Naheffingsaanslagen binnen 5 jaar opgelegd en geen strijd met zorgvuldigheidsbeginsel

winkelformules conceptontwikkeling ontwikkelen winkels webshops ideeën

Naheffingsaanslagen binnen 5 jaar opgelegd en geen strijd met zorgvuldigheidsbeginsel

Eiser ontwikkelt en implementeert winkelformules. In 2013 is bij eiser een boekenonderzoek ingesteld. Het controlerapport is op 9 juni 2015 aan eiser gezonden waarbij in de begeleidende brief wordt verwezen naar het conceptrapport. In reactie hierop heeft eiser meegedeeld dat hij het conceptrapport nooit heeft ontvangen. De Belastingdienst heeft vervolgens op 23 juni 2015 alsnog het conceptrapport toegestuurd. In de begeleidende brief is onder meer het volgende vermeld: “De administratieve verwerking van de correcties en de boete heb ik niet meer kunnen tegenhouden, omdat de reactietermijn inmiddels was verstreken.” De naheffingsaanslagen zijn overeenkomstig de bevindingen in het controlerapport opgelegd.

De vraag is of de Belastingdienst met het opleggen van de naheffingsaanslagen heeft gehandeld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en of hij voldoende voortvarend heeft gehandeld.

De rechtbank stelt vast dat de naheffingsaanslagen zijn opgelegd binnen 5 jaar na afloop van het desbetreffende kalenderjaar en dat de Belastingdienst aldus heeft gehandeld overeenkomstig artikel 20 AWR. Er is dan ook geen aanleiding de naheffingsaanslagen wegens termijnoverschrijding te vernietigen. Dat aan eiser in eerste instantie per abuis niet een conceptcontrolerapport is verzonden en de behandeling van de bezwaarschriften te lang heeft geduurd, is onvoldoende om te concluderen dat de Belastingdienst zodanig in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel heeft gehandeld dat de naheffingsaanslagen zouden moeten worden verminderd of vernietigd. Eiser heeft voordat de naheffingsaanslagen werden opgelegd het definitieve controlerapport van 9 juni 2015 ontvangen waarin duidelijk is uiteengezet waarom en op welke bedragen de naheffingsaanslagen zouden worden opgelegd. Eiser is door het niet toesturen van het conceptcontrolerapport dan ook niet in zijn verdediging geschaad.

Rechtbank

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
15-01-2018
Datum publicatie
16-10-2020
Zaaknummer
AWB – 17 _ 348
Formele relaties
Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2018:1759, Bekrachtiging/bevestiging
Rechtsgebieden
Belastingrecht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg – enkelvoudig
Inhoudsindicatie
.voldoende voortvarend handelen; zorgvuldigheidsbeginsel

Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Verrijkte uitspraak
Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht

zaaknummers: SGR 17/348, SGR 17/349 en SGR 17/351

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 januari 2018 in de zaken tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
en

de inspecteur van de Belastingdienst/Midden- en kleinbedrijf, kantoor Hoofddorp, verweerder.

Procesverloop
Verweerder heeft aan eiser voor het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 64.885, een boetebeschikking van € 25.954 gegeven en rente in rekening gebracht ten bedrage van € 8.991.

Verweerder heeft aan eiser voor het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 54.954, een boetebeschikking van € 21.981 gegeven en rente in rekening gebracht ten bedrage van € 6.138.

Verweerder heeft aan eiser voor het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 71.557, een boetebeschikking van € 28.622 gegeven en rente in rekening gebracht ten bedrage van € 6.332.

Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 9 december 2016 de naheffingsaanslagen gehandhaafd, de boetebeschikkingen teruggenomen en de rentebeschikkingen gematigd tot respectievelijk € 4.360, € 2.216 en € 1.115.

Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 december 2017.

Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] [B] en [C] .

Overwegingen
Feiten

1. De ondernemingsactiviteiten van eiser bestonden in onderhavige jaren uit de ontwikkeling en implementatie van winkelformules.

2. In 2013 is bij eiser een boekenonderzoek ingesteld. Daarvan is met dagtekening 2 april 2015 een concept-controlerapport (het conceptrapport) en met dagtekening 9 juni 2015 een definitief controlerapport (het controlerapport) opgesteld.

