CMR-map van de klant [naam 6] uit de kast haalt, bladert naar CMR’s uit het jaar 2015 en vervolgens meerdere keren benoemt dat op een CMR rechts onderaan een stempel ontbreekt, waarop [medewerker 1] zegt dat dat wel kan worden afgestempeld met [naam 6] en dat hij dit maandag zal oppakken.

Op de camerabeelden van maandag 6 november 2017 is te zien dat [medewerker 1] de CMR-map van [naam 6] pakt en op een CMR waarop een stempel ontbreekt, rechts onderaan, een stempel zet.39

Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer verklaard dat de CMR-documenten om praktische redenen veelal door [bedrijfsnaam 1] . al vóór aanvang van het transport van de auto’s naar het buitenland werden afgestempeld met de bedrijfsstempel van het betreffende buitenlandse bedrijf, hoewel hij wist dat deze handelwijze in strijd is met de wettelijke voorschriften, omdat de CMR-documenten door de koper dienen te worden voorzien van een stempel na feitelijke aflevering van de auto’s aan de koper in het buitenland, als bewijs dat het voertuig aldaar in goede staat is afgeleverd.

Tijdens de doorzoeking bij [bedrijfsnaam 1] . is een kartonnen doos aangetroffen met bedrijfsstempels van buitenlandse bedrijven. De afdruk van de stempel komt qua tekst, vorm en kleur overeen met de stempelafdruk zoals gezet in veld 24 van de CMR-documenten die zijn aangetroffen bij [bedrijfsnaam 1] . In de kartonnen doos bevonden zich onder meer stempels van [naam 19] , [naam 1] , [bedrijfsnaam 18] en [naam 2] .

Autobedrijf [bedrijfsnaam 1] ./ [bedrijfsnaam 1] . is al in 2014 gewezen op het feit dat het bedrijf levert aan zogenaamde “ploffers”, ondernemingen die niet voldoen aan hun fiscale verplichtingen. Een soortgelijke brief dateert van 27 november 2014 en is aangetroffen in een in beslag genomen computer bij [bedrijfsnaam 1] ..

Bij brief van 9 december 2014 is [bedrijfsnaam 1] . expliciet gewaarschuwd dat is gebleken dat [bedrijfsnaam 1] . voertuigen levert aan zogenaamde “missing traders/ploffers” en wordt erop gewezen zorgvuldig te zijn bij het kiezen van afnemers en leveranciers om te voorkomen dat men betrokken raakt bij btw-fraude.40

Feit 2

Valsheid van verkoopfacturen/receipts (2A), Wwft-meldingen (2B), factuur BPM-teruggave (2C), document met weggestreepte LKW/tansportkosten (2D) en documenten met CMR-stempel (2E)

Uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de kasadministratie van [bedrijfsnaam 1] . was gericht op de feitelijke kopers en afnemers, terwijl de auto’s op de papieren facturen werden verkocht aan de katvangersbedrijven. [bedrijfsnaam 1] . heeft op deze wijze telkens tweedehands btw-auto’s intracommunautair tegen het 0% tarief verkocht aan (één van) voornoemde buitenlandse bedrijven, terwijl de auto’s feitelijk steeds werden verkocht aan vaste feitelijke kopers in Berlijn. De btw-auto’s werden vervolgens als marge-auto’s doorverkocht. Daarmee week de feitelijke handelsketen af van de facturenketen wat btw-fraude mogelijk maakte.

Van enige verwerving en/of btw-betaling door voornoemde buitenlandse bedrijven, de kopers op de facturen, is niet gebleken, zodat de rechtbank als vaststaand aanneemt dat deze bedrijven telkens als zogenaamde katvangersbedrijven/ploffers hebben gefungeerd.

Verkoopfacturen/receipts (2A)

Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de onder “A” omschreven 9 verkoopfacturen/receipts in strijd met de waarheid zijn opgemaakt en als vals moeten worden aangemerkt.

Wwft-meldingen (2B)

De rechtbank is ten aanzien van de onder “B” ad 4 en ad 5 omschreven 5 Wwft-meldingen van oordeel dat op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen onvoldoende is komen vast te staan dat ter zake van:

– ad 4: de transactie op 15 november 2017, te weten een contante betaling van € 157.750,-. “ [naam 20] ” de feitelijke koper is geweest;

– ad 5: de transactie op 13 november 2017, te weten een contante betaling van (in totaal)

€ 68.000,-, “ [naam 22] ” de feitelijke koper is geweest, zodat de rechtbank verdachte hiervan (partieel) zal vrijspreken.

De onder 1, 2 en 3 omschreven Wwft-meldingen zijn naar het oordeel van de rechtbank in strijd met de waarheid opgemaakt en worden als vals aangemerkt. [bedrijfsnaam 1] . heeft deze Wwft-meldingen steeds gedaan onder de naam van een katvanger/katvangersbedrijf, terwijl de transactie in werkelijkheid werd verricht door of namens een van de feitelijke kopers (respectievelijk [koper 4] , [naam 15] en [naam 17] ).

factuur BPM-teruggave (2C)

De factuur van 5 september 2017 van de verkoop van een Volkswagen Caddy aan [naam 23] is naar het oordeel van de rechtbank in strijd met de waarheid opgemaakt en wordt als vals aangemerkt. Uit de onderliggende documenten, de uitgelezen chatgesprekken en telefoongesprekken kan genoegzaam worden vastgesteld dat de Volkswagen Caddy in werkelijkheid is verkocht aan [naam 39] en direct is uitgevoerd naar Marokko.

De rechtbank acht het in dit verband opmerkelijk en redengevend voor het bewijs dat in de bedrijfsadministratie van [bedrijfsnaam 1] . het zogenaamde “uitvoergeleidedocument” van 5 september 2017, waaruit kan worden afgeleid dat Cargo Export B.V. namens [naam 23] aangifte bij de douane heeft gedaan dat de Volkswagen Caddy is geëxporteerd naar T. Kadda in Marokko, is aangetroffen in de bedrijfsadministratie van [bedrijfsnaam 1] .41

De omstandigheid dat op 8 september 2017 nog een “Zulassungsbescheinigung” is afgegeven voor de Volkswagen Caddy, op grond waarvan verdachte heeft gesteld dat daaruit blijkt dat de auto wel is verkocht aan [naam 23] , doet aan het voorgaande niet af.

Weggestreepte LKW/transportkosten (2D)

De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder “D” ten laste gelegde op grond van de inhoud van het relaasproces-verbaal van bevindingen42 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting.

Documenten voorzien van een CMR-stempel door [medewerker 1] (2E)

De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder “E” ten laste gelegde op grond van de (hiervoor weergegeven) verklaring van verdachte ter terechtzitting over het stempelen van CMR-documenten en de (hiervoor omschreven) camerabeelden van 6 november 2017 waarop is te zien dat [medewerker 1] in het kantoor van [bedrijfsnaam 1] . een stempel plaatst op een CMR-document.

Het CMR-stempel is specifiek bedoeld om als bewijsstuk te dienen van de feitelijke levering en ontvangst van een voertuig. Door op voorhand, voordat het voertuig überhaupt op transport wordt gezet, of nadien een CMR-stempel te plaatsen wordt in strijd met de waarheid verklaard dat het voertuig in goede orde is ontvangen, waaruit volgt dat het formulier valselijk is opgemaakt.

De rechtbank is op grond van het voren overwogene van oordeel dat de valsheid in geschrift, zoals onder feit 2 A, 2B (ad 1, 2 en 3), 2C, 2D en 2E ten laste is gelegd, wettig en overtuigend bewezen kan worden.

Feiten 3 en 4

[bedrijfsnaam 1] . is op grond van artikel 1a van de Wwft een instelling in de zin van die wet.

De rechtbank stelt voorop dat uit de bepalingen van de Wwft volgt dat [bedrijfsnaam 1] . als een beroepsmatig of bedrijfsmatig handelend verkoper van voertuigen gehouden is om voorafgaand aan verkooptransacties een afdoende cliëntenonderzoek te verrichten om het witwassen van criminele gelden en het financieren van terrorisme zoveel mogelijk te voorkomen.

Het verwijt aan [bedrijfsnaam 1] . houdt kort gezegd in dat zij de in de Wwft neergelegde verplichtingen niet heeft uitgevoerd door bij verkooptransacties telkens opzettelijk een onjuiste identiteit van de daadwerkelijke koper van een voertuig te melden (feit 3) en door telkens opzettelijk de identiteit van cliënten/feitelijke kopers niet behoorlijk vast te stellen en/of te verifiëren, geen onderzoek te doen naar eventuele personen of belanghebbenden achter de feitelijke kopers, aan de feitelijke kopers niet te vragen naar machtigingen om namens hen op te treden en geen onderzoek te doen naar de herkomst van de contante betalingen.

Door en namens verdachte is nadrukkelijk gesteld dat [bedrijfsnaam 1] . in dat opzicht aan haar zorgplicht heeft voldaan en er op grond daarvan vanuit mocht gaan dat zij te maken had met bonafide kopers.

De rechtbank stelt in dit verband vast dat uit de inhoud van de dossierstukken en hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen op geen enkele wijze is gebleken dat [bedrijfsnaam 1] .:

– de identiteit van de feitelijke kopers op behoorlijke wijze heeft gecontroleerd en vastgesteld;

– enig nader onderzoek heeft gedaan naar de uiteindelijke belanghebbende;

– een voortdurende controle heeft uitgeoefend op de zakelijke relatie en de transacties met de feitelijke kopers;

– enig onderzoek heeft ingesteld naar de bron van de middelen die bij die zakelijke relatie of transactie worden gebruikt;

– navraag heeft gedaan en enig onderzoek heeft ingesteld naar de regelmatige wisselingen van bedrijven, voor wie de feitelijke kopers volgens [bedrijfsnaam 1] . zouden optreden.

De rechtbank stelt voorts vast dat er sprake was van verhoogde risico’s op witwassen van gelden op grond van de onafgebroken stroom aan contante betalingen, de onduidelijkheden over de rol van de feitelijke kopers, de rol van derden die blijkens overgelegde kopie-ID’s hun identiteit beschikbaar stelden en veelal ontbrekende machtigingen. Een en ander had voor [bedrijfsnaam 1] . reden moeten zijn voor een verscherpt cliëntenonderzoek, doch daartoe is [bedrijfsnaam 1] . niet overgegaan. Ten slotte heeft [bedrijfsnaam 1] . de wettelijk voorgeschreven termijn voor het bewaren van relevante gegevens van de uitgevoerde transacties evenmin in acht genomen.

Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat telkens opzettelijk is gehandeld in strijd met de voorschriften van de Wwft, zoals onder de feiten 3 en 4 is omschreven, met dien verstande dat de rechtbank, onvoldoende bewijs aanwezig acht ter zake van de onder de feiten 3 en 4 telkens onder de nummers 4 en 5 vermelde transacties van respectievelijk € 157.750,– en

€ 68.000,– (zoals hiervoor reeds overwogen inzake het onder 2B ten laste gelegde) en ter zake van de onder de feiten 3 en 4 telkens onder nummer 16 vermelde transactie van

€ 316.900,– in of omstreeks de periode van 13 december 2016 tot en met 26 december 2016 op naam van [naam 7] , zodat verdachte van deze onderdelen dient te worden vrijgesproken.

Gelet op de omvang en de duur van het opzettelijk handelen in strijd met de voorschriften van de Wwft, zoals onder de feiten 3 en 4 is omschreven, acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat van het plegen van deze misdrijven een gewoonte is gemaakt.

Toerekening aan [bedrijfsnaam 1] . van de onder feit 2, 3 en 4 bewezen verklaarde gedragingen

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de onder feit 2, 3 en 4 bewezen verklaarde gedragingen zijn begaan door de rechtspersoon [bedrijfsnaam 1] B.V. en aan haar dienen te worden toegerekend, aangezien uit de bewijsmiddelen blijkt dat de gedragingen zijn verricht door de bestuurders en verschillende medewerkers van deze rechtspersoon en alle gedragingen hebben plaatsgevonden binnen de sfeer van de rechtspersoon.

Wetenschap verdachte van de onder feit 2, 3 en 4 bewezen verklaarde gedragingen

Uit de inhoud van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte de volledige wetenschap had ten aanzien van de onder feit 2, 3 en 4 bewezen verklaarde gedragingen. De rechtbank acht daartoe in dit verband in het bijzonder redengevend dat:

– een dubbele administratie is gevoerd waarbij in de officiële/digitale administratie de werkelijke kopers/afnemers buiten beeld werden gehouden;

– de FIU-meldingen doorgaans op naam van de katvangersbedrijven zijn gedaan;

– sprake is geweest van een onafgebroken stroom aan contante betalingen, waarbij veelal met grote coupures van 200 en 500 euro (onder meer getaped in pakken bankbiljetten) werd betaald, terwijl er geen enkele bedrijfseconomische noodzaak voor die contante betalingen was en die contante betalingen juist enorme veiligheidsrisico’s opleverden;

– verdachte naar Duitsland is gereden om net over de grens een contante betaling van in totaal € 323.300,– in ontvangst te nemen van feitelijke koper [naam 20] en dat verdachte tegenover de politie in eerste instantie heeft verklaard dat hij het geld van een ander persoon in ontvangst had genomen;

– medewerker [medewerker 1] tegen [naam 20] heeft gezegd dat [bedrijfsnaam 1] . vier klanten heeft, maar dat dat het er voor de Belastingdienst zo’n twintig zijn;

– er 19 stempels van buitenlandse bedrijven zijn aangetroffen in het kantoor van [bedrijfsnaam 1] . welke bedrijven zijn geïdentificeerd als katvangersbedrijven;

– slechts enkele medewerkers van [bedrijfsnaam 1] . zich dagelijks bezighielden met de in- en verkoop en (onder meer) in een gezamenlijke WhatsApp-groep elkaar informeerden;

– uit de WhatsApp-gesprekken blijkt dat zij in ieder geval bekend waren met de aan de orde zijnde problematiek inzake de levering van auto’s naar het buitenland tegen 0% btw;

– onderling, onder meer in mailverkeer, wordt besproken op welke naam een koop geboekt moet gaan worden.

Feitelijk leidinggeven ten aanzien van de onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde gedragingen

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan het door [bedrijfsnaam 1] . plegen van de onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde gedragingen. Uit de inhoud van de bewijsmiddelen en de verklaring van verdachte volgt dat verdachte de centrale spil was en is binnen [bedrijfsnaam 1] . voor wat betreft de bedrijfsvoering en de dagelijkse gang van zaken, en aldus zowel op papier als feitelijk één van de eindverantwoordelijken is.

Medeplegen van de onder feit 2, 3 en 4 bewezen verklaarde gedragingen

Uit de inhoud van de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank voorts dat medeverdachte [medeverdachte] een zodanig actieve rol heeft vervuld voor wat betreft de bedrijfsvoering binnen [bedrijfsnaam 1] . dat hij gedurende de gehele pleegperiode tevens moet worden aangemerkt als feitelijk leidinggevende.

Daaruit volgt dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] , die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. De rechtbank acht derhalve ook bewezen dat sprake is geweest van medeplegen tussen verdachte en [medeverdachte] .

Feit 1

Deelname aan een criminele organisatie

Van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr is sprake indien is voldaan aan het vereiste van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad, dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Van deelname is sprake als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het genoemde oogmerk. Voor strafbare deelname is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid, in de zin van voorwaardelijk opzet, weet dat er een organisatie bestaat en dat die organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Niet is vereist dat een betrokkene enige vorm van opzet heeft gehad op concrete door de criminele organisatie beoogde misdrijven, zolang de betrokkene maar weet dat de organisatie het begaan van misdrijven beoogt. Evenmin is vereist dat de betrokkene daadwerkelijk heeft deelgenomen aan (alle) gepleegde misdrijven, noch dat hij heeft samengewerkt of bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie.

Het voor een criminele organisatie vereiste oogmerk is gericht op het feitelijke en gewenste doel van de organisatie. Het oogmerk zal uit de bewijsmiddelen moeten blijken. Voor het bewijs daarvan zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd dan wel aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de criminele organisatie.

Aan verdachte is ten laste gelegd – zakelijk weergegeven – dat hij in de periode van
1 januari 2014 tot en met 27 november 2017 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, bestaande uit:

A. – hem (verdachte), [medeverdachte] en een of meer werknemers van [bedrijfsnaam 1] .;

B. – de rechtspersonen [bedrijfsnaam 1] . en Autobedrijf [bedrijfsnaam 1] .;

C. – de feitelijke kopers [koper 1] , [koper 2] , [koper 3] , [koper 4] en een of meer andere feitelijke kopers of medewerkers/handlangers daarvan;

D. – de katvangersbedrijven en katvangers [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en een of meer andere zogenoemde katvangers.

De criminele organisatie had volgens de tenlastelegging het oogmerk tot het plegen van de volgende misdrijven:

– ( gewoonte)witwassen;

– valsheid in geschrift;

– het handelen in strijd met voorschriften van de Wwft;

– ( intracommunautaire) btw-fraude.

De rechtbank is op grond van de bewezen verklaarde feiten van oordeel dat sprake was van een organisatie, een samenwerkingsverband tussen in ieder geval verdachte, [medeverdachte] , [bedrijfsnaam 1] . en voornoemde feitelijke kopers, waarin in een gestructureerd verband gedurende een langere periode onderling werd samengewerkt.

De in het kader van die organisatie te verrichten handelingen waren nauw op elkaar afgestemd en hadden derhalve een planmatig karakter. Daarbij is tevens vastgesteld dat genoemde personen ieder hun rol vervulden.
Gelet op de pleegperiode is sprake geweest van een duidelijke duurzaamheid van deze organisatiestructuur en een duidelijke intensivering van de btw-fraude gelet op de stijgende omzetcijfers van de intracommunautaire leveringen.
De rechtbank stelt vast dat [bedrijfsnaam 1] ., het bedrijf van verdachte, het middel vormde om de btw-fraude uit te voeren door intracommunautair voertuigen tegen het 0% tarief op papier te leveren aan katvangersbedrijven, die echter geen btw afdroegen. Feitelijk werden de voertuigen aan vaste afnemers geleverd in Berlijn. De verkooptransacties werden gedaan door vaste feitelijke kopers. Door het (doen) opmaken van valse verkoopfacturen en andere documenten werd de fraude mogelijk gemaakt en werden de werkelijke kopers, ook op deze wijze, buiten beeld gehouden.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het feitelijke en gewenste doel van de organisatie in eerste instantie het plegen van btw-fraude was. Om dat algemene doel te kunnen realiseren zijn valse verkoopfacturen/receipts en andere valse documenten opgemaakt om de werkelijke kopers buiten beeld te houden.
Daarbij is naast het plegen van valsheid in geschrift ook gehandeld in strijd met de Wwft door het verstrekken van onjuiste en/of onvolledige informatie.
Voorts is aannemelijk dat de door btw-fraude verkregen gelden telkens weer zijn ingezet voor het aankopen van auto’s bij [bedrijfsnaam 1] ., gelet op onder meer de daarmee verbonden onafgebroken stroom aan contante betalingen in grote coupures, zodat ook sprake is van het witwassen van door misdrijf verkregen gelden. Gelet op de omvang van de btw-fraude en de lange periode waarin de btw-fraude is gepleegd, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van gewoontewitwassen. Al deze handelingen zijn, mede gelet op hun vergaande onderlinge samenhang, als oogmerk van de organisatie aan te merken.43
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, zoals hierna onder 4.4 wordt weergegeven.

Feiten 5 en 6

De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 5 en 6 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, welke zijn:

Feit 5 (voorhanden hebben van een spuitbusje pepperspray op 8 oktober 2017):

– het proces-verbaal van bevindingen (doorzoeking Audi A8, kenteken [kenteken] ),44

  • -de kennisgeving van inbeslagneming (spuitbusje pepperspray),
  • -het proces-verbaal onderzoek wapen,45

– de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 juli 2020.

Feit 6 (voorhanden hebben van een vuurwapen (merk Browning), een gaspistool (merk Erma), munitie, twee stroomstootwapens en een spuitbusje pepperspray op 27 november 2017:

– het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming (woning verdachte),46

– de kennisgeving van inbeslagneming inzake een vuurwapen, een gaspistool, (vuur)wapens, 24 patronen 7.65 mm-munitie, 33 patronen 6.35 mm-munitie en twee stroomstootwapens),47

– het proces-verbaal onderzoek wapen,48

– het proces-verbaal onderzoek stroomstootwapen in zwartkleurig hoesje (KR59.03.01.001),49

– het proces-verbaal onderzoek stroomstootwapen met pijlen (KR59.04.01.004),50

– het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming (bedrijfspand Marconistraat Hoogeveen),51

– de kennisgeving van inbeslagneming (spuitbusje pepperspray),52

– het proces-verbaal onderzoek traangasspuitbus,53

– de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 juli 2020.

4.4De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:

1.

hij, op tijdstippen, in de periode van 1 januari 2014 tot en met 27 november 2017,

– in Hoogeveen en/of in een of meer andere plaatsen in Nederland;

– in Berlijn en/of in een of meer andere plaatsen in Duitsland;

– in een of meer plaatsen in Europa waar zogenoemde katvangersbedrijven /

missing traders gevestigd zijn/waren;

heeft deelgenomen aan een organisatie, die bestond uit:

A. Medewerkers / bestuurders [bedrijfsnaam 1] .

– [medeverdachte] ;

– hem (verdachte [verdachte 1] );

– een of meer werknemers van [bedrijfsnaam 1] .;

B. Rechtspersonen

– [bedrijfsnaam 1] .;

– Autobedrijf [bedrijfsnaam 1] .;

C. Feitelijke kopers

– [koper 1] ;

– [koper 2] ;

– [koper 3] ;

– [koper 4] ;

– een of meer andere feitelijke kopers of medewerkers/handlangers daarvan;

D. Katvangersbedrijven en katvangers

– [naam 1] ;

– [naam 2] ;

– [naam 3] ;

– een of meer andere zogenoemde katvangersbedrijven / missing traders;

– [naam 4] (onderzoek Dunellen, zie onder meer zaaksdossier 02 en 05);

– een of meer andere zogenoemde katvangers (op papier eigenaar, bestuurder,

gevolmachtigde of anderszins betrokken bij katvangersbedrijf),

welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven in Nederland en

elders in Europa, te weten:

– het plegen van gewoontewitwassen (artikel 420bis en verder Wetboek van

Strafrecht);

– het plegen van valsheid in geschrift (artikel 225 Wetboek van Strafrecht);

– het handelen in strijd met een of meer voorschriften (waaronder artikel 3 en

16) van de Wet ter voorkoming van witwassen en Financieren Terrorisme;

– het plegen van fiscale misdrijven: namelijk (intracommunautaire) btw-fraude

waarbij voertuigen op papier tegen het 0%-tarief worden geëxporteerd en

geleverd aan zogenoemde katvangersbedrijven. De voertuigen worden feitelijk

echter afgenomen door een andere koper. De omzetbelasting wordt stelselmatig

te weinig of niet binnen de Europese Unie afgedragen. In Nederland is het

plegen van dit feit strafbaar gesteld in artikel 69 Algemene Wet inzake

Rijksbelastingen.

