Levering percelen bestaande uit natuur- en bouwdeel één belaste prestatie (levering bouwterrein)
A CV heeft drie percelen geleverd die elk bestaan uit een natuur- en een bouwdeel.
In geschil is of de leveringen van de percelen (deels) zijn vrijgesteld van btw.
Volgens A CV moeten de percelen grotendeels worden aangemerkt als natuurgebied en dat is de levering ervan in zoverre vrijgesteld van btw. De natuur staat volgens A CV op de voorgrond en het wonen is daaraan ondergeschikt. Volgens de Belastingdienst is met betrekking tot elk van de percelen sprake van één prestatie, namelijk de belaste levering van een bouwterrein.
Rechtbank Noord-Nederland is van oordeel dat de levering van elk van deze percelen één belaste prestatie vormt, te weten de levering van een bouwterrein. De rechtbank volgt A CV niet in haar standpunt dat de percelen moeten worden aangemerkt als natuurgebied en dat de levering ervan in zoverre is vrijgesteld van btw. Het beroep is ongegrond.
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
31-08-2021
Datum publicatie
29-09-2021
Zaaknummer
AWB – 20 _ 2256
Rechtsgebieden
Belastingrecht
Bijzondere kenmerken
Bodemzaak
Eerste aanleg – meervoudig
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting. Eiseres heeft drie percelen geleverd die elk bestaan uit een natuur- en een bouwdeel. De rechtbank is van oordeel dat de levering van elk van deze percelen één belaste prestatie vormt, te weten de levering van een bouwterrein. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat de percelen moeten worden aangemerkt als natuurgebied en dat de levering ervan in zoverre is vrijgesteld van omzetbelasting. Het beroep is ongegrond.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Viditax (FutD), 29-9-2021
Verrijkte uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 20/2256
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 31 augustus 2021 in de zaak tussen
[eiseres] C.V., te Groningen, eiseres(gemachtigde: mr. W.W. van Smeden),
en
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Groningen, verweerder
(gemachtigde: [gemachtigde 1] ).
Procesverloop
Eiseres heeft op 2 oktober 2019 op aangifte een bedrag van € 60.388 aan omzetbelasting voldaan over het tijdvak 1 juli 2019 tot en met 30 september 2019 (het derde kwartaal van 2019). In deze aangifte is een bedrag aan omzetbelasting aangegeven van € 99.453 en is afgetrokken een bedrag aan voorbelasting van € 39.065. Eiseres heeft tegen de voldoening op aangifte bezwaar gemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar van 15 juni 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiseres afgewezen.
Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 augustus 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [gemachtigde 2] .
Overwegingen
Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
1.1.
In [jaartal 1] is eiseres opgericht. In datzelfde jaar is overeenstemming bereikt met de toenmalige eigenaar van de voormalige [camping] over de aankoop van het voormalige campingterrein inclusief drie daarop gebouwde recreatiewoningen en is het terrein met opstallen ingebracht in eiseres.
1.2.
Eiseres heeft de ongeveer 5,9 hectare grond van het voormalige campingterrein verdeeld in tien percelen met de even huisnummers [nummer 1] tot en met [nummer 2] .
1.3.
Het bestemmingsplan [bestemmingsplan] (het bestemmingsplan) maakt de bouw van tien vrijstaande woningen op het voormalige campingterrein (hierna ook: het plangebied) mogelijk. Het bestemmingsplan heeft de bestemmingen ‘Wonen – Wonen in natuur’ en ‘Natuur’ toegekend aan de gronden van het plangebied. Van elk van de tien percelen is gemiddeld ongeveer 75% bestemd als natuurgebied en 25% is bouwvlak. Het natuurgebied mag niet worden bebouwd en moet in stand worden gehouden als natuurterrein. Het natuurgebied wordt ingericht en onderhouden op basis van een beheersplan, waaraan de koper van een perceel op grond van een kettingbeding in het koopcontract verplicht moet deelnemen.
1.4.
De achtergrond van het bestemmingsplan wordt onder meer gevormd door een in [jaartal 2] namens de gemeente [gemeente] opgesteld document [ambitiedocument] (het ambitiedocument) en een met medewerking van onder meer de provincie Drenthe en Natuurmonumenten opgesteld Beeldkwaliteitsplan (BKP).