3. Het controlerapport is op 9 juni 2015 aan eiser gezonden waarbij in de begeleidende brief wordt verwezen naar het conceptrapport. In reactie hierop heeft eiser meegedeeld dat hij het conceptrapport nooit heeft ontvangen. Verweerder heeft vervolgens op 23 juni 2015 alsnog het conceptrapport toegestuurd. In de begeleidende brief is onder meer het volgende vermeld:

“De administratieve verwerking van de correcties en de boete heb ik niet meer kunnen tegenhouden, omdat de reactietermijn inmiddels was verstreken.”

4. In het controlerapport, dat op 9 juni 2015 aan eiser is verzonden, is onder meer het volgende vermeld:

“9.2Voorbelasting
Bij de controle van onkostennota’s, boekingen, tellingen en overbrengingen zijn er over de jaren 2009 tot en met 2012 grote verschillen geconstateerd tussen de in de aangifte aangegeven voorbelasting en de voorbelasting volgens de in de administratie aanwezige onkosten nota’s.

(…)

Desgevraagd heeft [eiser] aangegeven dat hij geen verklaring kan geven voor de geconstateerde verschillen en dat hij om die reden akkoord gaat met een correctie.

De correctie zal worden verwerkt bij het onderdeel 9.3 Aansluiting aangiften omzetbelasting van dit rapport.

9.3
Aansluiting aangiften omzetbelasting

De aangiften omzetbelasting 2009 tot en met 2012 sluiten niet aan bij de administratie.

(…)

2010

(…)

Verschuldigd € 2.662

Aangiften € -62.223

Alsnog te betalen € 64.885

2011
(…)

KOR € -1.059

€ 0

Aangiften € 56.774

€ 56.774

Naheffing 25-3-2013 € 1.820

Alsnog Verschuldigd € 54.954

2012
(…)

KOR € 794

€ 0

Aangiften € 74.998

€ 74.998

Naheffing 25-3-2013 € 3.441

Alsnog Verschuldigd € 71.557”

5. De naheffingsaanslagen zijn overeenkomstig de bevindingen in het controlerapport opgelegd. De rente is daarbij berekend over de periode vanaf het einde van de desbetreffende jaren van naheffing tot de dagtekening van de naheffingsaanslagen.

Geschil
6. In geschil is uitsluitend of verweerder de naheffingsaanslagen heeft mogen opleggen. Het geschil spitst zich toe op de vraag of verweerder met het opleggen van de naheffingsaanslagen heeft gehandeld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en of hij voldoende voortvarend heeft gehandeld.

7. Eiser stelt – kort samengevat – dat verweerder zowel bij het opleggen van de naheffingsaanslagen als bij de behandeling van de bezwaarschriften alle geldende termijnen heeft overschreden. Aldus is sprake van onzorgvuldig handelen door verweerder en is verweerder onvoldoende voortvarend te werk is gegaan. De naheffingsaanslagen hadden daarom niet meer opgelegd mogen worden en dienen te worden vernietigd.

8. Verweerder heeft de standpunten van eiser gemotiveerd weersproken en concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.

Beoordeling van het geschil

9. Op grond van artikel 20 Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) kan de inspecteur een naheffingsaanslag omzetbelasting opleggen wanneer de belasting die op aangifte behoorde te worden voldaan, geheel of gedeeltelijk niet is betaald. Met het geheel of gedeeltelijk niet betalen van de verschuldigde belasting is gelijkgesteld de situatie waarin tot een te hoog bedrag belasting is teruggevraagd en gekregen. In het derde lid van artikel 20 Awr is bepaald dat de bevoegdheid tot naheffen vervalt door verloop van vijf jaar na het einde van het kalenderjaar waarin de belastingschuld is ontstaan dan wel teveel belasting is teruggegeven.

10. Vaststaat dat onderhavige naheffingsaanslagen alle zijn opgelegd binnen vijf jaar na afloop van het desbetreffende kalenderjaar en dat verweerder aldus heeft gehandeld overeenkomstig het bepaalde in artikel 20 Awr.