2.

[bedrijfsnaam 1] . en medewerkers van [bedrijfsnaam 1] ., op tijdstippen in de

periode van 1 januari 2015 tot en met 27 november 2017 in Hoogeveen en/of

andere plaatsen in Nederland en/of Duitsland,

tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke personen en/of een of

meer rechtspersonen, althans alleen,

telkens opzettelijk een of meer bedrijfsadministraties van [bedrijfsnaam 1] .

over de jaren 2015, 2016, 2017,

elk zijnde een samenstel van geschriften die in onderlinge samenhang telkens

bestemd zijn om te dienen tot bewijs van enig feit,

valselijk heeft opgemaakt of vervalst, telkens met het oogmerk om die

geschriften als echt en onvervalst te (doen) gebruiken of door anderen te

doen gebruiken, bestaande dat valselijk opmaken telkens hieruit, dat

telkens in die bedrijfsadministraties documenten zijn opgenomen, namelijk:

A. (Verkoop)facturen/receipts

– een verkoopfactuur, gedateerd 22 januari 2015, betreffende de verkoop van

een Audi A4 aan [bedrijfsnaam 16] SRL (proces-verbaal van bevindingen

Lerec16009-960 – bijlage 4);

– een verkoopfactuur, gedateerd 6 maart 2015, betreffende de verkoop van een

Audi A4 aan [naam 1] (proces-verbaal van bevindingen Lerec16009-960

– bijlage 5);

– een verkoopfactuur, gedateerd 6 maart 2015, betreffende de verkoop van een

Peugeot 508 aan [naam 6] (proces-verbaal van bevindingen Lerec16009-960 –

bijlage 6);

– een verkoopfactuur, gedateerd 17 juni 2016, betreffende de verkoop van een

Mercedes E200 aan [naam 3] (proces-verbaal van bevindingen

Lerec16009-960 – bijlage 7);

– een receipt, gedateerd 12 september 2016, betreffende de verkoop van een

Volvo V40 aan [naam 7] en (de bij deze transactie behorende) factuur

aan [naam 8] (proces-verbaal van bevindingen Lerec16009-960 –

bijlage 8);

– een receipt, gedateerd 13 oktober 2016, betreffende de verkoop van een

Porsche Cayenne aan [naam 9] en (de bij deze transactie behorende) factuur

aan [naam 8] (proces-verbaal van bevindingen Lerec16009-960 –

bijlage 9);

– een verkoopfactuur, gedateerd 12 oktober 2017, betreffende de verkoop van

een Opel Insignia aan [naam 10] (proces-verbaal van bevindingen

Lerec16009-960 – bijlage 11);

– een receipt, gedateerd 22 maart 2017, betreffende de verkoop van een Volvo

V60 aan [naam 11] en (de bij deze transactie behorende) factuur

aan [naam 8] (proces-verbaal van bevindingen Lerec16009-960 –

bijlage 12);

– een receipt, gedateerd 23 februari 2017, betreffende de verkoop van een BMW

320d aan [naam 9] en (de bij deze transactie behorende) factuur

aan [naam 8] (proces-verbaal van bevindingen Lerec16009-960 –

bijlage 13);

waarbij de valsheid/vervalsing er (telkens) uit bestaat dat op de

(verkoop)facturen en receipts in strijd met de waarheid een zogenoemd

katvangerbedrijf als koper/afnemer is opgenomen. Dat wil zeggen: op de

factuur/receipt staat een koper/afnemer (met bijbehorend btw-nummer) vermeld

die niet daadwerkelijk het gefactureerde voertuig heeft gekocht. De persoon

en/of het bedrijf die het voertuig wél heeft gekocht/afgenomen staat niet op

de (verkoop)factuur/receipt vermeld;

B. Onjuiste Wwft-meldingen

1. de in de bedrijfsadministratie opgenomen melding (report: 1251028-0-0) van

een op of omstreeks 13 januari 2016 verrichte ongebruikelijke transactie, te

weten een (geheel of gedeeltelijke) contante betaling van 72.000,- Euro,

welke transactie in strijd met de waarheid is gemeld onder de naam [naam 12]

(katvangersbedrijf [naam 1] ), terwijl de transactie in werkelijkheid

werd verricht door of namens de feitelijke koper [koper 4] ;

2. de in de bedrijfsadministratie opgenomen melding (report: 1076098-0-0) van

een op of omstreeks 8 september 2015 verrichte ongebruikelijke transactie, te

weten een (geheel of gedeeltelijke) contante betaling van 25.000,- Euro,

welke transactie in strijd met de waarheid is gemeld onder de naam [naam 13]

(katvangersbedrijf [naam 14] ), terwijl de transactie in

werkelijkheid werd verricht door of namens de feitelijke koper [naam 15] ;

3. de in de bedrijfsadministratie opgenomen melding (report: 1089704-0-0) van

een op of omstreeks 28 september 2015 verrichte ongebruikelijke transactie,

te weten een (geheel of gedeeltelijke) contante betaling van 100.000,- Euro,

welke transactie in strijd met de waarheid is gemeld onder de naam [naam 16]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in

werkelijkheid werd verricht door of namens de feitelijke koper [naam 17] ;

C. Factuur BPM-teruggave

– een verkoopfactuur, gedateerd 5 september 2017, betreffende de verkoop van

een Volkswagen Caddy gericht aan [naam 23] te Duitsland;

waarbij de valsheid/vervalsing er uit bestaat dat in strijd met de waarheid

staat vermeld dat het voertuig is verkocht en geleverd aan een in Duitsland

gevestigd bedrijf, terwijl het voertuig in werkelijkheid verkocht is aan een

natuurlijk persoon en direct is geëxporteerd naar Marokko;

D. Weggestreepte LKW/transportkosten

– een document aangetroffen in de kasadministratie van [bedrijfsnaam 1] , voorzien

van de stempel ’24 aug 2016 Voldaan’, betreffende de verkoop/levering van twee

trailers met elk 8 voertuigen, waarop de ontvangst van 184.400,- is

verantwoord,

waarbij de valsheid/vervalsing er uit bestaat dat er in werkelijkheid een

bedrag van 186.400,- is ontvangen en een bedrag van 2.000,- (LKW, de

transportkosten) is weggelakt;

E. Documenten voorzien van een CMR-stempel door [medewerker 1]

– – een of meer CMR-vrachtbrieven, althans documenten, die omstreeks 6 november

2017 zijn voorzien van een bedrijfsstempel (niet zijnde een bedrijfsstempel

van [bedrijfsnaam 1] .) door een medewerker van [bedrijfsnaam 1] . ( [medewerker 1] );

waarbij de valsheid/vervalsing er (telkens) uit bestaat:

– dat de werknemer van [bedrijfsnaam 1] . (de leverancier) die de

bedrijfsstempel zet, niet bevoegd is om in het betreffende veld van de

vrachtbrief een bedrijfsstempel te plaatsen (dat moet gebeuren door de

koper/afnemer na levering);

– dat de stempel te laat wordt geplaatst (antidateren: de stempel wordt

achteraf geplaatst om het papierwerk met het oog op een controle van de

belastingdienst op orde te krijgen);

– dat er een stempel is geplaatst van een zogenoemd katvangersbedrijf, waarmee

wordt gesteld dat dit bedrijf de afnemer/koper is, terwijl er in werkelijkheid

sprake is van een andere koper/afnemer dan het katvangersbedrijf;

dit terwijl hij, verdachte, in vereniging met een of meer anderen,

feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedragingen.

3.

[bedrijfsnaam 1] .,

in de periode van 1 januari 2015 tot en met 11 december 2017, in Hoogeveen

en/of andere plaatsen in Nederland,

telkens als beroeps- of bedrijfsmatig handelend verkoper van goederen

(voertuigen), voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt

voor een bedrag van 15.000,- euro of meer, meermalen,

telkens opzettelijk in strijd met de in artikel 16 lid 1 van de Wet ter

voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme neergelegde

meldingsplicht, verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transactie(s), niet

en/of niet onverwijld nadat het ongebruikelijk karakter van de (voorgenomen)

transactie(s) bekend is geworden heeft gemeld aan de Financiële inlichtingen

eenheid,

en

bij de in artikel 16 lid 1 van de Wet ter voorkoming van witwassen en

financieren van terrorisme bedoelde melding(en), (telkens) opzettelijk in

strijd met de in artikel 16 lid 2 onder a van de Wet ter voorkoming van

witwassen en financiering van terrorisme neergelegde verplichting, de

identiteit van degene ten behoeve van wie de (voorgenomen) transactie(s)

werd(en) uitgevoerd niet heeft verstrekt,

en van het plegen van dit/deze misdrijf/misdrijven een gewoonte heeft gemaakt,

immers heeft zij telkens opzettelijk geen juiste meldingen gedaan

van:

1. een op of omstreeks 13 januari 2016 verrichte ongebruikelijke transactie

(report:1251028-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 72.000,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 24] (katvangersbedrijf

[naam 1] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd verricht door of namens

de feitelijke koper [koper 4] en ook als zodanig in het kasboek werd geregistreerd

en

2. een op of omstreeks 8 september 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report:1076098-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 25.000,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 25] (katvangersbedrijf

[naam 14] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd verricht door

of namens de feitelijke koper [naam 15] en ook als zodanig in het kasboek werd

geregistreerd en

3. een op of omstreeks 28 september 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 1089704-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 100.000,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 26]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd

verricht door of namens de feitelijke koper [naam 17] en ook als zodanig in het

kasboek werd geregistreerd en

6. een op of omstreeks 11 maart 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 931633-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 83.800,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 26]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd

verricht door of namens de feitelijke koper [naam 17] en ook als zodanig

in het kasboek werd geregistreerd) en

7. een op of omstreeks 9 april 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 949370-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 77.200,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 26]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd

verricht door of namens de feitelijke koper [naam 17] en ook als zodanig

in het kasboek werd geregistreerd en

8. een op of omstreeks 21 april 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 953865-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 132.000,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 26]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd

verricht door of namens de feitelijke koper [naam 17] en ook als zodanig

in het kasboek werd geregistreerd en

9. een op of omstreeks 23 april 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 956150-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 100.000,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 26]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd

verricht door of namens de feitelijke koper [naam 17] en ook als zodanig

in het kasboek werd geregistreerd en

10. een op of omstreeks 7 augustus 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 1056451-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 85.000,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 26]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd

verricht door of namens de feitelijke koper [naam 17] en ook als zodanig

in het kasboek werd geregistreerd en

11. een op of omstreeks 7 oktober 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 1104474-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 105.500,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 26]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd

verricht door of namens de feitelijke koper [naam 17] en ook als zodanig

in het kasboek werd geregistreerd en

12. een op of omstreeks 3 november 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 1156691-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 25.000,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 26]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd

verricht door of namens de feitelijke koper [naam 17] en ook als zodanig

in het kasboek werd geregistreerd en

13. een in of omstreeks de periode van 6 april 2017 tot en met of 12 april

2017 verrichte ongebruikelijke transactie(s) (transactienummer: 14573), te

weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 171.850,- Euro (transactiebedrag) en/of 127.850,- Euro (contant

betaald volgens kasstuk) welke transactie(s) in strijd met de waarheid

werd(en) gemeld onder de naam [naam 27] (katvangersbedrijf

[naam 11] ), terwijl de transactie(s) in werkelijkheid werd(en)

verricht door of namens de feitelijke koper [naam 20] en ook als zodanig in

het kasboek werd(en) geregistreerd en

14. een in of omstreeks de periode van 11 maart 2017 tot en met 29 maart 2017

verrichte ongebruikelijke transactie(s) (transactienummer: 14566), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 70.150,- Euro, (transactiebedrag) en/of 95.900,- (contant betaald

volgens kasstuk), welke transactie(s) in strijd met de waarheid werd(en)

gemeld onder de naam [naam 28] (katvangersbedrijf [naam 9] ), terwijl

de transactie(s) in werkelijkheid werd(en) verricht door of namens de

feitelijke koper [naam 17] en ook als zodanig in het kasboek werd(en)

geregistreerd en

16. een op of omstreeks 7 november 2016 verrichte ongebruikelijke transactie(s)

(report: 1610231-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en)

van (in totaal) (minstens) 95.100,- Euro (transactiebedrag) en/of 86.000,- Euro

(contant betaald volgens kasstuk), welke transactie(s) in strijd met de waarheid

werd(en) gemeld onder de naam [naam 28] (katvangersbedrijf: [naam 9] ),

terwijl de transactie(s) in werkelijkheid werd(en) verricht door of namens de

feitelijke koper [naam 17] en ook als zodanig in het kasboek werd(en)

geregistreerd,

aan welke verboden gedragingen hij, verdachte, tezamen en in vereniging, feitelijke

leiding heeft gegeven;

4.

[bedrijfsnaam 1] .,

in de periode van 1 januari 2015 tot en met 15 november 2017,

in Hoogeveen en/of andere plaatsen in Nederland,

telkens, als beroeps- of bedrijfsmatig handelende verkoper van goederen

(voertuigen), voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt

voor een bedrag van 15.000,- Euro of meer, meermalen,

telkens opzettelijk, in strijd met de verplichting geformuleerd in artikel 3

en/of 8 van de Wet ter voorkoming witwassen en financieren terrorisme,

geen volledig en verscherpt) cliëntenonderzoek heeft

verricht, en van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt,

immers heeft zij telkens opzettelijk:

(artikel 3 lid 2 Wwft:)

– geen identiteit(en) van de cliënt(en) vastgesteld en/of geverifieerd en

– de uiteindelijk belanghebbende(n) van de cliënt(en) niet geïdentificeerd

en/of geen op risico gebaseerde en adequate maatregelen genomen om de

identiteit(en) van de cliënten te verifiëren en/of om inzicht te verwerven in

de eigendoms- en zeggenschapsstructu(u)r(en) van de cliënt(en) en

– niet vastgesteld of de natuurlijke perso(o)n(en) die de cliënt(en)

vertegenwoordigde(n) daartoe bevoegd was/waren en/of nagelaten die natuurlijke

perso(o)n(en) te identificeren en diens identiteit(en) te verifiëren en/of

– geen op risico gebaseerde en adequate maatregelen genomen om te verifiëren

of de cliënt(en) ten behoeve van zichzelf, dan wel ten behoeve van (een)

derde(n) optrad(en) en

(artikel 8 lid 2 Wwft:)

– geen identiteit(en) van de cliënt(en) heeft geverifieerd aan de hand van

aanvullende documenten, gegevens of informatie en

– die documenten beoordeeld op echtheid en

bij de volgende transactie(s):

1. een op of omstreeks 13 januari 2016 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 72.000,- Euro, en

2. een op of omstreeks 8 september 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 25.000,- Euro, en

3. een op of omstreeks 28 september 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 100.000,- Euro, en

6. een op of omstreeks 11 maart 2015 verrichte transactie(s), te weten (een)

(geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens)

83.800,- Euro, en

7.een op of omstreeks 9 april 2015 verrichte transactie(s), te weten (een)

(geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens)

77.200,- Euro, en

8. en op of omstreeks 21 april 2015 verrichte transactie(s), te weten (een)

(geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens)

132.000,- Euro, en

9. een op of omstreeks 23 april 2015 verrichte transactie(s), te weten (een)

(geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens)

100.000,- Euro, en

10. een op of omstreeks 7 augustus 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 85.000,- Euro, en

11. een op of omstreeks 7 oktober 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 105.500,- Euro, en

12. een op of omstreeks 3 november 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 25.000,- Euro, en

13. een in of omstreeks de periode van 6 april 2017 tot en met 12 april 2017

verrichte transactie(s), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling(en) van (in totaal) (minstens) 171.850,- Euro (transactiebedrag)

en/of 127.850,- Euro (contant betaald volgens kasstuk), en

14. een in of omstreeks de periode van 11 maart 2017 tot en met 29 maart 2017

verrichte transactie(s), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling(en) van (in totaal) (minstens) 70.150,- Euro (transactiebedrag) en/of

95.900,- Euro (contant betaald volgens kasstuk) en

15. een in of omstreeks de periode van 13 december 2016 tot en met 26

december 2016 verrichte transactie(s), te weten (een) (geheel of

gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens) 316.900,- Euro

(transactiebedrag) en/of 25.300,- Euro (contant betaald volgens kasstuk) en

16. (een) op of omstreeks 23 november 2016 tot en met 7 november 2016 verrichte

transactie(s), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en)

van (in totaal) (minstens) 95.100,- Euro (transactiebedrag) en/of 86.000,-

Euro (contant betaald volgens kasstuk),

tot welke feiten hij, verdachte, tezamen en in vereniging, althans alleen,

opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte,

tezamen en in vereniging, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;

en

[bedrijfsnaam 1] .,

in de periode van 1 januari 2015 tot en met 27 november 2017, te Hoogeveen en/of een of meer andere plaats(en) in Nederland,

telkens, als beroeps- of bedrijfsmatig handelende verkoper van goederen

(voertuigen), voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt

voor een bedrag van 15.000,- Euro of meer, meermalen, althans eenmaal,

telkens opzettelijk, de in het eerste lid van artikel 33 Wet ter voorkoming

van witwassen en financieren van terrorisme bedoelde gegevens niet op

toegankelijke wijze gedurende vijf jaar na het tijdstip van het beëindigden

van de zakelijke relatie of tot vijf jaar na het uitvoeren van de

desbetreffende transactie heeft bewaard,

en van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt,

immers heeft zij telkens opzettelijk, voorgenoemde gegevens betreffende de

volgende zakelijke relatie(s) niet op toegankelijke wijze gedurende vijf jaar

na het tijdstip van het beëindigen van deze zakelijke relatie(s) bewaard,

en/of voornoemde gegevens betreffende de volgende transactie(s) niet op

toegankelijke wijze tot vijf jaar na het uitvoeren van deze transacties

bewaard:

1.(een) op of omstreeks 13 januari 2016 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 72.000,- Euro, en

2. (een) op of omstreeks 8 september 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 25.000,- Euro, en

3. (een) op of omstreeks 28 september 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 100.000,- Euro, en

4. (een) op of omstreeks 15 november 2017 verricht transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 157.750,- Euro, en

5. (een) op of omstreeks 13 november 2017 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 68.000,- Euro, en

6. (een) op of omstreeks 11 maart 2015 verrichte transactie(s), te weten (een)

(geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens)

83.800,- Euro, en

7. (een) op of omstreeks 9 april 2015 verrichte transactie(s), te weten (een)

(geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens)

77.200,- Euro,

en

8. (een) op of omstreeks 21 april 2015 verrichte transactie(s), te weten (een)

(geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens)

132.000,- Euro, en

9.(een) op of omstreeks 23 april 2015 verrichte transactie(s), te weten (een)

(geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens)

100.000,- Euro, en

10.(een) op of omstreeks 7 augustus 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 85.000,- Euro, en

11. (een) op of omstreeks 7 oktober 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 105.500,- Euro, en

12. (een) op of omstreeks 3 november 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 25.000,- Euro, en

13. (een) in of omstreeks de periode van 6 april 2017 tot en met 12 april 2017

verrichte transactie(s), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling(en) van (in totaal) (minstens) 171.850,- Euro (transactiebedrag)

en/of 127.850,- Euro (contant betaald volgens kasstuk), en

14. (een) in of omstreeks de periode van 11 maart 2017 tot en met 29 maart

2017 verrichte transactie(s), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke)

contante betaling(en) van (in totaal) (minstens) 70.150,- Euro

(transactiebedrag) en/of 95.900,- Euro (contant betaald volgens kasstuk) en

15. (een) in of omstreeks de periode van 13 december 2016 tot en met 26

december 2016 verrichte transactie(s), te weten (een) (geheel of

gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens) 316.900,- Euro

(transactiebedrag) en/of 25.300,- Euro (contant betaald volgens kasstuk) en

16. (een) op of omstreeks 23 november 2016 tot en met 7 november 2016 verrichte

transactie(s), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en)

van (in totaal) (minstens) 95.100,- Euro (transactiebedrag) en/of 86.000,-

Euro (contant betaald volgens kasstuk),

aan welke verboden gedragingen hij, verdachte, tezamen en in vereniging, feitelijke

leiding heeft gegeven;

5.

hij op 8 oktober 2017 te Parkeerplaats Groote Veldblokken

(gelegen aan de Rijksweg A36 nabij Geesbrug), althans in Nederland,

een wapen van categorie II onder 6 van de Wet wapens en munitie, namelijk een

spuitbusje pepperspray,

zijnde een voorwerp, bestemd voor het treffen van personen met giftige,

verstikkende, weerloos makende, traan verwekkende en/of soortgelijke stoffen

voorhanden heeft gehad;

6.

hij op 27 november 2017 te Noordscheschut en Hoogeveen, althans

in Nederland, wapens van categorie II en III, namelijk:

-een vuurwapen (te weten een pistool, merk Browning, categorie III);

-een vuurwapen (te weten een (gas)pistool, merk Erma, type Egp 55, categorie

III)

-meerdere stroomstootwapens/tasers (categorie II), zijnde voorwerpen

waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden

gemaakt en/of pijn kon worden toegebracht;

-een spuitbusje pepperspray (categorie II) zijnde een voorwerp, bestemd voor

het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloos makende,

traan verwekkende en/of soortgelijke stoffen;

-24 kogelpatronen (7.65 mm, categorie III);

-33 kogelpatronen (6.35 mm, categorie III),

voorhanden heeft gehad.

De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in:

  • -de artikelen 140 en 225 van het Wetboek van Strafrecht;
  • -de artikelen 16 en 33 van de Wet ter voorkoming witwassen en financiering

terrorisme;

  • -de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet Economische Delicten;
  • -artikel 26 juncto artikel 55 van de Wet Wapens en Munitie.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:

Feit 1:

het misdrijf: het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

Feit 2:

het misdrijf: medeplegen van feitelijk leiding geven aan het medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.