1.5.
Op pagina 5 van het bestemmingsplan staat onder het kopje ‘Aanleiding’:
‘De initiatiefnemer is voornemens om 10 woningen te realiseren als herontwikkeling van het voormalige [campingterrein] in [plaats] . De ambitie is neergelegd om een hoogwaardig woonmilieu te realiseren, passend in de natuurlijke omgeving.’
En op pagina 13 van het bestemmingsplan staat onder het kopje ‘Wensen van de eigenaren’:
‘De nieuwe eigenaren van de voormalige camping hebben zelf ook grote ambities met betrekking tot de inpassing van de nieuwe woningen. Het is hun bedoeling hier 10 kavels te verkopen. Juist de ligging in het landschap en de hoogwaardigheid van de architectuur moet de reden zijn om hier een kavel te kopen. De beoogde hoogwaardigheid wordt niet alleen in het bestemmingsplan vastgelegd, ook worden daartoe regels in het koopcontract opgenomen.
Uit overwegingen van exploitatie zal het gemeenschappelijk terrein beperkt worden. Er is daarnaast nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de privacy van de woningen, het uitzicht en de bezonning. Tot slot wordt de lengte van de ontsluitingsweg beperkt vanwege de beoogde natuurwaarden en het in de hand houden van aanleg- en beheerskosten.’
1.6.
In het ambitiedocument staat onder meer: er ‘wordt vooral primair ingezet op landschappelijk wonen’ en ‘in ruimtelijke maar ook ecologische zin is denkbaar dat de hoeveelheid privéterrein beperkt wordt, zodat het wonen optimaal verweven is met het landschap’ en ‘Qua sfeer zal een landschap ontstaan, waarbij de woningen te gast zijn’.
1.7.
Op pagina 7 van het concept-BKP (de definitieve versie behoort niet tot de stukken) staat onder meer: ‘Juist de ligging in het landschap en de hoogwaardigheid van de architectuur moet de reden zijn om hier een kavel te kopen, waarbij zoveel mogelijk ‘natuur’ blijft.’
Op pagina 19 staat: ‘De opgave is een integraal plan te maken voor het gebied, het gaat hierbij om 10 woningen van hoge architectonische kwaliteit in een landschappelijke setting met veel natuur.’
1.8.
In het derde kwartaal van 2019 heeft eiseres, voor zover hier relevant, de onbebouwde percelen met huisnummers [nummer 3] , [nummer 4] en [nummer 5] (de percelen) geleverd. Over deze leveringen is omzetbelasting berekend.
1.9.
De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 16 september 20201 over het plangebied overwogen:
‘De Afdeling stelt vast dat aan de gronden van het plangebied de bestemming “Natuur” is toegekend. Binnen de gronden met de bestemming “Natuur” liggen tien vlakken waaraan de bestemming “Wonen – Wonen in natuur” is toegekend.’
Geschil en beoordeling
2. In geschil is of te veel omzetbelasting is geheven. Meer specifiek gaat het om de vraag of de leveringen van de percelen (deels) zijn vrijgesteld van omzetbelasting.
3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de percelen grotendeels moeten worden aangemerkt als natuurgebied en dat de levering ervan in zoverre is vrijgesteld van omzetbelasting. De natuur staat volgens eiseres op de voorgrond en het wonen is daaraan ondergeschikt.
4. Volgens verweerder is niet te veel omzetbelasting geheven. Primair stelt verweerder dat met betrekking tot elk van de percelen sprake is van één prestatie, namelijk de belaste levering van een bouwterrein. Subsidiair stelt verweerder dat zelfs als het natuurdeel is vrijgesteld, dan alsnog niet te veel omzetbelasting is geheven. De in dat geval te corrigeren vooraftrek (die ziet op werkzaamheden aan vrijgestelde delen van de percelen) overschrijdt ruimschoots de teveel geheven omzetbelasting.
5. Tussen partijen is niet in geschil dat voor elk van de drie geleverde percelen grond geldt dat in elk geval voor het te bebouwen deel (het bouwvlak) sprake is van onbebouwde grond die kennelijk bestemd is om te worden bebouwd met één of meer gebouwen.