11. Eiser verwijst voor zijn stelling dat de naheffingsaanslagen moeten worden vernietigd omdat verweerder termijnen heeft overschreden en aldus onvoldoende voortvarend heeft gehandeld onder meer naar diverse uitspraken en arresten. Hoewel die verwijzingen niet concreet zijn (de nummers van de uitspraken ontbreken), leidt de rechtbank uit een en ander af dat het hierbij gaat om de jurisprudentie over de verlengde navorderingstermijn van artikel 16, derde lid, van de Awr. Dit artikel is echter niet van toepassing op naheffingsaanslagen omzetbelasting zodat de specifiek op artikel 16 Awr ontwikkelde jurisprudentie niet relevant is voor onderhavige zaken. Aangezien artikel 20 Awr geen regeling kent voor het verlengen van de naheffingstermijn, is er evenmin aanleiding de jurisprudentie over artikel 16, derde lid Awr analoog toe te passen. Eiser verwijst verder naar een niet nader aangeduid citaat van de Nationale Ombudsman waarin staat dat het evenredigheidsbeginsel meebrengt dat een boekenonderzoek zo snel en efficiënt dient te worden afgerond. Dat op zichzelf juiste standpunt brengt echter niet mee dat wanneer, zoals in onderhavige geval, de afronding van een boekenonderzoek langer duurt dan noodzakelijk er geen naheffingsaanslagen meer zouden mogen worden opgelegd. Bepalend blijft de termijn zoals deze volgt uit artikel 20 Awr. Zoals hiervoor reeds is overwogen heeft verweerder de naheffingsaanslagen opgelegd met inachtneming van artikel 20 Awr. Er is dan ook geen aanleiding de naheffingsaanslagen wegens termijnoverschrijding te vernietigen.

12. Dat aan eiser in eerste instantie per abuis niet een conceptcontrolerapport is verzonden en de behandeling van de bezwaarschriften te lang heeft geduurd, is onvoldoende om te concluderen dat verweerder zodanig in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel heeft gehandeld dat de naheffingsaanslagen zouden moeten worden verminderd of vernietigd. Eiser heeft voordat de naheffingsaanslagen werden opgelegd het definitieve controlerapport van 9 juni 2015 ontvangen waarin duidelijk is uiteengezet waarom en op welke bedragen de naheffingsaanslagen zouden worden opgelegd. Eiser is door het niet toesturen van het conceptcontrolerapport dan ook niet in zijn verdediging geschaad. Anders dan eiser kennelijk afleidt uit de bij overweging 3 aangehaalde zinsnede uit de brief van 23 juni 2015, leidt het niet hebben ontvangen van het conceptrapport er niet toe dat verweerder geen gebruik mocht maken van zijn bevoegdheid naheffingsaanslagen op te leggen.

13. In de toelichting op de uitspraken op bezwaar is verweerder ingegaan op alle punten die eiser in bezwaar heeft aangedragen. De rechtbank volgt eiser dan ook niet in zijn stelling dat de uitspraak op bezwaar onvolledig is. Eiser heeft verder niet geconcretiseerd waaruit de door hem gestelde onjuistheden in de uitspraken op bezwaar of de toelichting daarop bestaan. Ook daarin ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding de naheffingsaanslagen te verminderen of te vernietigen.

14. Eiser heeft geen afzonderlijke gronden aangevoerd tegen de renteberekeningen. Gesteld noch gebleken is dat de oorspronkelijke rentebeschikkingen in strijd met het bepaalde in hoofdstuk VA van de Awr zijn vastgesteld en berekend. Verweerder heeft uit coulanceoverwegingen de termijn voor de renteberekening in bezwaar teruggebracht tot de periode tussen het einde van het betreffende belastingjaar en 7 juli 2013 (twee maanden nadat het boekenonderzoek heeft plaatsgevonden). Daarmee heeft verweerder voldoende rekening gehouden met het feit dat tussen het boekenonderzoek en de naheffingsaanslagen een ongebruikelijk lange termijn is verstreken. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding de rentebeschikkingen verder te matigen dan wel terug te brengen tot nihil.

15. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dienen de beroep ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Ebbeling, rechter, in aanwezigheid van

mr. M.A.H. Strik, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2018.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,

2500 EH Den Haag.

ECLI:NL:RBDHA:2018:501