Feit 3:

het misdrijf: medeplegen van feitelijk leiding geven aan opzettelijke overtreding van het voorschrift, gesteld bij artikel 16 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, begaan door een rechtspersoon, terwijl van het plegen van dat misdrijf een gewoonte wordt gemaakt;

Feit 4:

het misdrijf: medeplegen van feitelijk leiding geven aan opzettelijke overtreding van het voorschrift, gesteld bij artikel 33 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, begaan door een rechtspersoon, terwijl van het plegen van dat misdrijf een gewoonte wordt gemaakt;

Feit 5:

het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;

Feit 6:

het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;

en

het misdrijf:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd (met betrekking tot de munitie);

en

het misdrijf:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd (met betrekking tot de twee stroomstootwapens in de woning en het busje pepperspray in het bedrijfspand).

6De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7De op te leggen straf of maatregel

7.1De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het onder 1, 2, 3, 4 5 en 6 ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de tijd van 4 jaren en 4 maanden. Daarnaast heeft de officier gevorderd een geldboete op te leggen van € 50.000,–.

De officier van justitie heeft bij het bepalen van de strafeis rekening gehouden met de geldende LOVS-oriëntatiepunten voor wapenbezit en fraude en een aantal door het LOVS gegeven relevante factoren. In strafvermeerderende zin heeft de officier van justitie rekening gehouden met de grote rol die verdachte heeft gespeeld bij de fraude, terwijl in strafverminderende zin rekening is gehouden met de omstandigheid dat strafoplegging aan de rechtspersoon [bedrijfsnaam 1] . voor verdachte persoonlijk, als grootste middellijk aandeelhouder en bestuurder, gevolgen heeft. Ten slotte heeft de officier van justitie in strafverminderende zin rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke vervolgingstermijn.

De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring gevorderd onder de rechtspersoon [bedrijfsnaam 1] . van de geldbedragen van in totaal € 323.100,-, welk geldbedrag in beslag is genomen in het deelonderzoek 26Piedmont en administratief is verwerkt als gelegd beslag onder verdachte.

De officier van justitie heeft de onttrekking aan het verkeer gevorderd van het onder verdachte in beslag genomen vuurwapen (merk Browning), het gaspistool (merk Erma) en de twee stroomstootwapens.

7.2Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft bepleit om in het geval van een veroordeling aan verdachte uitsluitend een geldboete op te leggen. Het opleggen van een gevangenisstraf zou verdachte volledig ruïneren.

De verdediging heeft verzocht alle gelegde beslagen op te heffen, omdat hetgeen in de visie van de verdediging bewezen zou kunnen worden geen verbeurdverklaring rechtvaardigt en verbeurdverklaring (onder [bedrijfsnaam 1] .) van het pand waarin verdachtes bedrijf is gevestigd) hem ook volledig zou ruïneren.

7.3De gronden voor een straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie en hij heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan het feitelijk leiding geven aan een rechtspersoon die zich bezighield met het plegen van de misdrijven valsheid in geschrift en opzettelijke overtreding van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren terrorisme.

Verdachte heeft deze feiten gepleegd vanuit zijn rol in de criminele organisatie die gericht was op het plegen van btw-fraude door export van auto’s naar landen binnen de Europese Unie. Verdachte heeft in dit verband als feitelijk leidinggevende van [bedrijfsnaam 1] . een zeer belangrijke en centrale rol vervuld, aangezien [bedrijfsnaam 1] . de spil was van de fraude en de daarmee verbonden andere strafbare feiten via de verkoop van voormalige leaseauto’s naar het buitenland door onterechte levering tegen 0% btw.

Dankzij deze fraude met tweedehands btw-auto’s door schijnbaar intracommunautaire leveringen tegen uitsluitend contante betalingen zijn op zeer omvangrijke schaal en structureel contante geldbedragen witgewassen, wat gericht is geweest op het veiligstellen van uit misdrijf afkomstige opbrengsten. Het witwassen van crimineel geld vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer ernstig aan. Het in omloop zijn van dergelijke witgewassen geldbedragen uit crimineel vermogen heeft een sterk corrumperende werking en daardoor wordt bovendien de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Met zijn handelen heeft verdachte samen met anderen opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie onttrokken en daaraan een schijnbaar legale herkomst verschaft. Op het witwassen staan dan ook hoge straffen.

Om de btw-fraude te kunnen uitvoeren, voerde verdachte een dubbele bedrijfsadministratie voor [bedrijfsnaam 1] ., waarbij de werkelijke kopers buiten beeld werden gehouden en voor wat betreft de meldplicht in het kader van de Wwft de namen en gegevens van katvangersbedrijven werden doorgegeven. Binnen het bedrijf van [bedrijfsnaam 1] . was met het oog daarop sprake van een intensieve onderlinge samenwerking met slechts als doel zichzelf (en anderen) financieel te verrijken. De handelwijze met het oog op de btw-fraude toonde dan ook als een ‘geoliede’ machine.

Een dergelijke vorm van btw-fraude levert een groot financieel nadeel op voor de fiscus, heeft een sterk corrumperend effect en ondermijnt de belastingmoraal. In deze zaak is de fiscale schade op grofweg 15 miljoen euro berekend. Het plegen van btw-fraude leidt er uiteindelijk toe dat belastingplichtigen meer belasting moeten betalen.

Door het bewezen verklaarde handelen treedt bovendien concurrentievervalsing op in de autohandel, omdat auto’s, door het omkatten van btw-auto naar marge-auto, worden verkocht tegen een lagere prijs dan wanneer de auto’s zouden zijn verkocht met inachtneming van de intracommunautaire btw-regelgeving.

Verdachte heeft voorts ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer en door controlerende instanties moet kunnen worden gesteld in schriftelijke stukken met bewijsbestemming, zoals in dit geval de verkoopfacturen/receipts, FIU-meldingen en CMR-documenten.

Een en ander klemt temeer nu [bedrijfsnaam 1] . en ook verdachte persoonlijk meermalen is gewaarschuwd voor de risico’s die verbonden zijn aan verkooptransacties op basis van intracommunautaire leveringen. Verdachte is daar desondanks mee doorgegaan tot de op dag van zijn aanhouding. De rechtbank acht deze feiten ernstig en rekent verdachte deze feiten zwaar aan.

De rechtbank houdt ten nadele van verdachte rekening met zijn proceshouding, waarbij hij geen opening van zaken heeft willen geven, alsmede met de lange periode gedurende welke de feiten zijn begaan.

Verdachte heeft daarnaast een vuurwapen , een gaspistool, een grote hoeveelheid

kogelpatronen, meerdere stroomstootwapens en pepperspray voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van (vuur)wapens is gevaarlijk en brengt gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich mee. De rechtbank rekent verdachte ook het wapenbezit zwaar aan. Tegen het onbevoegd voorhanden hebben van een vuurwapen dient dan ook streng te worden opgetreden, te meer daar verdachtes houding over zijn wapenbezit doet vermoeden dat hij dat wapenbezit alleszins gerechtvaardigd vindt in verband met de risico’s die zijn beroep/hoedanigheid als autohandelaar met zich brengen.

De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met de omstandigheid dat uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte blijkt dat niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke misdrijven en de andersoortige veroordelingen zeer gedateerd zijn.

De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen.

Voor het plegen van fraude is bij een fraudebedrag van een miljoen euro of meer een gevangenisstraf van 24 maanden tot en met het toepasselijke strafmaximum ingeval van samenloop met andere misdrijven het uitgangspunt.

Voor het voorhanden hebben van een vuurwapen (pistool/revolver) geldt als LOVS-oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. Voor het voorhanden hebben van een gaspistool, scherpe munitie en een stroomstootwapen gelden geldboetes.

Naar het oordeel van de rechtbank kan op de bewezen verklaarde feiten niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het verzoek van de verdediging om aan verdachte uitsluitend een geldboete op te leggen doet op geen enkele wijze recht aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten. Het op deze manier “gemakkelijk” geld verdienen ten koste van de staatskas en de belastingbetaler kan niet afgedaan worden met een lichte straf.

De rechtbank stelt tot slot vast dat sprake is van een overschrijding van de redelijke vervolgingstermijn, waarbij zij eind november 2017 als uitgangspunt heeft genomen voor het tijdstip dat verdachte in redelijkheid de verwachting kon hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een stafvervolging zou worden ingesteld. De daaruit voortvloeiende overschrijding van de redelijke vervolgingstermijn van ongeveer 8 maanden dient naar het oordeel van de rechtbank tot strafvermindering te leiden, gelet op onder meer de late aanlevering van het eindproces-verbaal.

Zonder genoemde overschrijding van de redelijke vervolgingstermijn zou naar het oordeel van de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 60 maanden passend zijn. De rechtbank ziet in de termijnoverschrijding aanleiding om in dit geval een aftrek van 1 maand toe te passen op de hierna op te leggen gevangenisstraf.

De rechtbank acht, gelet op aangekondigde ontnemingsvordering en de mogelijke daaruit voortvloeiende financiële gevolgen voor verdachte, oplegging van de door de officier van justitie gevorderde geldboete thans niet passend.

Alle omstandigheden afwegende acht de rechtbank het in dit geval passend en geboden om aan verdachte een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van 59 maanden, met aftrek van voorarrest.

7.4De in beslag genomen voorwerpen

De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst van 17 juli 2020 onder de nummers 28

en 29 vermelde geldbedragen van respectievelijk € 172.100,- en € 151.000,-

moeten worden verbeurd verklaard, omdat deze gelden geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van de onder 1 tot en met 4 bewezen verklaarde feiten zijn verkregen.

Naar het oordeel van de rechtbank is daarbij komen vast te staan dat deze onder verdachte in beslag genomen geldbedragen contante betalingen betreffen voor de bij de rechtspersoon [bedrijfsnaam 1] . aangekochte voertuigen, zodat deze gelden moeten worden toegerekend aan [bedrijfsnaam 1] . Nu, gelet op het bepaalde in artikel 33b, tweede lid, Sr tevens is komen vast te staan dat [bedrijfsnaam 1] . bekend was met de verkrijging van de gelden door middel van de strafbare feiten of met het gebruik of de bestemming in verband daarmee, dan wel die verkrijging, dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden, zal de rechtbank de verbeurdverklaring van voornoemde geldbedragen bevelen onder [bedrijfsnaam 1] .

De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst van 17 juli 2020 onder de nummers 31, 32, 33, 34, 35 en 36 vermelde voorwerpen dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang.

8De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op:

  • -de artikelen 27, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 51, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht;
  • -artikel 56 van de Wet Wapens en Munitie.

9De beslissing

De rechtbank:

bewezenverklaring

– verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;

– verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

strafbaarheid feit

– verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;

– verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

Feit 1:

het misdrijf: het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

Feit 2:

het misdrijf: medeplegen van feitelijk leiding geven aan het medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.

Feit 3:

het misdrijf: medeplegen van feitelijk leiding geven aan opzettelijke overtreding van het voorschrift, gesteld bij artikel 16 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, begaan door een rechtspersoon, terwijl van het plegen van dat misdrijf een gewoonte wordt gemaakt.

Feit 4:

het misdrijf: medeplegen van feitelijk leiding geven aan opzettelijke overtreding van het voorschrift, gesteld bij artikel 33 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, begaan door een rechtspersoon, terwijl van het plegen van dat misdrijf een gewoonte wordt gemaakt.

Feit 5:

het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.

Feit 6:

het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd

en

het misdrijf:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd (met betrekking tot de munitie)

en

het misdrijf:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd (met betrekking tot de twee stroomstootwapens in de woning en het busje pepperspray in het bedrijfspand).

strafbaarheid verdachte

– verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;

straf

voor het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 bewezen verklaarde:

– veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 59 (negenenvijftig) maanden;

– bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

de in beslag genomen voorwerpen

– verklaart verbeurd onder de rechtspersoon [bedrijfsnaam 1] . de onder de nummers 28

en 29 op de beslaglijst van verdachte vermelde geldbedragen van respectievelijk

€ 172.100,– en € 151.000,–, een en ander zoals vermeld op de lijst van in beslag

genomen voorwerpen, waarvan een kopie als bijlage aan dit vonnis is gehecht.

– verklaart onttrokken aan het verkeer de onder de nummers 31, 32, 33, 34, 35 en 36 vermelde voorwerpen, een en ander zoals vermeld op voornoemde lijst van in beslag genomen voorwerpen.

Dit vonnis is gewezen door mr. H.R. Schimmel, voorzitter, mr. R.M. van Vuure en

mr. S.H. Peper, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2020.

1Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de Landelijke Eenheid, Landelijke Recherche, FinEC-Fraude 3, vestiging Amsterdam, met proces-verbaalnummer LEREC16009-515, onderzoek 26Milltown. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar zaakdossiers (ZD) en bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal

2Waar in dit vonnis staat vermeld [medeverdachte] of [bedrijfsnaam 1] ., wordt telkens bedoeld medeverdachte [medeverdachte] en medeverdachte [bedrijfsnaam 1] .

3Proces-verbaal van bevindingen, LEREC16009-908, AD Relaas, Bijlagen, Map 2, en proces-verbaal van bevindingen iRVI Rechtspersonen [bedrijfsnaam 1] ., LEREC16009-019, AD Relaas, Bijlagen, Map 2 en proces-verbaal van verdenking, AD, Relaas, Bijlagen, map 1, BR002-BR004

4ZD03 Valsheid in geschrift, Proces-verbaal van Relaas, nummer LEREC160009-861, pagina 7 en bijlage 1, pagina BZ003 t/m BZ007

5proces-verbaal van bevindingen iRVI Rechtspersonen [bedrijfsnaam 1] ., LEREC16009-019, AD Relaas, Bijlagen, Map 2, pagina 009

6Proces-verbaal van bevindingen fysiek beslag [vestigingsadres] , LEREC16009-845, AD Relaas, map 3

7Proces-verbaal van Relaas nummer LEREC16009-861, ZD03, vanaf pagina 12

8Proces-verbaal van bevindingen (on)juistheid administratie, LEREC16009-960, ZD03, pagina BZ03-426 t/m 557

9AD Relaas, map 3, bijlagen, proces-verbaal van bevindingen fysiek beslag nummer LEREC16009-845, pagina BR-117-126

10Proces-verbaal bevindingen nummer LEREC16009-972, BZ07-350 en volgende

11ZD Wwft, paragraaf 7.2 en de aanvullende documenten van 18 maart 2019

12ZD04, bijlage 27, pagina BZ04-265 t/m 281

13Bijlage 1 bij de brief van het OM van18 maart 2019

14ZD04, bijlage 28, pagina BZ04-282 t/m 297

15Bijlage 2 bij brief OM van18 maart 2019

16ZD04, bijlage 29, pagina BZ04-298 t/m 325

17Bijlage 3 bij brief OM van 18 maart 2019

18ZD04, bijlage 30, pagina BZ04-326 t/m 338

19Bijlage 4 bij brief OM van 18 maart 2019

20ZD04, bijlage 31, pagina BZ04-339 t/m 365

21Bijlage 5 bij brief OM van18 maart 2019

22ZD01, relaasproces-verbaal, paragraaf 5.3.7, pagina 23 en volgende

23ZD04 WWFT, relaas proces-verbaal, paragraaf 6.4, pagina 27 en volgende

24Proces-verbaal bevindingen fysiek beslag, Ad Relaas map 3 Bijlagen, paragraaf 7.4, pagina BR-154 en volgende

25Proces-verbaal camerabeelden [bedrijfsnaam 1] ., nummer LEREC16009-608, AD Relaas map 5 Bijlagen, pagina 271 en volgende

26Proces-verbaal van relaas Piedmont, nummer: LEREC17004-109, AD – Relaas -Bijlagen – Map02 – pagina BR087 e.v.

27Proces-verbaal van relaas Piedmont, nummer LEREC17004-109, AD – Relaas -Bijlagen – map02 – relaas paragraaf 8 en bijlage 11 ‘ Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte 1] van 18 oktober 2017, pagina 096 t/m 178

28Proces-verbaal bevindingen m.b.t. onderzoek missing traders, nummer: LEREC16009-972 van10 mei 2019 (aanvulling)

29Proces-verbaal van relaas Piedmont, nummer: LEREC17004-109, AD – Relaas – Bijlagen – Map02 – pagina BR087 e.v. en Proces-verbaal van relaas Farragut, nummer: LEREC17003-074, AD – Relaas – Bijlagen- Map04 – pagina BR165 e.v.

30Processen-verbaal van verhoor verdachte [naam 4] , nummer: LEREC16006-185 e.v., AD – Relaas – Bijlagen – Map01 – pagina 161 e.v. (bijlage 6)

31Proces-verbaal wetenschap [bedrijfsnaam 1] , nummer: LEREC16009-922, AD – Relaas – map02, relaas paragraaf 2.3 (pagina BR-070) en bijlage 1, pagina 001 – 002

32Proces-verbaal van bevindingen wetenschap [bedrijfsnaam 1] , nummer: LEREC16009-922, AD – relaas – map02, pagina BR-072 en proces-verbaal bevindingen onderzoek telefoon [medewerker 2] , nummer: LEREC16009-594, AD – relaas – map05 (bijlage 2 van dit laatste proces-verbaal, appgesprek tussen [medewerker 2] en [naam 20] )

33Proces-verbaal digitaal beslag, nummer LEREC16009-588, AD – Relaas – map04 – relaas paragraaf 5.5., pagina BR-221 e.v. en diverse emailberichten in de bijlagen 73-76.

34Persoonsdossier-04, [medewerker 1] , proces-verbaal van verhoor van 29-11-2017, pagina. Bp04-13-4-01 t/m 030.

35AD map 4 Relaas, bijlage 68, pagina 80

36Proces-verbaal onderzoek telefoon [medeverdachte] , nummer LEREC16009-878, Relaas–map05, pagina BR-323 (een WhatsApp-gesprek tussen [medeverdachte] en [naam 40] )

37Proces-verbaal bevindingen fysiek beslag, Ad Relaas map 3 Bijlagen, paragraaf 7.4, pagina BR-154 en volgende, bijlage op pagina BR-444 en proces-verbaal missing traders

38Proces-verbaal van bevindingen inzake camera-beelden, nummer LEREC16009-608, AD Relaas – map05 – relaas pagina 6-7 en bijlage 1, pagina 40-44 en bijlage 2, pagina 63.

39proces-verbaal van bevindingen inzake camerabeelden met betrekking totstempelen CMR, nummer LEREC16009-858, ZD03, bijlage 21, pagina BZ03-398 t/m 409

40Relaasproces-verbaal Valsheid in geschrift, ZD03 en bijlage 10, brief van de Belastingdienst van 09 december 2014, pagina BZ03-205 t/m 206

41Proces-verbaal BPM bij Export, nummer LEREC16009-700, ZD03, pagina BZ-214-252

42Proces-verbaal Valsheid in geschrift, nummer LEREC16009-861, ZD03, pagina 22-25

43Relaasproces-verbaal LEREC16009-918, ZD01, Criminele organisatie

44Proces-verbaalnummer LEREC17004-004, AD Relaas, Bijlagen, Map 2, bijlage 6, pagina 038

45Proces-verbaalnummer LEREC17004-12, AD Relaas, Bijlagen, Map 2, bijlage 7, pagina 040-042

46Proces-verbaalnummer LEREC16009-323, ZD06, pagina BZ06-010

47KVI, nummer LEREC16009-351, ZD06, pagina BZ06-018 t/m 019

48Proces-verbaalnummer PL2600-2017012534-6, ZD06, pagina BZ06-022 t/m 025

49Proces-verbaalnummer LEREC16009-374, ZD06, BZ06-026 t/m 029

50Proces-verbaalnummer LEREC16009-380, ZD06, BZ06-030 t/m 036

51Proces-verbaalnummer LEREC16009-484, ZD06, BZ06-038 t/m 039

52KVI, BVH-registratienummer 2017012534, ZD06, BZ06-040 t/m 041

53Proces-verbaalnummer LEREC16009-459, ZD06, BZ06-042 t/m 043

Instantie
Rechtbank Overijssel
Datum uitspraak
25-08-2020
Datum publicatie
25-08-2020
Zaaknummer
08/962003-17 (P) (LP)
Rechtsgebieden
Strafrecht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg – meervoudig
Inhoudsindicatie

Een 50-jarige autohandelaar uit Hoogeveen en zijn 41-jarige compagnon uit Meppel zijn veroordeeld tot jarenlange gevangenisstraffen. De mannen misleidden met hun criminele organisatie bewust de fiscus waardoor zij miljoenen euro’s winst maakten. De man uit Hoogeveen is veroordeeld tot 59 maanden cel. De andere handelaar tot een gevangenisstraf van 47 maanden.

Het autobedrijf – waar de mannen leiding aan gaven – kocht auto’s van Nederlandse leasemaatschappijen op om deze vervolgens door te verkopen. Een bedrijf mag binnen Europa auto’s aan een ander bedrijf verkopen zonder btw af te dragen, maar dan moet het kopende bedrijf in dat land wel btw afdragen. Het Hoogeveense autobedrijf verkocht voor miljoenen aan auto’s aan tientallen zogenaamde autobedrijven in voornamelijk West-Europa. In werkelijkheid waren deze bedrijven slechts katvangers en werden de auto’s in en rond Berlijn afgeleverd om daarna doorverkocht te worden zonder dat er btw werd afgedragen. De handelaren wisten van deze frauduleuze praktijken af en hadden een actieve rol in de organisatie.

Dat de mannen zeggen altijd te goeder trouw te hebben gehandeld gelooft de rechtbank niet. Uit diverse mail en WhatsApp gesprekken blijkt dat de mannen onderling spraken over de katvangbedrijven. In werkelijk waren er 4 kopers die de tientallen katvangbedrijven aanstuurden en vervolgens lieten ‘ploffen’. Ook blijkt na het uitlezen van de camerabeelden van het Hoogeveense autobedrijf dat de mannen afwisten van de constructie en het opzettelijk omzeilen van de btw afdracht. Zij hadden daar zelf een actieve rol in. Zo was het bedrijf in het bezit van zogenoemde btw-stempels van de katvangbedrijven. Deze stempels werden in het bedrijf in Hoogeveen op vrachtbrieven gezet , terwijl deze stempels pas bij aflevering door het kopende bedrijf gezet moeten worden. Ook zijn de mannen door de belastingdienst gewaarschuwd dat zij zaken deden met vermoedelijke katvangers.