6. Ter zake van leveringen van goederen wordt op grond van artikel 1 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB) omzetbelasting geheven. Artikel 11 van de Wet OB luidt, voor zover hier relevant, als volgt:
‘1. Onder bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen voorwaarden zijn van de belasting vrijgesteld:
a.de levering van onroerende zaken en van rechten waaraan deze zijn onderworpen, met uitzondering van:
1°.(…) de levering van een bouwterrein;
(…)
6. Onder een bouwterrein als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 1°, wordt verstaan onbebouwde grond die kennelijk bestemd is om te worden bebouwd met een of meer gebouwen.’
7. De rechtbank is allereerst van oordeel dat met de levering van elk van de percelen afzonderlijk sprake is van één prestatie, waarop één omzetbelastingregime van toepassing is (belast óf vrijgesteld). Bij dat oordeel betrekt de rechtbank het volgende. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres verklaard dat ieder perceel één onroerende zaak is en dat het niet mogelijk is om uitsluitend het natuurdeel of uitsluitend het bouwdeel van een betreffend perceel te (ver)kopen. Beide onderdelen van één perceel blijven in één hand. Feitelijk is het bij de levering van de percelen ook zo gegaan: één perceel is steeds in één handeling, bij één leveringsakte geleverd en er is per perceel één prijs bepaald. Ook fysiek waren het natuur- en bouwdeel van een perceel, zoals de gemachtigde van eiseres ter zitting heeft verklaard, niet op enige wijze van elkaar gescheiden. Verder acht de rechtbank van belang dat het, gelet op de omschrijving van het te ontwikkelen plangebied en de architectuur die men voor ogen heeft (zie 1.5., 1.6. en 1.7.), voor de hand ligt dat voor de afzonderlijke percelen steeds sprake is van één zelfstandige onroerende zaak en niet van twee onroerende zaken die in het maatschappelijk verkeer een zelfstandige betekenis hebben en in die zin afzonderlijk (kunnen) worden gebruikt. Het enkele feit dat op één perceel meerdere bestuursrechtelijke bestemmingen rusten (zie 1.3. en 1.9.), maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat er bij de levering ervan voor de omzetbelasting sprake is van twee prestaties met elk hun eigen omzetbelastingregime.
8. Vervolgens moet de rechtbank de vraag beantwoorden of de levering van een perceel al dan niet is vrijgesteld van omzetbelasting. Is een perceel aan te merken als bouwterrein, dan is de levering ervan belast. Kwalificeert een perceel daarentegen als natuurgebied dan is de levering ervan vrijgesteld. De bewijslast dat sprake is van een vrijstelling, dus van de levering van een niet-bouwterrein, rust op eiseres.2
9. Eiseres heeft naar het oordeel van de rechtbank niet aan de op haar rustende bewijslast voldaan. De rechtbank stelt bij dit oordeel voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat voor elk van de percelen geldt dat de grond van het perceel onbebouwd is en bedoeld is om te worden bebouwd en dat daarmee sprake is van een bouwterrein. De stelling van eiseres dat het wonen, en daarmee het bouwvlak, ondergeschikt is aan de natuur, doet daar niet aan af en wordt ook niet ondersteund door de stukken. Uit het bestemmingsplan blijkt het voornemen om tien woningen en een hoogwaardig woonmilieu te realiseren (zie 1.5.); de hoogwaardigheid van de architectuur moet, samen met de ligging in de natuur, een belangrijke reden zijn om juist in dit plangebied een kavel te kopen (zie 1.5. en 1.6.); en ook voor de privacy van de woningen is veel aandacht (zie 1.7.). Hieruit leidt de rechtbank af dat vooropstaat het wonen, met daarbij een bijbehorend stuk natuurgrond dat het woongenot versterkt. De beroepsgrond van eiseres, zoals weergegeven onder 3., slaagt niet.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 31 augustus 2021 gedaan door mr. P.P.D. Mathey-Bal, voorzitter, en mr. R.R. van der Heide en mr. M. Pelinck, leden, in aanwezigheid van mr. J. Zomer, griffier. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
1Zaaknummer 201903453/5/R3.
2Zij bijvoorbeeld Hof Amsterdam 7 maart 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:766 (in cassatie onbestreden voor zover het de bepaling van de bewijslast betreft).