Door de fraude met tweedehands btw-auto’s met contante betalingen zijn op zeer omvangrijke schaal en structureel geldbedragen witgewassen. Het witwassen van crimineel geld vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer ernstig aan. Daarnaast zorgt de fraude voor een groot financieel nadeel voor de belastingdienst. In deze zaak is de schade grofweg 15 miljoen euro. Het plegen van btw-fraude leidt er uiteindelijk toe dat belastingplichtigen meer belasting moeten betalen.

Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met het feit dat de mannen geen openheid van zaken hebben gegeven. De fraude heeft zo’n vier jaar lang plaatsgevonden. Het op deze manier ‘gemakkelijk’ geld verdienen ten koste van de staatskas en de belastingbetaler kan niet afgedaan worden met een lichte straf. Daarnaast hadden de mannen verboden wapens in bezit. Het strafvoorstel van de officier van justitie doet volgens de rechtbank geen recht aan de ernst van de feiten, waardoor de opgelegde straf hoger uitvalt. Wanneer personen verdacht worden van een strafbaar feit mogen ze er van uit gaan dat ze binnen twee jaar berecht worden. In dit geval is dat niet gelukt, waardoor de rechtbank in beide zaken een aftrek van 1 maand toepast.

Naast de twee leidinggevenden van het bedrijf is ook het bedrijf veroordeeld. Het bedrijf moet een boete van 500.000,- euro betalen. Daarnaast zal er nog een zogenoemde ontnemingszaak komen. In die procedure zal het Openbaar Ministerie proberen het financieel voordeel te verhalen. Ook twee medewerkers van het bedrijf zullen zich nog moeten verantwoorden voor de rechter voor betrokkenheid bij de criminele organisatie.

Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Viditax (FutD), 26-08-2020
Verrijkte uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht

Meervoudige kamer

Zittingsplaats Zwolle

Parketnummer: 08/962003-17 (P) (LP)

Datum vonnis: 25 augustus 2020

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] ,

wonende te [adres] .

1Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van

28 juli 2020, 29 juli 2020 en 11 augustus 2020.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie

mr. A-K. Kooij en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. T.W. Gijsberts, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich – al dan niet samen met een ander of anderen – heeft schuldig gemaakt aan:

  • Feit 1: deelname aan een criminele organisatie;
  • Feit 2: (feitelijk leiding geven aan/opdracht geven tot) het opzettelijk niet uitvoeren/verstrekken van de op grond van artikel 16, lid 1 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) bij een ongebruikelijke financiële transactie voorgeschreven meldingsplicht en/of identificatie, begaan door een rechtspersoon;
  • Feit 3: (feitelijk leiding geven aan/opdracht geven tot) het opzettelijk niet uitvoeren van het op grond van artikel 3, lid 2 en/of artikel 8, lid 2 Wwft voorgeschreven (verscherpt) cliëntenonderzoek, begaan door een rechtspersoon;
  • Feit 4: het voorhanden hebben van een Walther-vuurwapen met bijbehorende scherpe munitie en een gaspistool met bijbehorende scherpe munitie.

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte dat:

1.

hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 januari 2014

tot en met 27 november 2017,

– in Hoogeveen en/of in een of meer andere plaatsen in Nederland;

– in Berlijn en/of in een of meer andere plaatsen in Duitsland;

– in een of meer plaatsen in Europa waar zogenoemde katvangersbedrijven /

missing traders gevestigd zijn/waren;

heeft deelgenomen aan een organisatie, die bestond uit:

A.Medewerkers / bestuurders [bedrijfsnaam 1] B.V.

– hem (verdachte [verdachte] );

– [medeverdachte] ;

– een of meer werknemers van [bedrijfsnaam 1] B.V. ;

B.Rechtspersonen

– [bedrijfsnaam 1] B.V. ;

– Autobedrijf [bedrijfsnaam 1] B.V. ;

C.Feitelijke kopers

– [koper 1] ;

– [koper 2] ;

– [koper 3] ;

– [koper 4] ;

– een of meer andere feitelijke kopers of medewerkers/handlangers daarvan;

D. Katvangersbedrijven en katvangers

– [naam 1] ;

– [naam 2] ;

– [naam 47] ;

– een of meer andere zogenoemde katvangersbedrijven / missing traders;

– [naam 4] (onderzoek Dunellen, zie onder meer zaaksdossier 02 en 05);

– een of meer andere zogenoemde katvangers (op papier eigenaar, bestuurder,

gevolmachtigde of anderszins betrokken bij katvangersbedrijf),

welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven in Nederland en

elders in Europa, te weten:

– het plegen van (gewoonte)witwassen (artikel 420bis en verder Wetboek van

Strafrecht);

– het plegen van valsheid in geschrift (artikel 225 Wetboek van Strafrecht);

– het handelen in strijd met een of meer voorschriften (waaronder artikel 3 en

16) van de Wet ter voorkoming van witwassen en Financieren Terrorisme;

– het plegen van fiscale misdrijven: namelijk (intracommunautaire) btw-fraude

waarbij voertuigen op papier tegen het 0%-tarief worden geëxporteerd en

geleverd aan zogenoemde katvangersbedrijven. De voertuigen worden feitelijk

echter afgenomen door een andere koper. De omzetbelasting wordt stelselmatig

te weinig of niet binnen de Europese Unie afgedragen. In Nederland is het

plegen van dit feit strafbaar gesteld in artikel 69 Algemene Wet inzake

Rijksbelastingen.

2.

[bedrijfsnaam 1] B.V. en/of Handelsonderneming [verdachte] ,

op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot

en met 11 december 2017,

in Hoogeveen en/of andere plaatsen in Nederland,

(telkens) als beroeps- of bedrijfsmatig handelend verkoper van goederen voor

zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt voor een

bedrag(voertuigen) van 15.000,- euro of meer, meermalen, althans eenmaal,

(telkens) opzettelijk in strijd met de in artikel 16 lid 1 van de Wet ter

voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme neergelegde

meldingsplicht, verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transactie(s), niet

en/of niet onverwijld nadat het ongebruikelijk karakter van de (voorgenomen)

transactie(s) bekend is geworden heeft gemeld aan de Financiële inlichtingen

eenheid,

en/of

bij de in artikel 16 lid 1 van de Wet ter voorkoming van witwassen en

financieren van terrorisme bedoelde melding(en), (telkens) opzettelijk in

strijd met de in artikel 16 lid 2 onder a van de Wet ter voorkoming van

witwassen en financiering van terrorisme neergelegde verplichting, de

identiteit van degene ten behoeve van wie de (voorgenomen) transactie(s)

werd(en) uitgevoerd niet heeft verstrekt,

en van het plegen van dit/deze misdrijf/misdrijven een gewoonte heeft gemaakt,

immers heeft zij (telkens) opzettelijk geen (juiste, althans volledige)

melding(en) gedaan van:

(zaaksdossier Wwft, paragraaf 7.2 en aanvullende documenten procesdossier

26Milltown van 18 maart 2019)

1.(een) op of omstreeks 13 januari 2016 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 1251028-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 72.000,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 5] (katvangersbedrijf

[naam 1] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd verricht door of namens

de feitelijke koper [koper 4] en ook als zodanig in het kasboek werd geregistreerd

en/of

2.(een) op of omstreeks 8 september 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 1076098-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 25.000,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 7] (katvangersbedrijf

[naam 8] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd verricht door

of namens de feitelijke koper [koper 2] en ook als zodanig in het kasboek werd

geregistreerd en/of

3.(een) op of omstreeks 28 september 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 1089704-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 100.000,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 9]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd

verricht door of namens de feitelijke koper [koper 1] en ook als zodanig in het

kasboek werd geregistreerd en/of

4.(een) op of omstreeks 15 november 2017 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 2020242-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 157.750,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 10] (katvangersbedrijf [naam 11] Di

[naam 11] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd verricht door of

namens de feitelijke koper [naam 12] en ook als zodanig in het kasboek werd

geregistreerd en/of

5.(een) op of omstreeks 13 november 2017 verrichte ongebruikelijke

transactie(s) (report: 2020237-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke)

contante betaling(en) van (in totaal) (minstens) 68.000,- Euro, welke

transactie(s) in strijd met de waarheid zijn gemeld onder de namen [naam 10]

en/of Mohamed di [naam 13] (katvangersbedrijven [naam 47] en/of [naam 11] Di

[naam 11] ), terwijl de transactie(s) in werkelijkheid werd(en) verricht door

of namens de feitelijke koper [naam 14] en ook als zodanig in het kasboek werd(en)

geregistreerd en/of

(zaaksdossier Wwft, paragraaf 7.2 en aanvullende documenten procesdossier

26Milltown van 18 maart 2019)

6.(een) op of omstreeks 11 maart 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 931633-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 83.800,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 9]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd

verricht door of namens de feitelijke koper [naam 15] en ook als zodanig

in het kasboek werd geregistreerd en/of

7.(een) op of omstreeks 9 april 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 949370-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 77.200,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 9]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd

verricht door of namens de feitelijke koper [naam 15] en ook als zodanig

in het kasboek werd geregistreerd en/of

8.(een) op of omstreeks 21 april 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 953865-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 132.000,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 9]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd

verricht door of namens de feitelijke koper [naam 15] en ook als zodanig

in het kasboek werd geregistreerd en/of

9.(een) op of omstreeks 23 april 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 956150-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 100.000,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 9]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd

verricht door of namens de feitelijke koper [naam 15] en ook als zodanig

in het kasboek werd geregistreerd en/of

10.(een) op of omstreeks 7 augustus 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 1056451-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 85.000,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 9]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd

verricht door of namens de feitelijke koper [naam 15] en ook als zodanig

in het kasboek werd geregistreerd en/of

11.(een) op of omstreeks 7 oktober 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 1104474-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 105.500,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 9]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd

verricht door of namens de feitelijke koper [naam 15] en ook als zodanig

in het kasboek werd geregistreerd en/of

12.(een) op of omstreeks 3 november 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 1156691-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 25.000,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 9]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid

werd verricht door of namens de feitelijke koper [naam 15] en ook als

zodanig in het kasboek werd geregistreerd en/of

(zaaksdossier Wwft, paragraaf 7.3 en aanvullende documenten procesdossier

26Milltown van 18 maart 2019)

13.(een) in of omstreeks de periode van 6 april 2017 tot en met of 12 april

2017 verrichte ongebruikelijke transactie(s) (transactienummer: 14573), te

weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 171.850,- Euro (transactiebedrag) en/of 127.850,- Euro (contant

betaald volgens kasstuk) welke transactie(s) in strijd met de waarheid

werd(en) gemeld onder de naam [naam 16] (katvangersbedrijf

[naam 17] ), terwijl de transactie(s) in werkelijkheid werd(en)

verricht door of namens de feitelijke koper [koper 2] en ook als zodanig in

het kasboek werd(en) geregistreerd en/of

14.(een) in of omstreeks de periode van 11 maart 2017 tot en met 29 maart 2017

verrichte ongebruikelijke transactie(s) (transactienummer: 14566), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 70.150,- Euro, (transactiebedrag) en/of 95.900,- (contant betaald

volgens kasstuk), welke transactie(s) in strijd met de waarheid werd(en)

gemeld onder de naam [naam 18] (katvangersbedrijf [naam 19] ), terwijl

de transactie(s) in werkelijkheid werd(en) verricht door of namens de

feitelijke koper [naam 15] en ook als zodanig in het kasboek werd

geregistreerd en/of

15.(een) in of omstreeks de periode van 13 december 2016 tot en met of 26

december 2016 verrichte ongebruikelijke transactie(s) (report: 1669602-0-0),

te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 316.900,- Euro (transactiebedrag) en/of 25.300,- Euro (contant

betaald volgens kasstuk), welke transactie(s) in strijd met de waarheid

werd(en) gemeld onder de naam [naam 20] , terwijl de transactie(s) in

werkelijkheid werd(en) verricht door of namens de feitelijke koper [koper 2]

en ook als zodanig in het kasboek werd(en) geregistreerd en/of

16.(een) in of omstreeks de periode van 23 november 2016 tot en met 7 november

2016 verrichte ongebruikelijke transactie(s) (report: 1610231-0-0), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 95.100,- Euro (transactiebedrag) en/of 86.000,- Euro (contant

betaald volgens kasstuk), welke transactie(s) in strijd met de waarheid

werd(en) gemeld onder de naam [naam 18] (katvangersbedrijf: [naam 19] ),

terwijl de transactie(s) in werkelijkheid werd(en) verricht door of namens de

feitelijke koper [naam 15] en ook als zodanig in het kasboek werd(en)

geregistreerd,

tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging, althans alleen,

opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte,

tezamen en in vereniging, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;

en/of

[bedrijfsnaam 1] B.V. en/of Handelsonderneming [verdachte]

op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 02 februari 2015

tot en met 11 december 2017,

in Hoogeveen en/of andere plaatsen in Nederland,

(telkens) als tussenpersoon als bedoeld in artikel 62 van het Wetboek van

Koophandel, inzake de koop en verkoop van voertuigen, meermalen, althans

eenmaal,

(telkens) opzettelijk in strijd met de in artikel 16 lid 1 van de Wet ter

voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme neergelegde

meldingsplicht, verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transactie(s), niet

en/of niet onverwijld nadat het ongebruikelijk karakter van de (voorgenomen)

transactie(s) bekend is geworden heeft gemeld aan de Financiële inlichtingen

eenheid,

en/of

bij de in artikel 16 lid 1 van de Wet ter voorkoming van witwassen en

financieren van terrorisme bedoelde melding(en), (telkens) opzettelijk in

strijd met de in artikel 16 lid 2 onder a van de Wet ter voorkoming van

witwassen en financiering van terrorisme neergelegde verplichting, de

identiteit van degene ten behoeve van wie de (voorgenomen) transactie(s)

werd(en) uitgevoerd niet heeft verstrekt,

en van het plegen van dit/deze misdrijf/misdrijven een gewoonte heeft gemaakt,

immers heeft zij (telkens) opzettelijk geen (juiste, althans volledige)

melding gedaan van:

(zaaksdossier Wwft, paragraaf 7.2 en aanvullende documenten procesdossier

26Milltown van 18 maart 2019)

1.(een) op of omstreeks 13 januari 2016 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 1251028-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 72.000,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 5] (katvangersbedrijf

[naam 1] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd verricht door of namens

de feitelijke koper [koper 4] en ook als zodanig in het kasboek werd geregistreerd

en/of

2.(een) op of omstreeks 8 september 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 1076098-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 25.000,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 7] (katvangersbedrijf

[naam 8] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd verricht door

of namens de feitelijke koper [koper 2] en ook als zodanig in het kasboek werd

geregistreerd en/of

3.(een) op of omstreeks 28 september 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 1089704-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 100.000,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 9]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd

verricht door of namens de feitelijke koper [koper 1] en ook als zodanig in het

kasboek werd geregistreerd en/of

4.(een) op of omstreeks 15 november 2017 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 2020242-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 157.750,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 10] (katvangersbedrijf [naam 11] Di

[naam 11] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd verricht door of

namens de feitelijke koper [naam 12] en ook als zodanig in het kasboek werd

geregistreerd en/of

5.(een) op of omstreeks 13 november 2017 verrichte ongebruikelijke transacties

(report: 2020237-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betalingen van (in totaal) (minstens) 68.000,- Euro, welke transacties in

strijd met de waarheid zijn gemeld onder de namen [naam 10] en/of [naam 13]

(katvangersbedrijven [naam 47] en/of [naam 11] Hasan ),

terwijl de transacties in werkelijkheid werden verricht door of namens de

feitelijke koper [naam 14] en ook als zodanig in het kasboek werd geregistreerd

en/of

(zaaksdossier Wwft, paragraaf 7.2 en aanvullende documenten procesdossier

26Milltown van 18 maart 2019)

6.(een) op of omstreeks 11 maart 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 931633-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 83.800,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 9]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd

verricht door of namens de feitelijke koper [naam 15] en ook als zodanig

in het kasboek werd geregistreerd) en/of

7.(een) op of omstreeks 9 april 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 949370-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 77.200,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 9]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd

verricht door of namens de feitelijke koper [naam 15] en ook als zodanig

in het kasboek werd geregistreerd) en/of

8.(een) op of omstreeks 21 april 2015 verrichte ongebruikelijke transactie(s)

(report: 953865-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling(en) van (in totaal) (minstens) 132.000,- Euro, welke transactie in

strijd met de waarheid is gemeld onder de naam [naam 9]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd

verricht door of namens de feitelijke koper [naam 15] en ook als zodanig

in het kasboek werd geregistreerd) en/of

9.(een) op of omstreeks 23 april 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 956150-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 100.000,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 9]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd

verricht door of namens de feitelijke koper [naam 15] en ook als zodanig

in het kasboek werd geregistreerd) en/of

10.(een) op of omstreeks 7 augustus 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 1056451-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 85.000,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 9]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd

verricht door of namens de feitelijke koper [naam 15] en ook als zodanig

in het kasboek werd geregistreerd) en/of

11.(een) op of omstreeks 7 oktober 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 1104474-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 105.500,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 9]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd

verricht door of namens de feitelijke koper [naam 15] en ook als zodanig

in het kasboek werd geregistreerd) en/of

12.(een) op of omstreeks 3 november 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 1156691-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 25.000,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 9]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid

werd verricht door of namens de feitelijke koper [naam 15] en ook als

zodanig in het kasboek werd geregistreerd) en/of

(zaaksdossier Wwft, paragraaf 7.3 en aanvullende documenten procesdossier

26Milltown van 18 maart 2019)

13.(een) in of omstreeks de periode van 6 april 2017 tot en met of 12 april

2017 verrichte ongebruikelijke transactie(s) (transactienummer: 14573), te

weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 171.850,- Euro (transactiebedrag) en/of 127.850,- Euro (contant

betaald volgens kasstuk) welke transactie(s) in strijd met de waarheid

werd(en) gemeld onder de naam [naam 16] (katvangersbedrijf

[naam 17] ), terwijl de transactie(s) in werkelijkheid werd(en)

verricht door of namens de feitelijke koper [koper 2] en ook als zodanig in

het kasboek werd geregistreerd en/of

14.(een) in of omstreeks de periode van 11 maart 2017 tot en met 29 maart 2017

verrichte ongebruikelijke transactie(s) (transactienummer: 14566), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 70.150,- Euro, (transactiebedrag) en/of 95.900,- (contant betaald

volgens kasstuk), welke transactie(s) in strijd met de waarheid werd(en)

gemeld onder de naam [naam 18] (katvangersbedrijf [naam 19] ), terwijl

de transactie(s) in werkelijkheid werd(en) verricht door of namens de

feitelijke koper [naam 15] en ook als zodanig in het kasboek werd

geregistreerd en/of

15.(een) in of omstreeks de periode van 13 december 2016 tot en met of 26

december 2016 verrichte ongebruikelijke transactie(s) (report: 1669602-0-0),

te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 316.900,- Euro (transactiebedrag) en/of 25.300,- Euro (contant

betaald volgens kasstuk), welke transactie(s) in strijd met de waarheid

werd(en) gemeld onder de naam [naam 20] , terwijl de transactie(s) in

werkelijkheid werd(en) verricht door of namens de feitelijke koper [koper 2]

en ook als zodanig in het kasboek werd geregistreerd en/of

16.(een) in of omstreeks de periode van 23 november 2016 tot en met 7 november

2016 verrichte ongebruikelijke transactie(s) (report: 1610231-0-0), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 95.100,- Euro (transactiebedrag) en/of 86.000,- Euro (contant

betaald volgens kasstuk), welke transactie(s) in strijd met de waarheid

werd(en) gemeld onder de naam [naam 18] (katvangersbedrijf: [naam 19] ),

terwijl de transactie(s) in werkelijkheid werd(en) verricht door of namens de

feitelijke koper [naam 15] en ook als zodanig in het kasboek werd

geregistreerd,

terwijl hij als tussenpersoon betrokken was bij deze transacties;

Artikel 16 lid 1 en 2 Wet ter voorkoming witwassen en financiering terrorisme

Artikel 1, onder 2° Wet op de economische delicten

Artikel 6, eerste lid, onder 3° Wet op de economische delicten

art 16 lid 1 Wet ter voorkoming van witwassen en financieren terrorisme

3.

[bedrijfsnaam 1] B.V. ,

op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot

en met 15 november 2017,

in Hoogeveen en/ of andere plaatsen in Nederland,

(telkens), als beroeps- of bedrijfsmatig handelende verkoper van goederen

(voertuigen), voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt

voor een bedrag van 15.000,- Euro of meer, meermalen, althans eenmaal,

(telkens) opzettelijk, in strijd met de verplichting geformuleerd in artikel 3

en/of 8 van de Wet ter voorkoming witwassen en financieren terrorisme,

geen, dan wel onvolledig, (al dan niet verscherpt) cliëntenonderzoek heeft

verricht, en van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt,

immers heeft zij (telkens) opzettelijk,

(artikel 3 lid 2 Wwft:)

– geen identiteit(en) van de cliënt(en) vastgesteld en/of geverifieerd en/of

– de uiteindelijk belanghebbende(n) van de cliënt(en) niet geïdentificeerd

en/of geen op risico gebaseerde en adequate maatregelen genomen om de

identiteit(en) van de cliënten te verifiëren en/of om inzicht te verwerven in

de eigendoms- en zeggenschapsstructu(u)r(en) van de cliënt(en) en/of

– niet vastgesteld of de natuurlijke perso(o)n(en) die de cliënt(en)

vertegenwoordigde(n) daartoe bevoegd was/waren en/of nagelaten die natuurlijke

perso(o)n(en) te identificeren en diens identiteit(en) te verifiëren en/of

– geen op risico gebaseerde en adequate maatregelen genomen om te verifiëren

of de cliënt(en) ten behoeve van zichzelf, dan wel ten behoeve van (een)

derde(n) optrad(en) en/of

(artikel 8 lid 2 Wwft:)

– geen identiteit(en) van de cliënt(en) heeft geverifieerd aan de hand van

aanvullende documenten, gegevens of informatie en/of

– die documenten beoordeeld op echtheid en/of

bij de volgende transactie(s):

(zaaksdossier Wwft, paragraaf 7.2 en aanvullende documenten procesdossier

26Milltown van 18 maart 2019)

1.(een) op of omstreeks 13 januari 2016 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 72.000,- Euro, en/of

2.(een) op of omstreeks 8 september 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 25.000,- Euro, en/of

3.(een) op of omstreeks 28 september 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 100.000,- Euro, en/of

4.(een) op of omstreeks 15 november 2017 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 157.750,- Euro, en/of

5.(een) op of omstreeks 13 november 2017 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 68.000,- Euro,

en/of

(zaaksdossier Wwft, paragraaf 7.2 en aanvullende documenten procesdossier

26Milltown van 18 maart 2019)

6.(een) op of omstreeks 11 maart 2015 verrichte transactie(s), te weten (een)

(geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens)

83.800,- Euro, en/of

7.(een) op of omstreeks 9 april 2015 verrichte transactie(s), te weten (een)

(geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens)

77.200,- Euro,

en/of

8.(een) op of omstreeks 21 april 2015 verrichte transactie(s), te weten (een)

(geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens)

132.000,- Euro, en/of

9.(een) op of omstreeks 23 april 2015 verrichte transactie(s), te weten (een)

(geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens)

100.000,- Euro,

en/of

10.(een) op of omstreeks 7 augustus 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 85.000,- Euro, en/of

11.(een) op of omstreeks 7 oktober 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 105.500,- Euro, en/of

12.(een) op of omstreeks 3 november 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 25.000,- Euro, en/of

(zaaksdossier Wwft, paragraaf 7.3 en aanvullende documenten procesdossier

26Milltown van 18 maart 2019)

13.(een) in of omstreeks de periode van 6 april 2017 tot en met 12 april 2017

verrichte transactie(s), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling(en) van (in totaal) (minstens) 171.850,- Euro (transactiebedrag)

en/of 127.850,- Euro (contant betaald volgens kasstuk), en/of

14.(een) in of omstreeks de periode van 11 maart 2017 tot en met 29 maart 2017

verrichte transactie(s), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling(en) van (in totaal) (minstens) 70.150,- Euro (transactiebedrag) en/of

95.900,- Euro (contant betaald volgens kasstuk) en/of

15.(een) in of omstreeks de periode van 13 december 2016 tot en met 26

december 2016 verrichte transactie(s), te weten (een) (geheel of

gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens) 316.900,- Euro

(transactiebedrag) en/of 25.300,- Euro (contant betaald volgens kasstuk) en/of

16.(een) op of omstreeks 23 november 2016 tot en met 7 november 2016 verrichte

transactie(s), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en)

van (in totaal) (minstens) 95.100,- Euro (transactiebedrag) en/of 86.000,-

Euro (contant betaald volgens kasstuk),

tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging, althans alleen,

opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte,

tezamen en in vereniging, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;

en/of

[bedrijfsnaam 1] B.V. ,

op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot

en met 27 november 2017,

althans in het/de ja(a)r(en) 2015 en/of 2016 en/of 2017,

te Hoogeveen en/ of een of meer andere plaats(en) in Nederland,

(telkens), als beroeps- of bedrijfsmatig handelende verkoper van goederen

(voertuigen), voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt

voor een bedrag van 15.000,- Euro of meer, meermalen, althans eenmaal,

(telkens) opzettelijk, de in het eerste lid van artikel 33 Wet ter voorkoming

van witwassen en financieren van terrorisme bedoelde gegevens niet op

toegankelijke wijze gedurende vijf jaar na het tijdstip van het beëindigden

van de zakelijke relatie of tot vijf jaar na het uitvoeren van de

desbetreffende transactie heeft bewaard,

en van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt,

immers heeft hij (telkens) opzettelijk, voorgenoemde gegevens betreffende de

volgende zakelijke relatie(s) niet op toegankelijke wijze gedurende vijf jaar

na het tijdstip van het beëindigen van deze zakelijke relatie(s) bewaard,

en/of voornoemde gegevens betreffende de volgende transactie(s) niet op

toegankelijke wijze tot vijf jaar na het uitvoeren van deze transacties

bewaard:

(zaaksdossier Wwft, paragraaf 7.2 en aanvullende documenten procesdossier

26Milltown van 18 maart 2019)

1.(een) op of omstreeks 13 januari 2016 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 72.000,- Euro, en/of

2.(een) op of omstreeks 8 september 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 25.000,- Euro, en/of

3.(een) op of omstreeks 28 september 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 100.000,- Euro, en/of

4.(een) op of omstreeks 15 november 2017 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 157.750,- Euro, en/of

5.(een) op of omstreeks 13 november 2017 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 68.000,- Euro, en/of

(zaaksdossier Wwft, paragraaf 7.2 en aanvullende documenten procesdossier

26Milltown van 18 maart 2019)

6.(een) op of omstreeks 11 maart 2015 verrichte transactie(s), te weten (een)

(geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens)

83.800,- Euro, en/of

7.(een) op of omstreeks 9 april 2015 verrichte transactie(s), te weten (een)

(geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens)

77.200,- Euro,

en/of

8.(een) op of omstreeks 21 april 2015 verrichte transactie(s), te weten (een)

(geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens)

132.000,- Euro, en/of

9.(een) op of omstreeks 23 april 2015 verrichte transactie(s), te weten (een)

(geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens)

100.000,- Euro, en/of

10.(een) op of omstreeks 7 augustus 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 85.000,- Euro, en/of

11.(een) op of omstreeks 7 oktober 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 105.500,- Euro, en/of

12.(een) op of omstreeks 3 november 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 25.000,- Euro, en/of

(zaaksdossier Wwft, paragraaf 7.3 en aanvullende documenten procesdossier

26Milltown van 18 maart 2019)

13.(een) in of omstreeks de periode van 6 april 2017 tot en met 12 april 2017

verrichte transactie(s), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling(en) van (in totaal) (minstens) 171.850,- Euro (transactiebedrag)

en/of 127.850,- Euro (contant betaald volgens kasstuk), en/of

14. (een) in of omstreeks de periode van 11 maart 2017 tot en met 29 maart

2017 verrichte transactie(s), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke)

contante betaling(en) van (in totaal) (minstens) 70.150,- Euro

(transactiebedrag) en/of 95.900,- Euro (contant betaald volgens kasstuk) en/of

15.(een) in of omstreeks de periode van 13 december 2016 tot en met 26

december 2016 verrichte transactie(s), te weten (een) (geheel of

gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens) 316.900,- Euro

(transactiebedrag) en/of 25.300,- Euro (contant betaald volgens kasstuk) en/of

16.(een) op of omstreeks 23 november 2016 tot en met 7 november 2016 verrichte

transactie(s), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en)

van (in totaal) (minstens) 95.100,- Euro (transactiebedrag) en/of 86.000,-

Euro (contant betaald volgens kasstuk),

tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging, althans alleen,

opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte,

tezamen en in vereniging, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;

4.

hij op of omstreeks 27 november 2017 te Zuidwolde, althans in Nederland,

een of meer wapens van categorie III, namelijk:

– een vuurwapen (te weten een pistool, merk Walther, categorie III);

– een vuurwapen (te weten een (gas)pistool, merk Röhm RG300, categorie III),

en/of munitie van categorie II en/of III, namelijk:

– 43 kogelpatronen (behorend bij vuurwapen, categorie III);

– 6 kogelpatronen in houder (behorend bij vuurwapen, categorie III);

– 10 knalpatronen in houder (behorend bij gaspistool, categorie III),

voorhanden heeft gehad.

3De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4. De bewijsoverwegingen1

Inleiding

Aanleiding onderzoek

In oktober 2016 is het opsporingsonderzoek 26 Dunellen gestart naar aanleiding van meldingen van ongeveer honderd ongebruikelijke transacties door drie Nederlandse autobedrijven (waaronder Autobedrijf [bedrijfsnaam 1] B.V. ) van de aankoop van auto’s met contant geld en de export van die auto’s naar het buitenland door [naam 4] die handelde namens de Hongaarse onderneming [naam 2] .

Op grond van de bevindingen tijdens dat opsporingsonderzoek is de verdenking ontstaan dat (Autobedrijf) [bedrijfsnaam 1] B.V. actief betrokken is bij zeer grootschalige btw-fraude bij de verkoop van tweedehands “btw-auto’s”, veelal ex-lease-auto’s, aan enkele vaste afnemers in het buitenland, dan wel dat [bedrijfsnaam 1] B.V. hierbij een faciliterende rol vervult. Daarbij wordt gebruik gemaakt van intracommunautaire leveringen op naam van zogenaamde katvangersbedrijven, waarbij facturen en documenten worden vervalst en onterecht 0% btw in rekening wordt gebracht over het factuurbedrag. Daarop is in juli 2017 het opsporingsonderzoek 26Milltown gestart.

Intracommunautaire levering door [bedrijfsnaam 1] B.V.

Een voorwaarde voor het mogen toepassen van het 0% btw-tarief door [bedrijfsnaam 1] B.V. is dat de buitenlandse verkopen aan kopers binnen de Europese Unie worden geregistreerd op geldige internationale btw-nummers van haar klanten. Deze registratie (“listing”) dient maandelijks te worden doorgegeven aan de Belastingdienst. Op grond van levering aan bedrijven binnen de Europese Unie dient de btw dan niet in Nederland te worden afgedragen, maar door de afnemer van de goederen in het land waar de goederen naar toe gaan.

Uit onderzoek is gebleken dat door [bedrijfsnaam 1] B.V. in de periode januari 2013 tot en met november 2017 voor een bedrag van ruim 75 miljoen euro aan verkochte btw-auto’s is “gelist” door facturering van die verkochte auto’s op internationale btw-nummers van in totaal 28 verschillende bedrijven in Hongarije, Italië en andere landen van de Europese Unie, waarbij door [bedrijfsnaam 1] B.V. telkens het intracommunautaire 0%-btw-tarief is toegepast.

Concrete verdenking

Ten aanzien van deze bedrijven is de verdenking ontstaan dat sprake is van katvangersbedrijven. Na onderzoek is gebleken dat bij 26 bedrijven niet kon worden vastgesteld dat zij verwervingen hebben aangegeven, terwijl van 7 bedrijven is vastgesteld dat zij ook kunnen worden aangemerkt als zogenaamde “missing trader”. Naar 2 van de 28 bedrijven is geen onderzoek verricht.

Met “missing traders” worden ondernemingen bedoeld die onvindbaar blijken te zijn, niet aan hun aangifte-verplichtingen voldoen dan wel aankoop van auto’s ontkennen en daarmee grote, structurele btw-verliezen binnen de Europese Unie veroorzaken. Deze ondernemingen zijn uitsluitend opgericht om als “missing trader” te fungeren en doen dienst als katvangersbedrijf/ploffer. Na verloop van tijd worden de btw-nummers van dergelijke bedrijven door ingrijpen van de Belastingdienst onbruikbaar, waarna een nieuw katvangersbedrijf wordt opgericht.

Door “listing” op naam van de katvangersbedrijven zou worden verhuld dat de btw-auto’s in werkelijkheid door een viertal feitelijke kopers wordt gekocht. Na de totstandkoming van de verkooptransacties worden de btw-auto’s door [bedrijfsnaam 1] B.V. rechtstreeks afgeleverd in Berlijn, waarna de btw-auto’s aldaar als marge-auto worden doorverkocht.

Door het op deze wijze omkatten van btw-auto’s naar marge-auto’s wordt uitsluitend btw afgedragen over het verschil tussen de inkoopprijs en de verkoopprijs (de marge) van de auto en niet over het gehele verkoopbedrag en wordt daarmee belasting ontdoken.

De door de feitelijke kopers aangekochte voertuigen zijn door hen vrijwel uitsluitend contant betaald ten kantore van [bedrijfsnaam 1] B.V.

Verdachte, [medeverdachte]2 en [bedrijfsnaam 1] B.V. worden ervan verdacht dat zij hebben deelgenomen aan een criminele organisatie, die door gebruikmaking van de hiervoor omschreven vorm van btw-fraude gericht is geweest op het plegen van (gewoonte)witwassen, het plegen van valsheid in geschrift, het handelen in strijd met voorschriften van de Wwft en het plegen van fiscale misdrijven in de vorm van intracommunautaire btw-fraude.

De actieve betrokkenheid van (onder meer) verdachte, [medeverdachte] en [bedrijfsnaam 1] B.V. bij het plegen van deze feiten zou onder meer blijken uit het voeren van een dubbele administratie, waarbij de feitelijke in Berlijn gevestigde koper/afnemer steeds buiten beeld wordt gehouden en uit de Wwft-meldingen van ongebruikelijke financiële transacties en ook uit andere officiële documenten waarbij steeds de naam van een katvangersbedrijf en niet die van de feitelijke koper wordt doorgegeven.

Daarnaast is tijdens het opsporingsonderzoek de verdenking gerezen dat verdachte meermalen heeft gehandeld in strijd met de Wet Wapens en Munitie. Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte zijn een vuurwapen, een gaspistool en bijbehorende munitie aangetroffen.

4.1Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen voor alle onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten.

4.2Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 4 (het verboden wapenbezit) gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de feiten 1, 2 en 3 op grond van gebrek aan bewijs.

De verdediging heeft daartoe ten aanzien van feit 1 – kort samengevat – aangevoerd dat

enig objectief bewijs ontbreekt dat verdachte wetenschap had van een oogmerk om een van de verweten misdrijven te plegen.

De verdediging heeft ten aanzien van de feit 2 en 3 – kort samengevat – aangevoerd dat:

– verdachte en zijn handelsonderneming niet kunnen worden aangemerkt als bemiddelaar in de zin van de Wwft;

– verdachte niet als opdrachtgever en/of feitelijk leidinggevende aan eventueel door [bedrijfsnaam 1] B.V. gepleegde gedragingen kan worden aangemerkt;

– verdachte evenmin kan worden aangemerkt als medepleger aan het feitelijk leiding geven.

4.3Het oordeel van de rechtbank

Gelet op de aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie zal de rechtbank eerst het ten laste gelegde onder de feiten 2 en 3 bespreken en daarna ingaan op de rol van verdachte en anderen, die worden genoemd als deelnemers aan de criminele organisatie.

Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen en hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen gaat de rechtbank uit van de navolgende feiten en omstandigheden. De bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt ter bewijs van het feit of de feiten, waarop ze gezien hun inhoud in het bijzonder betrekking hebben.

Algemeen

Vennootschapsstructuur Autobedrijf [bedrijfsnaam 1] B.V. en [bedrijfsnaam 1] B.V.

De besloten vennootschap Autobedrijf [bedrijfsnaam 1] B.V is opgericht op 1 mei 2001 en is per 30 augustus 2016 ontbonden. Het vestigingsadres was [vestingsadres] .

Gedurende de gehele bestaansperiode van Autobedrijf [bedrijfsnaam 1] B.V. was [bedrijfsnaam 1] Vastgoed B.V. enig aandeelhouder en bestuurder.

Bestuurders van [bedrijfsnaam 1] Vastgoed B.V. waren [naam B.V. 2] en [naam B.V. 6] , met verdachte als enig aandeelhouder en bestuurder van [naam B.V. 2] en [medeverdachte] als enig aandeelhouder en bestuurder van [naam B.V. 6]

De besloten vennootschap [bedrijfsnaam 1] B.V. is opgericht op 15 januari 2014. [naam B.V. 4] , opgericht op 19 juni 2008, is sinds de oprichting van [bedrijfsnaam 1] B.V. enig aandeelhouder en bestuurder. Het bezoekadres van [bedrijfsnaam 1] B.V. is [vestingsadres] .

[naam B.V. 4] had sinds de oprichting op 19 juni 2008 twee bestuurders, te weten [naam B.V. 2] en [naam B.V. 6] [naam B.V. 2] is per 30 december 2015 uitgetreden als bestuurder van [naam B.V. 4]

Sinds 30 december 2015 zijn [naam B.V. 6] en [naam B.V. 5] de aandeelhouders van [naam B.V. 4] [naam B.V. 5] is opgericht op 21 december 2015 met [medeverdachte] als bestuurder. De aandelen van [naam B.V. 5] zijn sinds 24 december 2015 in bezit van de Stichting Administratiekantoor van aandelen in [naam B.V. 5]

Op 23 april 2014 is de besloten vennootschap [bedrijfsnaam 1] Onroerend Goed B.V. opgericht, met [bedrijfsnaam 1] Vastgoed B.V., opgericht op 1 mei 2001, als enig aandeelhouder en bestuurder.

In de periode tussen 30 april 2015 en 30 december 2015 is [bedrijfsnaam 1] Vastgoed

B.V. enig aandeelhouder geweest van [naam B.V. 4] , met [naam B.V. 2] en [naam B.V. 6] als bestuurders.3

Tussenconclusie rechtbank

Gelet op het feit dat Autobedrijf [bedrijfsnaam 1] B.V. en [bedrijfsnaam 1] B.V. hetzelfde vestigingsadres hebben in samenhang met de inhoud van het proces-verbaal van bevindingen inzake iRVI rechtspersonen en het mailbericht van MTH Accountants aan ING4, waarin wordt meegedeeld dat is besloten om in verband met “de risico’s van fiscale claims als gevolg van de expertactiviteiten en de huidige controleplicht” een nieuwe [bedrijfsnaam 1] B.V. op te richten, neemt de rechtbank als vaststaand aan dat [bedrijfsnaam 1] B.V. als rechtsopvolger feitelijk de bedrijfsactiviteiten heeft overgenomen van Autobedrijf [bedrijfsnaam 1] B.V.

Financiële informatie betreffende [bedrijfsnaam 1] B.V.

Uit de balans en resultatenrekening van [bedrijfsnaam 1] B.V. blijkt onder meer het volgende:

– Er is sprake van een sterke toename van winst en omzet in 2015 ten opzichte van 2014.

– Het aandeel omzet buitenland bedroeg in de jaren 2014 en 2015 respectievelijk 72% en 71%. In de jaren 2016 en 2017 bedroeg het aandeel buitenlandse omzet telkens 79%.5

Onderzoek bedrijfsadministratie [bedrijfsnaam 1] B.V.

Uit het onderzoek van de in beslag genomen bedrijfsadministratie van [bedrijfsnaam 1] B.V. over de periode van 1 januari 2014 tot 27 november 2017 blijkt onder meer het volgende:

– De kasadministratie van [bedrijfsnaam 1] B.V. bestaat uit fysieke kasboeken en daarbij behorende onderliggende kasstukken.

– Er is vrijwel uitsluitend sprake van verkoop van btw-auto’s op basis van intracommunautaire levering aan buitenlandse bedrijven (ICP-leveringen), waarbij telkens contante betaling plaatsvindt door veelal dezelfde vier feitelijke kopers ten kantore van [bedrijfsnaam 1] B.V.

– De door [bedrijfsnaam 1] B.V. contant ontvangen bedragen voor verkochte/gekochte auto’s zijn geïdentificeerd in de kasboeken waarbij steeds een datum van ontvangst of uitgave is vermeld en waarbij een (voor)naam is gebruikt als transactieomschrijving.

– In de kasboeken over de jaren 2014 tot en met 2017 zijn telkens de (voor)namen van in het bijzonder vier personen/feitelijke kopers vermeld als transactieomschrijving, te weten [koper 2] , [koper 1] , [koper 4] en [koper 3] .

– Deze namen komen overeen met de voornamen van feitelijke kopers die in een eerdere fase van onderzoek Milltown op basis van tapinformatie en observaties naar voren zijn gekomen.

– De vermelde data en contante ontvangsten in de kasboeken, met de daarbij als (voor)naam vermelde transactieomschrijving komen overeen met de geboekte data en betalingen/omzet op aangetroffen verkoopfacturen/receipts in de digitale administratie (audit files), welke verkoopfacturen/receipts steeds op naam staan van de hierna vermelde verschillende bedrijven (debiteuren). Wel is veelal sprake van een bulkbetaling in het kasboek (in het fysieke kasboek is een totaalbedrag opgenomen) terwijl dit bedrag in de digitale

administratie is afgeboekt onder meerdere facturen van een kleiner bedrag. In de digitale

administratie zijn de verkopen verwerkt op kenteken.6

Uit de analyse van de kasstukken en de overige (digitale) administratie van [bedrijfsnaam 1] B.V. kan worden afgeleid dat:

– het bedrijf [naam 47] bij [bedrijfsnaam 1] B.V. in 2016 en 2017 431 voertuigen heeft gekocht met een totale waarde van € 4.053.250,-;

– feitelijke koper [koper 2] vanaf het derde kwartaal van 2013 tot en met het vierde kwartaal van 2017 bij aankoop van voertuigen bij [bedrijfsnaam 1] B.V. gebruik heeft gemaakt van de navolgende bedrijven:

1. [naam 21]

2. [naam 22]

3. [naam 23]

4. [naam 24]

5. [naam 47]

6. [naam 25]

7. [naam 20]

8. [naam 26]

9. [naam 11] do Hoda Hassan;

– feitelijke koper [koper 1] bij aankoop van voertuigen bij [bedrijfsnaam 1] gebruik heeft gemaakt van de navolgende bedrijven:

1. [naam 27]

2. [naam 2]

3. [naam 19]

4. [naam 28]

– feitelijke koper [koper 4] bij aankoop van voertuigen bij [bedrijfsnaam 1] gebruik heeft gemaakt van de navolgende bedrijven:

1. [naam 29]

2. [naam 30]

3. [naam 31]

4. [naam 32]

5. [naam 33]

6. [naam 1]

7. [naam 34]

8. [naam 35]

9. [naam 36]

10. [naam 37]

– feitelijke koper [koper 3] bij aankoop van voertuigen bij [bedrijfsnaam 1] gebruik heeft gemaakt van de navolgende bedrijven:

1. [naam 23]

2. [naam 47]

3. [naam 11]

– feitelijke koper [naam 38] bij aankoop van voertuigen bij [bedrijfsnaam 1] gebruik heeft gemaakt van de navolgende bedrijven:

1. [naam 39]

2. [naam 40]

3. [naam 30]

4. [naam 31]

5. [naam 41]

6. [naam 42]

7. [naam 33]

8. [naam 8]7

– de contante betalingen door deze feitelijke kopers steeds aansluiten op de aangetroffen verkoopfacturen op naam van een van de hiervoor vermelde bedrijven, waarbij vanaf 2016 ook sprake is van tussenfacturen aan [bedrijfsnaam 2] , waarbij niet de feitelijke koper maar één van de hiervoor vermelde bedrijven als koper wordt vermeld.

Dit betreft onder meer de 9 verkoopfacturen/receipts, zoals vermeld bij feit 1 onder “A”.8

In de fysieke administratie zijn onder meer vier klantmappen aangetroffen op naam van respectievelijk [koper 4] , [koper 3] ( [koper 1] , [koper 2] en [naam 43] ( [koper 3] ) met daarin per map en per klant de gearchiveerde CMR-documenten (vervoersdocumenten). De CMR-documenten zelf staan telkens op naam van het op de verkoopfactuur vermelde bedrijf.9

Uit het proces-verbaal van bevindingen onderzoek missing traders van 10 mei 2019 kan op basis van nader onderzoek onder meer worden afgeleid dat:

– in de periode van januari 2013 tot en met november 2017 een totaalbedrag van

€ 75.334.683,- door [bedrijfsnaam 1] B.V. is “gelist” op internationale btw-nummer van vermoede katvangersbedrijven;

– geen van de 28 vermoede katvangersbedrijven verwervingen heeft aangegeven en dat ten minste 7 van die bedrijven als missing trader kunnen worden aangemerkt, te weten Efro Car System, [naam 20] , [naam 19] , [naam 2] , [naam 1] , [naam 47] en [naam 42] ;

– van de overige 19 bedrijven bekend is dat zij in het land van registratie niet hebben voldaan aan hun fiscale verplichtingen;

– van 2 bedrijven tot op heden niet kon worden vastgesteld dat zij intracommunautaire verwervingen hebben aangegeven.10

Op grond van de meldplicht ingevolge de Wwft-bepalingen zijn door [bedrijfsnaam 1] B.V.

verkooptransacties gemeld.

Uit de uitgevoerde analyse van de cliëntdossiers en de bijbehorende transactiedocumenten blijkt inzake de onder feit 1 onder “B” vermelde Wwft-meldingen onder meer het volgende11:

Ad 1: Blijkens het kasboek is door de feitelijke koper [koper 4] namens [naam 1] op 13 januari 2016 een geldbedrag van € 72.000,- contant betaald aan [bedrijfsnaam 1] B.V. voor 10 aangekochte voertuigen.

Het cliëntdossier bevat onder meer onvertaalde stukken in de Hongaarse taal, een VIES-check van een geldig btw-nummer op naam van [naam 1] te Budapest, een kopie-ID op naam van [naam 5] en een kopie-ID op naam van [naam 44] .

De CMR is aangetroffen in de klantmap ‘CMR [koper 4] ‘. Volgens het CMR-document is het Hongaarse bedrijf [naam 1] de koper en worden de voertuigen in Berlijn afgeleverd. Het CMR-document bevat het stempel van “ [naam 35] te Budapest” voor ontvangst van de voertuigen.

Het dossier bevat aandenkfoto’s en een kopie ID-bewijs van [naam 5] . Onduidelijk is of en hoe deze persoon betrokken is bij [naam 1] . Zijn rol blijkt niet uit het cliëntdossier.

Uit het dossier blijkt dat [naam 1] gebruik maakt van gratis e-mailadressen met @gmail.com extensie.

[koper 4] heeft meerdere contante betalingen verricht namens [naam 1] . Zijn rol blijkt niet uit het dossier.12

De Wwft-melding van deze transactie (report: 1251028-0-0) is gedaan onder de naam [naam 5] .13

Ad 2: Uit het kasboek blijkt dat door de feitelijke koper [koper 2] namens Niki Auto op

8 september 2015 een geldbedrag van € 25.000,- contant is betaald aan [bedrijfsnaam 1] B.V. voor 3 aangekochte voertuigen.

Het cliëntdossier bevat onder meer een VIES-check op naam van [naam 8] , een Duitse vertaling van een Bulgaarse inschrijving van [naam 8] , een

Bulgaars document van een inschrijving van [naam 8] , een kopie ID-kaart van [naam 45] , een volmacht in de Duitse taal op naam van [naam 46] , een document in de Hongaarse taal, een kopie Bulgaarse ID-kaart van [naam 46] en een vertaling van de naam [naam 8] naar het Bulgaars.14

De Wwft-melding van deze transactie (report: 1076098-0-0) is gedaan onder de naam [naam 7] .15

Ad 3: Blijkens het kasboek is door de feitelijke koper [koper 1] op 28 september 2015 een geldbedrag van € 100.000,- contant betaald aan [bedrijfsnaam 1] B.V. voor 9 aangekochte voertuigen.

Het cliëntdossier bevat onder meer een mail van [medewerker 1] aan “ [koper 1] laden”, een CMR-document op naam van [naam 2] met een stempel van “ [naam 2] te Bárand” bevat voor ontvangst van de voertuigen, een VIES-check van [naam 2] en een kopie-ID van [naam 9] .

In het CMR-document wordt als afleveradres van de voertuigen Berlijn vermeld.16

De Wwft-melding van deze transactie (report: 1089704-0-0) is gedaan onder de naam [naam 9] .17

Ad 4: Uit het kasboek blijkt dat door de feitelijke koper [naam 11] Hasan op

15 november 2017 (na aftrek van kostenposten) een geldbedrag van € 157.750,- contant is betaald aan [bedrijfsnaam 1] B.V. voor in totaal 16 aangekochte voertuigen.

Het cliëntdossier bevat onder meer diverse VIES checks van [naam 11] , diverse niet vertaalde

Italiaanse documenten, een kopie Italiaans ID-bewijs van Hoda Hasan.

Blijkens een overzicht in de administratie van de 2 trailers met de per trailer geladen auto’s is Berlijn de bestemming van de trailers.

[naam 11] maakt gebruik van een gratis e-mailadres met extensie @pec.it.18

Uit camerabeelden is af te leiden dat [koper 2] op 15 november 2017 contant heeft betaald bij [bedrijfsnaam 1] B.V.

De Wwft-melding van deze transactie (report: 2020240-0-0) is gedaan onder de naam [naam 10] .19

Ad 5: Blijkens het kasboek is op 13 november 2017 door [naam 11] een geldbedrag van in totaal € 41.400,- contant betaald aan [bedrijfsnaam 1] B.V en is op 13 november 2017 door [naam 47] di [naam 13] een geldbedrag van € 26.600,- contant betaald aan [bedrijfsnaam 1] B.V.

Uit camerabeelden blijkt dat [koper 3] op 13 november 2017 contant heeft betaald bij [bedrijfsnaam 1] .

Het cliëntdossier bevat onder meer twee onderliggende kasstukken, te weten een overzicht met de voor [naam 11] geladen trailer en een overzicht met de voor [naam 47] geladen trailer met het afleveradres [afleveradres] Berlin.

Het cliëntdossier bevat voorts:

– een Verwerking betaling € 68.000 volgens digitale boekhouding, met vermelding van [naam 11] voor € 41.400,- en vermelding van betaald [naam 47] di [naam 13] voor € 26.600,

– een VIES-check van [naam 47] ,

– niet vertaalde Italiaanse documenten,

– een kopie Italiaans ID-bewijs van [naam 13] ,

– een aandenkfoto van [naam 13] ,

– een volmacht op naam van [naam 48] (opgesteld in de Italiaanse taal) en

een Nederlandse tekst, vermoedelijk gedeeltelijke vertaling, van de Italiaanse volmacht.

– een kopie Italiaans ID-bewijs van [naam 49] en een aandenkfoto van [naam 49] .20

De Wwft-melding van deze transactie (report: 2020240-0-0) is gedaan onder de naam [naam 10] .21

De door [bedrijfsnaam 1] B.V. verkochte auto’s zijn niet vervoerd naar het vestigingsadres van het op de verkoopfactuur vermelde bedrijf, maar rechtstreeks naar vaste adressen in Berlijn of de directe omgeving van Berlijn.22

In de bedrijfsadministratie van [bedrijfsnaam 1] B.V. zijn diverse FIU-meldingen (de voor een bedrijf verplichte meldingen inzake ongebruikelijke transacties, onder meer via forse contante betalingen) aangetroffen. Deze meldingen zijn doorgaans gedaan op naam van het op de verkoopfactuur vermelde bedrijf en niet op naam van de feitelijke koper van de auto(s).23

De 16 FIU-meldingen die onder feit 3 in de tenlastelegging zijn opgenomen, zijn door het openbaar ministerie bij brief van 18 maart 2019 in kopie overgelegd en daarmee toegevoegd aan en onderdeel geworden van het strafdossier.

In één van de kantoorruimtes van [bedrijfsnaam 1] B.V. zijn tijdens de doorzoeking in een doos 19 stempels aangetroffen op naam van verschillende hiervoor eerder genoemde buitenlandse bedrijven.24 Op camerabeelden is vastgelegd dat [koper 2] een stempel overhandigt aan [medewerker 1] van [bedrijfsnaam 1] B.V. . In het proces-verbaal van het uitkijken van deze beelden is beschreven dat zij bespreken dat ze de stempels verstoppen.25

Overige redengevende feiten en omstandigheden

[medeverdachte] is op 8 oktober 2017 staande gehouden, nadat hij (blijkens de op hem uitgevoerde observatie) kort daarvoor in Duitsland een ontmoeting had gehad met [koper 2] . In de auto van [medeverdachte] werd een rugzak aangetroffen met daarin een contant geldbedrag van in totaal € 323.300,-, onder meer bestaande uit een bundel bankbiljetten ter waarde van € 172.100,- (met 219 biljetten van € 500,- en 30 biljetten van € 200,-) en een bundel bankbiljetten ter waarde van € 151.000,- (met 251 biljetten van € 500,- en 67 biljetten van

€ 200,-).26

[medeverdachte] heeft tegenover de politie aanvankelijk verklaard dat hij het geld had ontvangen van [naam 13] die zou optreden namens twee Italiaanse bedrijven.27

Van beide bedrijven is vastgesteld dat zij geen intracommunautaire verwervingen hebben aangegeven.28

Uit nader onderzoek is gebleken dat [koper 2] , mede namens een andere feitelijke koper genaamd [koper 3] , die de grens niet over durfde met contant geld, het geldbedrag van € 322.300,- in Duitsland heeft overhandigd aan medeverdachte [medeverdachte] . Dit geldbedrag zag op de levering van 16 auto’s voor een totaalbedrag € 172.100,- en 16 auto’s voor een totaalbedrag van € 151.200,- , zoals gefactureerd aan [naam 47] .29

[naam 4] heeft in het opsporingsonderzoek Dunellen tegenover de politie onder meer verklaard dat:

– Nederlandse bedrijven bezig zijn met het witwassen van hasj-gelden;

– Zij auto’s verkopen om geld wit te wassen;

– Berlijn het centrale punt is in dit verhaal en daar het geld zit;

– Vanuit Berlijn volmachten worden gegeven aan mensen uit arme landen om wat bij te kunnen verdienen;

– Hij zelf maar enkele keren bij Nederlandse autobedrijven is geweest om zijn paspoort en volmacht af te geven, dat hij nooit betalingen heeft verricht en dat wat door de bedrijven op zijn naam is gezet, vals is.30

Tijdens het opsporingsonderzoek Milltown zijn telefoons afgeluisterd van [bedrijfsnaam 1] B.V. en zijn WhatsApp-berichten uitgelezen. Daaruit blijkt onder meer het volgende:

– In een appgesprek met [koper 4] zegt [medewerker 1] dat een bouwbedrijf niet geschikt is als nieuw bedrijf, dat het een bedrijf moet zijn dat zaken doet met auto’s of personenauto’s of vrachtwagens maar niet met gebouwen of zo, en dat [koper 4] naar iets anders moet kijken, want “deze is niet goed”;31

– Salesmedewerker [medewerker 2] appt met [koper 2] over het gebruik van

e-mailadressen van katvangersbedrijven. Volgens [medeverdachte] kan een bedrijf maar één mailadres hebben, omdat er anders vragen gesteld gaan worden. [naam 12] appt aan [medewerker 2] : “Ik kan zo niet werken, overleg met [medewerker 2] en [medewerker 1] voor een oplossing”.32

Voorts is het mailverkeer uitgelezen van de onder [bedrijfsnaam 1] B.V. in beslag genomen pc’s. Daaruit blijkt onder meer het volgende:

– [medewerker 1] heeft gemaild naar zijn collega’s binnen [bedrijfsnaam 1] B.V. over een wisseling van bedrijf. In de onderwerp-regel is vermeld: ‘Nieuwe BV [koper 2] en als tekst: ‘Tot ziens [naam 20] , welkom [naam 17] ’

– Ook in andere mailberichten is een wisseling van katvangersbedrijf aangekondigd.33

Desgevraagd heeft [medewerker 1] tegenover de politie verklaard dat ze binnen [bedrijfsnaam 1] van het ene bedrijf naar het andere bedrijf gaan.34

– [medewerker 2] verzendt een email aan [naam 50] met als onderwerp “ [koper 1] ”. Hierin gaat het om de verkoop van een Ford Kuga. [medewerker 2] schrijft: “Weet niet meer op welk bedrijf hij koopt”.35

Verdachte heeft geïnformeerd naar de Bulgaarse vertaling voor “btw-nummer” en daarbij meegedeeld: “I must make a stamp fort his forma” en tijdens de doorzoeking is een stempel aangetroffen van het Bulgaarse bedrijf [naam 41] , met daarop de vermelding “Danachen nomer”, de Bulgaarse vertaling voor “btw-nummer”, gevolgd door het Bulgaarse btw-nummer van voornoemd bedrijf.36 Van dit bedrijf is vastgesteld dat het een “missing trader” betreft dat nooit aangifte heeft gedaan van intracommunautaire verwervingen.37

Uit onderzoek van de camerabeelden-/videobeelden die zijn aangetroffen op de onder [bedrijfsnaam 1] B.V. in beslag genomen digitale videorecorder blijkt onder meer het volgende:

– Op de videobeelden zijn onder meer waargenomen en geïdentificeerd :

– [koper 2]

– [naam 15]

– [koper 3]

– [naam 48]

Tevens zijn op de videobeelden een aantal personen waargenomen die vermoedelijk namens een feitelijk koper de contante betaling bij [bedrijfsnaam 1] B.V. voldoen. Daarbij zijn de volgende betalers waargenomen en indien mogelijk geïdentificeerd:

– [naam 51] (namens de feitelijke koper [naam 15] )

– [naam 52] (namens de feitelijke koper [naam 15] )

– [naam 53] (namens de feitelijke koper [koper 2] )

– NN01-man

– NN02-man (namens de feitelijke koper [koper 4] )

– Op de beveiligingscamera, genaamd: ‘Kantoor [medewerker 1] ‘ is te horen dat [medewerker 2] [medeverdachte] in een

telefoongesprek aan [medewerker 1] vraagt: wie de koper is van klant 198062 ” [naam 33] ”

en zegt dat die op naam van ” [koper 4] ” staat;

– [medewerker 1] belt uit naar [naam 54] en zegt dat er iemand staat te laden voor Berlijn.

[medewerker 1] zegt dat hij alleen de auto’s niet in Berlijn, maar in Mittenwalde eraf moet gooien en

of [naam 54] dat in de planning wil aanpassen, waarop [naam 54] vraagt: bij “llias” of ” [naam 18] “;

– [medewerker 1] zegt dat de klant hetzelfde is, maar dat het losadres anders wordt. De chauffeur moet gewoon [naam 12] bellen;

– Er wordt veelal alleen met voornamen gewerkt, zoals: [naam 12] , [naam 14] , [koper 4] , Toufic;

– Op 22 november 2017 vertelt [medewerker 1] tegen [koper 2] , dat [bedrijfsnaam 1] B.V. vier klanten heeft, maar dat het er voor de Belastingdienst twintig zijn;

– [koper 2] een stempel overhandigt aan [medewerker 1] waarmee [medewerker 1] blij lijkt te zijn;

– [medewerker 1] en [koper 2] elkaar vertellen dat zij de stempels verstoppen, omdat ze bang zijn dat mensen ze vinden;

– [medewerker 1] zijn kantoor binnenkomt met een doosje met stempels, dat herkend wordt als het in beslag genomen doosje met als inhoud stempels van zogenaamde “missing traders”;

– [medewerker 1] een CMR-document rechts onderaan stempelt, op de plaats waar de ontvangende partij zijn stempel dient te zetten na ontvangst van de goederen.38

Tijdens de doorzoeking bij [bedrijfsnaam 1] B.V. op 27 november 2017 zijn camerabeelden aangetroffen en in beslag genomen. Het betreft onder meer camerabeelden van het kantoor van [medewerker 1] en de open ruimte bij de administratie bij [naam 50] .

Uit de opgenomen camerabeelden en gesprekken van 3 november 2017 kan worden opgemaakt dat [medeverdachte] de CMR-map van de klant [naam 43] uit de kast haalt, bladert naar CMR’s uit het jaar 2015 en vervolgens meerdere keren benoemt dat op een CMR rechts onderaan een stempel ontbreekt, waarop [medewerker 1] zegt dat dat wel kan worden afgestempeld met [naam 43] en dat hij dit maandag zal oppakken.

Op de camerabeelden van maandag 6 november 2017 is te zien dat [medewerker 1] de CMR-map van [naam 43] pakt en op een CMR waarop een stempel ontbreekt, rechts onderaan, een stempel zet.39

[medeverdachte] heeft ter terechtzitting onder meer verklaard dat de CMR-documenten om praktische redenen veelal door [bedrijfsnaam 1] B.V. al vóór aanvang van het transport van de auto’s naar het buitenland werden afgestempeld met de bedrijfsstempel van het betreffende buitenlandse bedrijf, hoewel hij wist dat deze handelwijze in strijd is met de wettelijke voorschriften, omdat de CMR-documenten door de koper dienen te worden voorzien van een stempel na feitelijke aflevering van de auto’s aan de koper in het buitenland, als bewijs dat het voertuig aldaar in goede staat is afgeleverd.

Tijdens de doorzoeking bij [bedrijfsnaam 1] B.V. is een kartonnen doos aangetroffen met bedrijfsstempels van buitenlandse bedrijven. De afdruk van de stempel komt qua tekst, vorm en kleur overeen met de stempelafdruk zoals gezet in veld 24 van de CMR-documenten die zijn aangetroffen bij [bedrijfsnaam 1] B.V. In de kartonnen doos bevonden zich onder meer stempels van [naam 55] , [naam 1] , [naam 35] en [naam 2] .

Autobedrijf [bedrijfsnaam 1] B.V. / [bedrijfsnaam 1] B.V. is al in 2014 gewezen op het feit dat het bedrijf levert aan zogenaamde “ploffers”, ondernemingen die niet voldoen aan hun fiscale verplichtingen. Een soortgelijke brief dateert van 27 november 2014 en is aangetroffen in een in beslag genomen computer bij [bedrijfsnaam 1] B.V. .

Bij brief van 9 december 2014 is [bedrijfsnaam 1] B.V. expliciet gewaarschuwd dat is gebleken dat [bedrijfsnaam 1] B.V. voertuigen levert aan zogenaamde “missing traders/ploffers” en wordt erop gewezen zorgvuldig te zijn bij het kiezen van afnemers en leveranciers om te voorkomen dat men betrokken raakt bij btw-fraude.40

Feiten 2 en 3

[bedrijfsnaam 1] B.V. is op grond van artikel 1a van de Wwft een instelling in de zin van die wet.

De rechtbank stelt voorop dat uit de bepalingen van de Wwft volgt dat [bedrijfsnaam 1] B.V. als een beroepsmatig of bedrijfsmatig handelend verkoper van voertuigen gehouden is om voorafgaand aan verkooptransacties een afdoende cliëntenonderzoek te verrichten om het witwassen van criminele gelden en het financieren van terrorisme zoveel mogelijk te voorkomen.

Het verwijt aan [bedrijfsnaam 1] B.V. houdt kort gezegd in dat zij de in de Wwft neergelegde verplichtingen niet heeft uitgevoerd door bij verkooptransacties telkens opzettelijk een onjuiste identiteit van de daadwerkelijke koper van een voertuig te melden (feit 3) en door telkens opzettelijk de identiteit van cliënten/feitelijke kopers niet behoorlijk vast te stellen en/of te verifiëren, geen onderzoek te doen naar eventuele personen of belanghebbenden achter de feitelijke kopers, aan de feitelijke kopers niet te vragen naar machtigingen om namens hen op te treden en geen onderzoek te doen naar de herkomst van de contante betalingen.

De rechtbank stelt in dit verband vast dat uit de inhoud van de dossierstukken en hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen op geen enkele wijze is gebleken dat [bedrijfsnaam 1] B.V. :

– de identiteit van de feitelijke kopers op behoorlijke wijze heeft gecontroleerd en vastgesteld;

– enig nader onderzoek heeft gedaan naar de uiteindelijke belanghebbende;

– een voortdurende controle heeft uitgeoefend op de zakelijke relatie en de transacties met de feitelijke kopers;

– enig onderzoek heeft ingesteld naar de bron van de middelen die bij die zakelijke relatie of transactie worden gebruikt;

– navraag heeft gedaan en enig onderzoek heeft ingesteld naar de regelmatige wisselingen van bedrijven, voor wie de feitelijke kopers volgens [bedrijfsnaam 1] B.V. zouden optreden.

De rechtbank stelt voorts vast dat er sprake was van verhoogde risico’s op witwassen van gelden op grond van de onafgebroken stroom aan contante betalingen, de onduidelijkheden over de rol van de feitelijke kopers, de rol van derden die blijkens overgelegde kopie-ID’s hun identiteit beschikbaar stelden en veelal ontbrekende machtigingen. Een en ander had voor [bedrijfsnaam 1] B.V. reden moeten zijn voor een verscherpt cliëntenonderzoek, doch daartoe is [bedrijfsnaam 1] B.V. niet overgegaan. Ten slotte heeft [bedrijfsnaam 1] B.V. de wettelijk voorgeschreven termijn voor het bewaren van relevante gegevens van de uitgevoerde transacties evenmin in acht genomen.

Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat telkens opzettelijk is gehandeld in strijd met de voorschriften van de Wwft, zoals onder de feiten 3 en 4 is omschreven, met dien verstande dat de rechtbank, onvoldoende bewijs aanwezig acht ter zake van de onder de feiten 3 en 4 telkens onder de nummers 4 en 5 vermelde transacties van respectievelijk € 157.750,- en

€ 68.000,- (zoals hiervoor reeds overwogen inzake het onder 2B ten laste gelegde) en ter zake van de onder de feiten 3 en 4 telkens onder nummer 16 vermelde transactie van

€ 316.900,- in of omstreeks de periode van 13 december 2016 tot en met 26 december 2016 op naam van [naam 20] , zodat verdachte van deze onderdelen dient te worden vrijgesproken.

Gelet op de omvang en de duur van het opzettelijk handelen in strijd met de voorschriften van de Wwft, zoals onder de feiten 3 en 4 is omschreven, acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat van het plegen van deze misdrijven een gewoonte is gemaakt.

Toerekening aan [bedrijfsnaam 1] B.V. van de onder feit 2, 3 en 4 bewezen verklaarde gedragingen

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de onder feit 2, 3 en 4 bewezen verklaarde gedragingen zijn begaan door de rechtspersoon [bedrijfsnaam 1] . en aan haar dienen te worden toegerekend, aangezien uit de bewijsmiddelen blijkt dat de gedragingen zijn verricht door de bestuurders en verschillende medewerkers van deze rechtspersoon en alle gedragingen hebben plaatsgevonden binnen de sfeer van de rechtspersoon.

Wetenschap verdachte van de onder feit 2 en 3 bewezen verklaarde gedragingen

Uit de inhoud van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte de volledige wetenschap had ten aanzien van de onder feit 2 en 3 bewezen verklaarde gedragingen. De rechtbank acht daartoe in dit verband in het bijzonder redengevend dat:

– een dubbele administratie is gevoerd waarbij in de officiële/digitale administratie de werkelijke kopers/afnemers buiten beeld werden gehouden;

– de inkoop en verkoop nauw met elkaar verbonden waren op grond van de vrijwel directe doorverkoop en doorlevering van de voertuigen na inkoop;

– de FIU-meldingen doorgaans op naam van de katvangersbedrijven zijn gedaan;

– sprake is geweest van een onafgebroken stroom aan contante betalingen, waarbij veelal met grote coupures van 200 en 500 euro (onder meer getaped in pakken bankbiljetten) werd betaald, terwijl er geen enkele bedrijfseconomische noodzaak voor die contante betalingen was en die contante betalingen juist enorme veiligheidsrisico’s opleverden;

– medewerker [medewerker 1] tegen [koper 2] heeft gezegd dat [bedrijfsnaam 1] B.V. vier klanten heeft, maar dat dat het er voor de Belastingdienst zo’n twintig zijn;

– er 19 stempels van buitenlandse bedrijven zijn aangetroffen in het kantoor van [bedrijfsnaam 1] B.V. welke bedrijven zijn geïdentificeerd als katvangersbedrijven;

– slechts enkele medewerkers van [bedrijfsnaam 1] B.V. zich dagelijks bezighielden met de in- en verkoop en (onder meer) in een gezamenlijke WhatsApp-groep elkaar informeerden;

– uit de WhatsApp-gesprekken blijkt dat zij in ieder geval bekend waren met de aan de orde zijnde problematiek inzake de levering van auto’s naar het buitenland tegen 0% btw;

– onderling, onder meer in mailverkeer, wordt besproken op welke naam een koop geboekt moet gaan worden.

Feitelijk leidinggeven ten aanzien van de onder 2 en 3 bewezen verklaarde gedragingen

De rechtbank komt tot het oordeel dat verdachte gedurende de periode van 1 januari 2014 tot en met 27 november 2017 steeds samen met [medeverdachte] feitelijk leiding heeft gegeven aan het door [bedrijfsnaam 1] B.V. plegen van de onder 2 en 3 bewezen verklaarde gedragingen.
De rechtbank overweegt daartoe het navolgende.

Uit de inhoud van de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte en [medeverdachte] gedurende deze periode feitelijk steeds gezamenlijk verantwoordelijk zijn geweest voor de dagelijkse bedrijfsvoering. Beiden zijn voortdurend op actieve wijze actief betrokken geweest bij de dagelijkse gang van zaken, waarbij [medeverdachte] kan worden aangemerkt als de centrale spil binnen [bedrijfsnaam 1] B.V. en verdachte feitelijk ook een wezenlijke en bepalende rol vervulde, gelet op onder meer de inhoud van de WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en [medeverdachte] . Uit die gesprekken kan onder meer worden afgeleid dat [medeverdachte] verdachte als een gelijkwaardige zakenpartner beschouwt, dat beiden nauw met elkaar samenwerkten en dat zij daartoe frequent veelal zakelijke gesprekken met elkaar voerden.

Verdachte was daarnaast niet alleen verantwoordelijk voor de inkoop van de btw-auto’s, maar bemoeide zich ook actief met diverse onderdelen en vraagstukken aangaande de verkoop/export van de btw-auto’s.

Naar het oordeel van de rechtbank eindigde die wezenlijke en bepalende rol van verdachte niet met zijn formele uittreding op 30 december 2015.

De rechtbank leidt dit af uit de navolgende feiten en omstandigheden:
– uit de inhoud van de WhatsApp-gesprekken in de [bedrijfsnaam 1] -app blijkt dat

verdachte ook na zijn formele uittreden als medeaandeelhouder/-eigenaar een actieve houding heeft aangenomen in het onderlinge WhatsApp-verkeer;

– uit de inhoud van een WhatsApp-gesprek tussen verdachte en medewerker [medewerker 3] op 5 april 2016 kan worden afgeleid dat verdachte aanwijzingen geeft om de werkplaats netjes te houden en daarbij meedeelt: “De helft is nog steeds van mij en je pa samen”;

-tussen [medeverdachte] en verdachte heeft op 5 augustus 2016 een chatgesprek plaatsgevonden waaruit volgt dat verdachte inzage had/kon beschikken over de bankrekening(en) van [bedrijfsnaam 1] B.V. ;

– tussen [medeverdachte] en verdachte heeft op 2 december 2016 een chatgesprek plaatsgevonden waaruit kan worden afgeleid dat verdachte telkens op de hoogte was van de actuele omzetten/bedrijfsresultaten van [bedrijfsnaam 1] B.V. ;

– verdachte na de ziekenhuisopname van [medeverdachte] in het voorjaar van 2017 in een appgesprek met [medeverdachte] tegen hem zegt: Morgen ga ik naar de zaak om alles klaar te maken”

– uit het sturen van een schermafbeelding van een beveiligingscamera op 8 oktober 2017 door verdachte naar [medeverdachte] kan worden afgeleid dat hij toen nog toegang had tot het (digitale) camerasysteem binnen [bedrijfsnaam 1] ;41

– verdachte heeft geïnformeerd naar de Bulgaarse vertaling voor “btw-nummer” en daarbij meegedeeld: “I must make a stamp for this firma”;42

– verdachte heeft blijkens de analyse van de door ING over 2012 tot en met 2016 verstrekte gegevens vanaf 2012 tot en met 2017 inzake contante stortingen en coupures voor een totaalbedrag van bijna € 12,5 miljoen aan contante geldstortingen gedaan, waarvan

€ 1.557.310 in 2014, € 879.950,- in 2015 en € 1.097.150,- in 2016.43

Medeplegen van de onder feit 2 en 3 bewezen verklaarde gedragingen
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen volgt dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] , die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. De rechtbank acht derhalve ook wettig en overtuigend bewezen dat sprake is geweest van het medeplegen van het feitelijk leiding geven aan de door [bedrijfsnaam 1] B.V. onder 2 en 3 bewezen verklaarde gedragingen.

Feit 1

Deelname aan een criminele organisatie

Van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr is sprake indien is voldaan aan het vereiste van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad, dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Van deelname is sprake als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het genoemde oogmerk. Voor strafbare deelname is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid, in de zin van voorwaardelijk opzet, weet dat er een organisatie bestaat en dat die organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Niet is vereist dat een betrokkene enige vorm van opzet heeft gehad op concrete door de criminele organisatie beoogde misdrijven, zolang de betrokkene maar weet dat de organisatie het begaan van misdrijven beoogt. Evenmin is vereist dat de betrokkene daadwerkelijk heeft deelgenomen aan (alle) gepleegde misdrijven, noch dat hij heeft samengewerkt of bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie.

Het voor een criminele organisatie vereiste oogmerk is gericht op het feitelijke en gewenste doel van de organisatie. Het oogmerk zal uit de bewijsmiddelen moeten blijken. Voor het bewijs daarvan zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd dan wel aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de criminele organisatie.

Aan verdachte is ten laste gelegd – zakelijk weergegeven – dat hij in de periode van
1 januari 2014 tot en met 27 november 2017 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, bestaande uit:

A. – hem (verdachte), [medeverdachte] en een of meer werknemers van [bedrijfsnaam 1] B.V. ;

B. – de rechtspersonen [bedrijfsnaam 1] B.V. en Autobedrijf [bedrijfsnaam 1] B.V. ;

C. – de feitelijke kopers [koper 1] , [koper 2] , [koper 3] , [koper 4] en een of meer andere feitelijke kopers of medewerkers/handlangers daarvan;

D. – de katvangersbedrijven en katvangers [naam 1] , [naam 2] , [naam 47] en een of meer andere zogenoemde katvangers.

De criminele organisatie had volgens de tenlastelegging het oogmerk tot het plegen van de volgende misdrijven:

– ( gewoonte)witwassen;

– valsheid in geschrift;

– het handelen in strijd met voorschriften van de Wwft;

– ( intracommunautaire) btw-fraude.

De rechtbank is op grond van de bewezen verklaarde feiten van oordeel dat sprake was van een organisatie, een samenwerkingsverband tussen in ieder geval verdachte, [medeverdachte] , [bedrijfsnaam 1] B.V. en voornoemde feitelijke kopers, waarin in een gestructureerd verband gedurende een langere periode onderling werd samengewerkt.

De in het kader van die organisatie te verrichten handelingen waren nauw op elkaar afgestemd en hadden derhalve een planmatig karakter. Daarbij is tevens vastgesteld dat genoemde personen ieder hun rol vervulden.
Gelet op de pleegperiode is sprake geweest van een duidelijke duurzaamheid van deze organisatiestructuur en een duidelijke intensivering van de btw-fraude gelet op de stijgende omzetcijfers van de intracommunautaire leveringen.
De rechtbank stelt vast dat [bedrijfsnaam 1] B.V. , het bedrijf van verdachte, het middel vormde om de btw-fraude uit te voeren door intracommunautair voertuigen tegen het 0% tarief op papier te leveren aan katvangersbedrijven, die echter geen btw afdroegen. . De verkooptransacties werden gedaan door vaste feitelijke kopers en afgeleverd in Berlijn. Door het (doen) opmaken van valse verkoopfacturen en andere documenten werd de fraude mogelijk gemaakt en werden de werkelijke kopers, ook op deze wijze, buiten beeld gehouden.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het feitelijke en gewenste doel van de organisatie in eerste instantie het plegen van btw-fraude was. Om dat algemene doel te kunnen realiseren zijn valse verkoopfacturen/receipts en andere valse documenten opgemaakt om de werkelijke kopers buiten beeld te houden.
Daarbij is naast het plegen van valsheid in geschrift ook gehandeld in strijd met de Wwft door het verstrekken van onjuiste en/of onvolledige informatie.
Voorts is aannemelijk dat de door btw-fraude verkregen gelden telkens weer zijn ingezet voor het aankopen van auto’s bij [bedrijfsnaam 1] B.V. , gelet op onder meer de daarmee verbonden onafgebroken stroom aan contante betalingen in grote coupures, zodat ook sprake is van het witwassen van door misdrijf verkregen gelden. Gelet op de omvang van de btw-fraude en de lange periode waarin de btw-fraude is gepleegd, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van gewoontewitwassen. Al deze handelingen zijn, mede gelet op hun vergaande onderlinge samenhang, als oogmerk van de organisatie aan te merken.44
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, zoals hierna onder 4.4 wordt weergegeven.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, zoals hierna onder 4.4 wordt weergegeven.

Feit 4

De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 5 en 6 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, welke zijn:

– het proces-verbaal van binnentreden in woning45

– het proces-verbaal aantreffen vuurwapen46

– de kennisgeving van inbeslagneming 47

– het proces-verbaal onderzoek wapen48

– de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 juli 2020.

4.4De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:

1.

hij, op tijdstippen, in de periode van 1 januari 2014 tot en met 27 november 2017,

– in Hoogeveen en/of in een of meer andere plaatsen in Nederland;

– in Berlijn en/of in een of meer andere plaatsen in Duitsland;

– in een of meer plaatsen in Europa waar zogenoemde katvangersbedrijven /

missing traders gevestigd zijn/waren;

heeft deelgenomen aan een organisatie, die bestond uit:

A. Medewerkers / bestuurders [bedrijfsnaam 1] B.V.

– hem (verdachte [verdachte] );

– [medeverdachte] );

– een of meer werknemers van [bedrijfsnaam 1] B.V. ;

B. Rechtspersonen

– [bedrijfsnaam 1] B.V. ;

– Autobedrijf [bedrijfsnaam 1] B.V. ;

C. Feitelijke kopers

– [koper 1] ;

– [koper 2] ;

– [koper 3] ;

– [koper 4] ;

– een of meer andere feitelijke kopers of medewerkers/handlangers daarvan;

D. Katvangersbedrijven en katvangers

– [naam 1] ;

– [naam 2] ;

– [naam 47] ;

– een of meer andere zogenoemde katvangersbedrijven / missing traders;

– [naam 4] (onderzoek Dunellen, zie onder meer zaaksdossier 02 en 05);

– een of meer andere zogenoemde katvangers (op papier eigenaar, bestuurder,

gevolmachtigde of anderszins betrokken bij katvangersbedrijf),

welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven in Nederland en

elders in Europa, te weten:

– het plegen van gewoontewitwassen (artikel 420bis en verder Wetboek van

Strafrecht);

– het plegen van valsheid in geschrift (artikel 225 Wetboek van Strafrecht);

– het handelen in strijd met een of meer voorschriften (waaronder artikel 3 en

16) van de Wet ter voorkoming van witwassen en Financieren Terrorisme;

– het plegen van fiscale misdrijven: namelijk (intracommunautaire) btw-fraude

waarbij voertuigen op papier tegen het 0%-tarief worden geëxporteerd en

geleverd aan zogenoemde katvangersbedrijven. De voertuigen worden feitelijk

echter afgenomen door een andere koper. De omzetbelasting wordt stelselmatig

te weinig of niet binnen de Europese Unie afgedragen. In Nederland is het

plegen van dit feit strafbaar gesteld in artikel 69 Algemene Wet inzake

Rijksbelastingen.

2.

[bedrijfsnaam 1] B.V. ,

in de periode van 1 januari 2015 tot en met 11 december 2017, in Hoogeveen

en/of andere plaatsen in Nederland,

telkens als beroeps- of bedrijfsmatig handelend verkoper van goederen

(voertuigen), voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt

voor een bedrag van 15.000,- euro of meer, meermalen,

telkens opzettelijk in strijd met de in artikel 16 lid 1 van de Wet ter

voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme neergelegde

meldingsplicht, verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transactie(s), niet

en/of niet onverwijld nadat het ongebruikelijk karakter van de (voorgenomen)

transactie(s) bekend is geworden heeft gemeld aan de Financiële inlichtingen

eenheid,

en

bij de in artikel 16 lid 1 van de Wet ter voorkoming van witwassen en

financieren van terrorisme bedoelde melding(en), (telkens) opzettelijk in

strijd met de in artikel 16 lid 2 onder a van de Wet ter voorkoming van

witwassen en financiering van terrorisme neergelegde verplichting, de

identiteit van degene ten behoeve van wie de (voorgenomen) transactie(s)

werd(en) uitgevoerd niet heeft verstrekt,

en van het plegen van dit/deze misdrijf/misdrijven een gewoonte heeft gemaakt,

immers heeft zij telkens opzettelijk geen juiste, althans volledige meldingen gedaan

van:

1. een op of omstreeks 13 januari 2016 verrichte ongebruikelijke transactie

(report:1251028-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 72.000,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 5] (katvangersbedrijf

[naam 1] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd verricht door of namens

de feitelijke koper [koper 4] en ook als zodanig in het kasboek werd geregistreerd

en

2. een op of omstreeks 8 september 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report:1076098-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 25.000,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 7] (katvangersbedrijf

[naam 8] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd verricht door

of namens de feitelijke koper [koper 2] en ook als zodanig in het kasboek werd

geregistreerd en

3. een op of omstreeks 28 september 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 1089704-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 100.000,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 9]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd

verricht door of namens de feitelijke koper [koper 1] en ook als zodanig in het

kasboek werd geregistreerd en

6. een op of omstreeks 11 maart 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 931633-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 83.800,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 9]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd

verricht door of namens de feitelijke koper [naam 15] en ook als zodanig

in het kasboek werd geregistreerd) en

7. een op of omstreeks 9 april 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 949370-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 77.200,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 9]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd

verricht door of namens de feitelijke koper [naam 15] en ook als zodanig

in het kasboek werd geregistreerd en

8. een op of omstreeks 21 april 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 953865-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 132.000,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 9]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd

verricht door of namens de feitelijke koper [naam 15] en ook als zodanig

in het kasboek werd geregistreerd en

9. een op of omstreeks 23 april 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 956150-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 100.000,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 9]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd

verricht door of namens de feitelijke koper [naam 15] en ook als zodanig

in het kasboek werd geregistreerd en

10. een op of omstreeks 7 augustus 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 1056451-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 85.000,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 9]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd

verricht door of namens de feitelijke koper [naam 15] en ook als zodanig

in het kasboek werd geregistreerd en

11. een op of omstreeks 7 oktober 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 1104474-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 105.500,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 9]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd

verricht door of namens de feitelijke koper [naam 15] en ook als zodanig

in het kasboek werd geregistreerd en

12. een op of omstreeks 3 november 2015 verrichte ongebruikelijke transactie

(report: 1156691-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling van (in totaal) (minstens) 25.000,- Euro, welke transactie in strijd

met de waarheid werd gemeld onder de naam [naam 9]

(katvangersbedrijf [naam 2] ), terwijl de transactie in werkelijkheid werd

verricht door of namens de feitelijke koper [naam 15] en ook als zodanig

in het kasboek werd geregistreerd en

13. een in of omstreeks de periode van 6 april 2017 tot en met of 12 april

2017 verrichte ongebruikelijke transactie(s) (transactienummer: 14573), te

weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 171.850,- Euro (transactiebedrag) en/of 127.850,- Euro (contant

betaald volgens kasstuk) welke transactie(s) in strijd met de waarheid

werd(en) gemeld onder de naam [naam 16] (katvangersbedrijf

[naam 17] ), terwijl de transactie(s) in werkelijkheid werd(en)

verricht door of namens de feitelijke koper [koper 2] en ook als zodanig in

het kasboek werd(en) geregistreerd en

14. een in of omstreeks de periode van 11 maart 2017 tot en met 29 maart 2017

verrichte ongebruikelijke transactie(s) (transactienummer: 14566), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 70.150,- Euro, (transactiebedrag) en/of 95.900,- (contant betaald

volgens kasstuk), welke transactie(s) in strijd met de waarheid werd(en)

gemeld onder de naam [naam 18] (katvangersbedrijf [naam 19] ), terwijl

de transactie(s) in werkelijkheid werd(en) verricht door of namens de

feitelijke koper [naam 15] en ook als zodanig in het kasboek werd(en)

geregistreerd en

16. (een) op omstreeks 7 november 2016 verrichte ongebruikelijke transactie(s) (report: 1610231-0-0), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in

totaal)(minstens) 95.100,- Euro (transactiebedrag) en/of 86.000,- Euro (contant

betaald volgens kasstuk), welke transactie(s) in strijd met de waarheid

werd(en) gemeld onder de naam [naam 18] (katvangersbedrijf: [naam 19] ),

terwijl de transactie(s) in werkelijkheid werd(en) verricht door of namens de

feitelijke koper [naam 15] en ook als zodanig in het kasboek werd(en)

geregistreerd,

aan welke verboden gedragingen hij, verdachte, tezamen en in vereniging, feitelijke

leiding heeft gegeven;

3.

[bedrijfsnaam 1] B.V. ,

in de periode van 1 januari 2015 tot en met 15 november 2017,

in Hoogeveen en/of andere plaatsen in Nederland,

telkens, als beroeps- of bedrijfsmatig handelende verkoper van goederen

(voertuigen), voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt

voor een bedrag van 15.000,- Euro of meer, meermalen,

telkens opzettelijk, in strijd met de verplichting geformuleerd in artikel 3

en/of 8 van de Wet ter voorkoming witwassen en financieren terrorisme,

geen volledig en verscherpt) cliëntenonderzoek heeft

verricht, en van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt,

immers heeft zij telkens opzettelijk:

(artikel 3 lid 2 Wwft:)

– geen identiteit(en) van de cliënt(en) vastgesteld en/of geverifieerd en

– de uiteindelijk belanghebbende(n) van de cliënt(en) niet geïdentificeerd

en/of geen op risico gebaseerde en adequate maatregelen genomen om de

identiteit(en) van de cliënten te verifiëren en/of om inzicht te verwerven in

de eigendoms- en zeggenschapsstructu(u)r(en) van de cliënt(en) en

– niet vastgesteld of de natuurlijke perso(o)n(en) die de cliënt(en)

vertegenwoordigde(n) daartoe bevoegd was/waren en/of nagelaten die natuurlijke

perso(o)n(en) te identificeren en diens identiteit(en) te verifiëren en/of

– geen op risico gebaseerde en adequate maatregelen genomen om te verifiëren

of de cliënt(en) ten behoeve van zichzelf, dan wel ten behoeve van (een)

derde(n) optrad(en) en

(artikel 8 lid 2 Wwft:)

– geen identiteit(en) van de cliënt(en) heeft geverifieerd aan de hand van

aanvullende documenten, gegevens of informatie en

– die documenten beoordeeld op echtheid en

bij de volgende transactie(s):

1. een op of omstreeks 13 januari 2016 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 72.000,- Euro, en

2. een op of omstreeks 8 september 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 25.000,- Euro, en

3. een op of omstreeks 28 september 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 100.000,- Euro, en

6. een op of omstreeks 11 maart 2015 verrichte transactie(s), te weten (een)

(geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens)

83.800,- Euro, en

7.een op of omstreeks 9 april 2015 verrichte transactie(s), te weten (een)

(geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens)

77.200,- Euro, en

8. en op of omstreeks 21 april 2015 verrichte transactie(s), te weten (een)

(geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens)

132.000,- Euro, en

9. een op of omstreeks 23 april 2015 verrichte transactie(s), te weten (een)

(geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens)

100.000,- Euro, en

10. een op of omstreeks 7 augustus 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 85.000,- Euro, en

11. een op of omstreeks 7 oktober 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 105.500,- Euro, en

12. een op of omstreeks 3 november 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 25.000,- Euro, en

13. een in of omstreeks de periode van 6 april 2017 tot en met 12 april 2017

verrichte transactie(s), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling(en) van (in totaal) (minstens) 171.850,- Euro (transactiebedrag)

en/of 127.850,- Euro (contant betaald volgens kasstuk), en

14. een in of omstreeks de periode van 11 maart 2017 tot en met 29 maart 2017

verrichte transactie(s), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling(en) van (in totaal) (minstens) 70.150,- Euro (transactiebedrag) en/of

95.900,- Euro (contant betaald volgens kasstuk) en

15. een in of omstreeks de periode van 13 december 2016 tot en met 26

december 2016 verrichte transactie(s), te weten (een) (geheel of

gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens) 316.900,- Euro

(transactiebedrag) en/of 25.300,- Euro (contant betaald volgens kasstuk) en

16. (een) op of omstreeks 7 november 2016 verrichte transactie(s), te weten (een)

(geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens) 95.100,-

Euro (transactiebedrag) en/of 86.000,- Euro (contant betaald volgens kasstuk),

aan welke verboden gedragingen hij, verdachte,

tezamen en in vereniging, feitelijke leiding heeft gegeven;

en

[bedrijfsnaam 1] B.V. ,

in de periode van 1 januari 2015 tot en met 27 november 2017, te Hoogeveen en/of een of meer andere plaats(en) in Nederland,

telkens, als beroeps- of bedrijfsmatig handelende verkoper van goederen

(voertuigen), voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt

voor een bedrag van 15.000,- Euro of meer, meermalen, althans eenmaal,

telkens opzettelijk, de in het eerste lid van artikel 33 Wet ter voorkoming

van witwassen en financieren van terrorisme bedoelde gegevens niet op

toegankelijke wijze gedurende vijf jaar na het tijdstip van het beëindigden

van de zakelijke relatie of tot vijf jaar na het uitvoeren van de

desbetreffende transactie heeft bewaard,

en van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt,

immers heeft zij telkens opzettelijk, voorgenoemde gegevens betreffende de

volgende zakelijke relatie(s) niet op toegankelijke wijze gedurende vijf jaar

na het tijdstip van het beëindigen van deze zakelijke relatie(s) bewaard,

en/of voornoemde gegevens betreffende de volgende transactie(s) niet op

toegankelijke wijze tot vijf jaar na het uitvoeren van deze transacties

bewaard:

1.(een) op of omstreeks 13 januari 2016 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 72.000,- Euro, en

2. (een) op of omstreeks 8 september 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 25.000,- Euro, en

3. (een) op of omstreeks 28 september 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 100.000,- Euro, en

4. (een) op of omstreeks 15 november 2017 verricht transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 157.750,- Euro, en

5. (een) op of omstreeks 13 november 2017 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 68.000,- Euro, en

6. (een) op of omstreeks 11 maart 2015 verrichte transactie(s), te weten (een)

(geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens)

83.800,- Euro, en

7. (een) op of omstreeks 9 april 2015 verrichte transactie(s), te weten (een)

(geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens)

77.200,- Euro,

en

8. (een) op of omstreeks 21 april 2015 verrichte transactie(s), te weten (een)

(geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens)

132.000,- Euro, en

9.(een) op of omstreeks 23 april 2015 verrichte transactie(s), te weten (een)

(geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens)

100.000,- Euro, en

10.(een) op of omstreeks 7 augustus 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 85.000,- Euro, en

11. (een) op of omstreeks 7 oktober 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 105.500,- Euro, en

12. (een) op of omstreeks 3 november 2015 verrichte transactie(s), te weten

(een) (geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal)

(minstens) 25.000,- Euro, en

13. (een) in of omstreeks de periode van 6 april 2017 tot en met 12 april 2017

verrichte transactie(s), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke) contante

betaling(en) van (in totaal) (minstens) 171.850,- Euro (transactiebedrag)

en/of 127.850,- Euro (contant betaald volgens kasstuk), en

14. (een) in of omstreeks de periode van 11 maart 2017 tot en met 29 maart

2017 verrichte transactie(s), te weten (een) (geheel of gedeeltelijke)

contante betaling(en) van (in totaal) (minstens) 70.150,- Euro

(transactiebedrag) en/of 95.900,- Euro (contant betaald volgens kasstuk) en

15. (een) in of omstreeks de periode van 13 december 2016 tot en met 26

december 2016 verrichte transactie(s), te weten (een) (geheel of

gedeeltelijke) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens) 316.900,- Euro

(transactiebedrag) en/of 25.300,- Euro (contant betaald volgens kasstuk) en

16. (een) op of omstreeks 7 november 2016 verrichte transactie(s), te weten (een)

(geheel of gedeeltelijke) contante betaling(en)van (in totaal) (minstens) 95.100,-

Euro (transactiebedrag) en/of 86.000,-Euro (contant betaald volgens kasstuk),

aan welke verboden gedragingen hij, verdachte, tezamen en in vereniging, feitelijke

leiding heeft gegeven;

4.

hij op 27 november 2017 te Zuidwolde, althans in Nederland,

een of meer wapens van categorie III, namelijk:

– een vuurwapen (te weten een pistool, merk Walther, categorie III);

– een vuurwapen (te weten een (gas)pistool, merk Röhm RG300, categorie III),

en munitie van categorie II en/of III, namelijk:

– 43 kogelpatronen (behorend bij vuurwapen, categorie III);

– 6 kogelpatronen in houder (behorend bij vuurwapen, categorie III);

– 10 knalpatronen in houder (behorend bij gaspistool, categorie III).

De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in:

  • artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht;
  • de artikelen 16 en 33 van de Wet ter voorkoming witwassen en financiering

terrorisme;

  • de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet Economische Delicten;
  • artikel 26 juncto artikel 55 van de Wet Wapens en Munitie.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:

Feit 1:

het misdrijf: het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

Feit 2:

het misdrijf: medeplegen van feitelijk leiding geven aan opzettelijke overtreding van het voorschrift, gesteld bij artikel 16 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, begaan door een rechtspersoon, terwijl van het plegen van dat misdrijf een gewoonte wordt gemaakt;

Feit 3:

het misdrijf: medeplegen van feitelijk leiding geven aan opzettelijke overtreding van het voorschrift, gesteld bij artikel 33 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, begaan door een rechtspersoon, terwijl van het plegen van dat misdrijf een gewoonte wordt gemaakt;

Feit 4:

het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd

en

het misdrijf:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.

6De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7De op te leggen straf of maatregel

7.1De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de tijd van 3 jaar en 4 maanden.

Daarnaast heeft de officier gevorderd een geldboete op te leggen van € 50.000,-.

De officier van justitie heeft bij het bepalen van de strafeis rekening gehouden met de geldende LOVS-oriëntatiepunten voor wapenbezit en fraude en een aantal door het LOVS gegeven relevante factoren.

De officier van justitie heeft in strafverminderende zin rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke vervolgingstermijn.

De officier van justitie heeft de onttrekking aan het verkeer gevorderd van het onder verdachte in beslag genomen vuurwapen (merk Walther), het gaspistool (merk Röhm), 43 kogelpatronen (behorend bij een vuurwapen van categorie III), 6 kogelpatronen (behorend bij een vuurwapen van categorie III) en 10 knalpatronen (behorend bij een gaspistool van categorie III).

7.2Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht om bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de negatieve gevolgen van de strafzaak en de berichtgeving in de media voor in het bijzonder verdachtes financiële situatie en zijn gemoedstoestand, en met de omstandigheden waaronder het wapenbezit is gepleegd.

7.3De gronden voor een straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie en hij heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan het feitelijk leiding geven aan een rechtspersoon die zich bezighield met het plegen van de misdrijven valsheid in geschrift en opzettelijke overtreding van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren terrorisme.

Verdachte heeft deze feiten gepleegd vanuit zijn rol in de criminele organisatie die gericht was op het plegen van btw-fraude door export van auto’s naar landen binnen de Europese Unie. Verdachte heeft in dit verband als feitelijk leidinggevende van [bedrijfsnaam 1] B.V. een zeer belangrijke en centrale rol vervuld, aangezien [bedrijfsnaam 1] B.V. de spil was van de fraude en de daarmee verbonden andere strafbare feiten via de verkoop van voormalige leaseauto’s naar het buitenland door onterechte levering tegen 0% btw.

Dankzij deze fraude met tweedehands btw-auto’s door schijnbaar intracommunautaire leveringen tegen uitsluitend contante betalingen zijn op zeer omvangrijke schaal en structureel contante geldbedragen witgewassen, wat gericht is geweest op het veiligstellen van uit misdrijf afkomstige opbrengsten. Het witwassen van crimineel geld vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer ernstig aan. Het in omloop zijn van dergelijke witgewassen geldbedragen uit crimineel vermogen heeft een sterk corrumperende werking en daardoor wordt bovendien de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Met zijn handelen heeft verdachte samen met anderen opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie onttrokken en daaraan een schijnbaar legale herkomst verschaft. Op het witwassen staan dan ook hoge straffen.

Om de btw-fraude te kunnen uitvoeren, voerde verdachte een dubbele bedrijfsadministratie voor [bedrijfsnaam 1] B.V. , waarbij de werkelijke kopers buiten beeld werden gehouden en voor wat betreft de meldplicht in het kader van de Wwft de namen en gegevens van katvangersbedrijven werden doorgegeven. Binnen het bedrijf van [bedrijfsnaam 1] B.V. was met het oog daarop sprake van een intensieve onderlinge samenwerking met slechts als doel zichzelf (en anderen) financieel te verrijken. De handelwijze met het oog op de btw-fraude toonde dan ook als een ‘geoliede’ machine.

Een dergelijke vorm van btw-fraude levert een groot financieel nadeel op voor de fiscus, heeft een sterk corrumperend effect en ondermijnt de belastingmoraal. In deze zaak is de fiscale schade op grofweg 15 miljoen euro berekend. Het plegen van btw-fraude leidt er uiteindelijk toe dat belastingplichtigen meer belasting moeten betalen.

Door het bewezen verklaarde handelen treedt bovendien concurrentievervalsing op in de autohandel, omdat auto’s, door het omkatten van btw-auto naar marge-auto, worden verkocht tegen een lagere prijs dan wanneer de auto’s zouden zijn verkocht met inachtneming van de intracommunautaire btw-regelgeving.

Verdachte heeft voorts ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer en door controlerende instanties moet kunnen worden gesteld in schriftelijke stukken met bewijsbestemming, zoals in dit geval de verkoopfacturen/receipts, FIU-meldingen en CMR-documenten.

Een en ander klemt temeer nu [bedrijfsnaam 1] B.V. en ook verdachte persoonlijk meermalen is gewaarschuwd voor de risico’s die verbonden zijn aan verkooptransacties op basis van intracommunautaire leveringen. Verdachte is daar desondanks mee doorgegaan tot de op dag van zijn aanhouding. De rechtbank acht deze feiten ernstig en rekent verdachte deze feiten zwaar aan.

De rechtbank houdt ten nadele van verdachte rekening met zijn proceshouding, waarbij hij geen opening van zaken heeft willen geven, alsmede met de lange periode gedurende welke de feiten zijn begaan.

Verdachte heeft daarnaast een vuurwapen, een gaspistool en bijbehorende scherpe munitie voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van (vuur)wapens is gevaarlijk en brengt gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich mee. De rechtbank rekent verdachte ook het wapenbezit zwaar aan. Tegen het onbevoegd voorhanden hebben van een vuurwapen dient dan ook streng te worden opgetreden..

De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met de omstandigheid dat uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke misdrijven en de andersoortige veroordelingen zeer gedateerd zijn.

De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen.

Voor het plegen van fraude is bij een fraudebedrag van een miljoen euro of meer een gevangenisstraf van 24 maanden tot en met het toepasselijke strafmaximum ingeval van samenloop met andere misdrijven het uitgangspunt.

Voor het voorhanden hebben van een vuurwapen (pistool/revolver) geldt als LOVS-oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. Voor het voorhanden hebben van een gaspistool en scherpe munitie gelden geldboetes.

Naar het oordeel van de rechtbank kan op de bewezen verklaarde feiten niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het verzoek van de verdediging om aan verdachte uitsluitend een geldboete op te leggen doet op geen enkele wijze recht aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten. Het op deze manier “gemakkelijk” geld verdienen ten koste van de staatskas en de belastingbetaler kan niet afgedaan worden met een lichte straf.

De rechtbank stelt tot slot vast dat sprake is van een overschrijding van de redelijke vervolgingstermijn, waarbij zij eind november 2017 als uitgangspunt heeft genomen voor het tijdstip dat verdachte in redelijkheid de verwachting kon hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een stafvervolging zou worden ingesteld. De daaruit voortvloeiende overschrijding van de redelijke vervolgingstermijn van ongeveer 8 maanden dient naar het oordeel van de rechtbank tot strafvermindering te leiden, gelet op onder meer de late aanlevering van het eindproces-verbaal.

Zonder genoemde overschrijding van de redelijke vervolgingstermijn zou naar het oordeel van de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 48 maanden passend zijn. De rechtbank ziet in de termijnoverschrijding aanleiding om in dit geval een aftrek van 1 maand toe te passen op de hierna op te leggen gevangenisstraf.

De rechtbank acht, gelet op aangekondigde ontnemingsvordering en de mogelijke daaruit voortvloeiende financiële gevolgen voor verdachte, oplegging van de door de officier van justitie gevorderde geldboete thans niet passend.

Alle omstandigheden afwegende acht de rechtbank het in dit geval passend en geboden om aan verdachte een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 47 maanden op te leggen, met aftrek van voorarrest.

7.4De in beslag genomen voorwerpen

De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst van 17 juli 2020 onder de nummers 31, 32, 33, 34 en 37 vermelde voorwerpen, te weten een gaspistool, (merk Röhm) een vuurwapen (merk Walther) en diverse scherpe munitie, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang.

8De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op:

  • de artikelen 27, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 51, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht
  • artikel 56 van de Wet Wapens en Munitie.

9De beslissing

De rechtbank:

bewezenverklaring

– verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;

– verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

strafbaarheid feit

– verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;

– verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

Feit 1:

het misdrijf: het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

Feit 2:

het misdrijf: medeplegen van feitelijk leiding geven aan opzettelijke overtreding van het voorschrift, gesteld bij artikel 16 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, begaan door een rechtspersoon, terwijl van het plegen van dat misdrijf een gewoonte wordt gemaakt;

Feit 3:

het misdrijf: medeplegen van feitelijk leiding geven aan opzettelijke overtreding van het voorschrift, gesteld bij artikel 33 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, begaan door een rechtspersoon, terwijl van het plegen van dat misdrijf een gewoonte wordt gemaakt;

Feit 4:

het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd

en

het misdrijf:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd

strafbaarheid verdachte

– verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;

straf

voor het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde:

– veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 47 ( zevenenveertig) maanden;

– bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

de in beslag genomen voorwerpen

– verklaart onttrokken aan het verkeer de onder de nummers 31, 32, 33, 34 en 37 vermelde voorwerpen, een en ander zoals vermeld op de lijst van in beslag genomen voorwerpen, waarvan een kopie als bijlage aan dit vonnis is gehecht.

Dit vonnis is gewezen door mr. H.R. Schimmel, voorzitter, mr. R.M. van Vuure en

mr. S.H. Peper, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2020.

1Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de Landelijke Eenheid, Landelijke Recherche, FinEC-Fraude 3, vestiging Amsterdam, met proces-verbaalnummer LEREC16009-515, onderzoek 26Milltown. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar zaakdossiers (ZD) en bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal

2Waar in dit vonnis staat vermeld [medeverdachte] of [bedrijfsnaam 1] B.V. , wordt telkens bedoeld medeverdachte [medeverdachte] en medeverdachte [bedrijfsnaam 1] B.V.

3Proces-verbaal van bevindingen, LEREC16009-908, AD Relaas, Bijlagen, Map 2, en proces-verbaal van bevindingen iRVI Rechtspersonen [bedrijfsnaam 1] B.V. , LEREC16009-019, AD Relaas, Bijlagen, Map 2 en proces-verbaal van verdenking, AD, Relaas, Bijlagen, map 1, BR002-BR004

4ZD03 Valsheid in geschrift, Proces-verbaal van Relaas, nummer LEREC160009-861, pagina 7 en bijlage 1, pagina BZ003 t/m BZ007

5proces-verbaal van bevindingen iRVI Rechtspersonen [bedrijfsnaam 1] B.V. , LEREC16009-019, AD Relaas, Bijlagen, Map 2, pagina 009

6Proces-verbaal van bevindingen fysiek beslag [vestingsadres] , LEREC16009-845, AD Relaas, map 3

7Proces-verbaal van Relaas nummer LEREC16009-861, ZD03, vanaf pagina 12

8Proces-verbaal van bevindingen (on)juistheid administratie, LEREC16009-960, ZD03, pagina BZ03-426 t/m 557

9AD Relaas, map 3, bijlagen, proces-verbaal van bevindingen fysiek beslag nummer LEREC16009-845, pagina BR-117-126

10Proces-verbaal bevindingen nummer LEREC16009-972, BZ07-350 en volgende

11ZD Wwft, paragraaf 7.2 en de aanvullende documenten van 18 maart 2019

12ZD04, bijlage 27, pagina BZ04-265 t/m 281

13Bijlage 1 bij de brief van het OM van18 maart 2019

14ZD04, bijlage 28, pagina BZ04-282 t/m 297

15Bijlage 2 bij brief OM van18 maart 2019

16ZD04, bijlage 29, pagina BZ04-298 t/m 325

17Bijlage 3 bij brief OM van 18 maart 2019

18ZD04, bijlage 30, pagina BZ04-326 t/m 338

19Bijlage 4 bij brief OM van 18 maart 2019

20ZD04, bijlage 31, pagina BZ04-339 t/m 365

21Bijlage 5 bij brief OM van18 maart 2019

22ZD01, relaasproces-verbaal, paragraaf 5.3.7, pagina 23 en volgende

23ZD 04 WWFT, relaas proces-verbaal, paragraaf 6.4, pagina 27 en volgende

24Proces-verbaal bevindingen fysiek beslag, Ad Relaas map 3 Bijlagen, paragraaf 7.4, pagina BR-154 en volgende

25Proces-verbaal camerabeelden [bedrijfsnaam 1] B.V. , nummer LEREC16009-608, AD Relaas map 5 Bijlagen, pagina 271 en volgende

26Proces-verbaal van relaas Piedmont, nummer: LEREC17004-109, AD – Relaas -Bijlagen – Map02 – pagina BR087 e.v.

27Proces-verbaal van relaas Piedmont, nummer LEREC17004-109, AD – Relaas -Bijlagen – map02 – relaas paragraaf 8 en bijlage 11 ‘ Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] van18 oktober 2017, pagina 096 t/m 178

28Proces-verbaal bevindingen m.b.t. onderzoek missing traders, nummer: LEREC16009-972 van10 mei 2019 (aanvulling)

29Proces-verbaal van relaas Piedmont, nummer: LEREC17004-109, AD – Relaas – Bijlagen – Map02 – pagina BR087 e.v. en Proces-verbaal van relaas Farragut, nummer: LEREC17003-074, AD – Relaas – Bijlagen- Map04 – pagina BR165 e.v.

30Processen-verbaal van verhoor verdachte [naam 56] , nummer: LEREC16006-185 e.v., AD – Relaas – Bijlagen – Map01 – pagina 161 e.v. (bijlage 6)

31Proces-verbaal wetenschap [bedrijfsnaam 1] , nummer: LEREC16009-922, AD – Relaas – map02, relaas paragraaf 2.3 (pagina BR-070) en bijlage 1, pagina 001 – 002

32Proces-verbaal van bevindingen wetenschap [bedrijfsnaam 1] , nummer: LEREC16009-922, AD – relaas – map02, pagina BR-072 en proces-verbaal bevindingen onderzoek telefoon [medewerker 2] , nummer: LEREC16009-594, AD – relaas – map05 (bijlage 2 van dit laatste proces-verbaal, appgesprek tussen [medewerker 2] en [koper 2] )

33Proces-verbaal digitaal beslag, nummer LEREC16009-588, AD – Relaas – map04 – relaas paragraaf 5.5., pagina BR-221 e.v. en diverse emailberichten in de bijlagen 73-76.

34Persoonsdossier-04, [medewerker 1] , proces-verbaal van verhoor van 29-11-2017, pagina. Bp04-13-4-01 t/m 030.

35AD map 4 Relaas, bijlage 68, pagina 80

36Proces-verbaal onderzoek telefoon [verdachte] , nummer LEREC16009-878, Relaas–map05, pagina BR-323 (een WhatsApp-gesprek tussen [verdachte] en [naam 57] )

37Proces-verbaal bevindingen fysiek beslag, Ad Relaas map 3 Bijlagen, paragraaf 7.4, pagina BR-154 en volgende, bijlage op pagina BR-444 en proces-verbaal missing traders

38Proces-verbaal van bevindingen inzake camera-beelden, nummer LEREC16009-608, AD Relaas – map05 – relaas pagina 6-7 en bijlage 1, pagina 40-44 en bijlage 2, pagina 63.

39proces-verbaal van bevindingen inzake camerabeelden met betrekking totstempelen CMR, nummer LEREC16009-858, ZD03, bijlage 21, pagina BZ03-398 t/m 409

40Relaasproces-verbaal Valsheid in geschrift, ZD03 en bijlage 10, brief van de Belastingdienst van 09 december 2014, pagina BZ03-205 t/m 206

41Proces-verbaal van bevindingen WhatsApp-gesprekken mobiele telefoon [verdachte] , proces-verbaalnummer LEREC19600-878, AD map 5 Relaas – Bijlagen – map 5, pagina BR317-325

42Proces-verbaal onderzoek telefoon [verdachte] , nummerLEREC16009-878, Relaas–map05, pagina BR-323 (een WhatsApp-gesprek tussen [verdachte] en [naam 57] )

43ZD02 Witwassen, paragraaf 5.25, pagina 16 en volgende

44Relaasproces-verbaal LEREC16009-918, ZD01, Criminele organisatie

45Proces-verbaalnummer LEREC16009-327, ZD05, pagina BZ05- 008 t/m-010

46Proces-verbaalnummer LEREC16009-398, ZD05, pagina BZ05- 015 t/m-018

47KVI, nummer LEREC16009-366, ZD05, pagina BZ05-013 t/m 014

48Proces-verbaalnummer PL2600-2017012534-4, ZD05, pagina BZ05-019 t/m 024