Naheffingsaanslagen voor ten onrechte geclaimde aftrek voorbelasting juist
Naar aanleiding van een boekenonderzoek zijn aan eiseres naheffingsaanslagen omzetbelasting 2012 tot en met 2016 opgelegd.
De vraag voor Rechtbank Noord-Nederland is of de naheffingsaanslagen op de juiste bedragen zijn vastgesteld. Eiseres is strafrechtelijk veroordeeld voor feiten welke met de in geschil zijnde naheffingsaanslagen te maken hebben. Tegen de strafrechtelijke veroordeling is hoger beroep ingesteld. Rechtbank Noord-Nederland benadrukt dat deze uitspraak alleen ziet op de juiste vaststelling van de in geschil zijnde naheffingsaanslagen. De strafrechtelijke veroordeling houdt alleen in dat de strafrechter een straf heeft opgelegd omdat eiseres (onder meer) onjuiste aangiften heeft gedaan. Daarmee is de belastingheffing zelf nog niet gecorrigeerd. Dat heeft de Belastingdienst gedaan door de naheffingsaanslagen op te leggen. Deze rechtbank gaat nu alleen bekijken of die naheffingsaanslagen kloppen.
Vast staat dat eiseres in de jaren 2012, 2014 en 2015 ten onrechte aftrek van voorbelasting heeft geclaimd. De naheffingsaanslagen voor die jaren zijn bij uitspraak op bezwaar op de juiste bedragen vastgesteld, zo is ter zitting vast komen te staan.
Aan de naheffingsaanslag over het jaar 2013 liggen verschillende correcties ten grondslag. Omdat niet is uit te sluiten dat er mogelijk dubbeltellingen zijn opgetreden stelt de rechtbank de naheffingsaanslag vast op het bedrag dat eiseres daadwerkelijk aan teruggaven heeft ontvangen.
Aan de naheffing omzetbelasting 2016 ligt toepassing van artikel 29 lid 2 Wet OB (tekst 2016) ten grondslag. Omdat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres de in 2016 nog openstaande facturen niet meer zou kunnen betalen, heeft de Belastingdienst de op basis van die facturen in aftrek gebrachte voorbelasting terecht nageheven. Dat een deel vermoedelijk in 2015 nageheven had moeten worden heeft geen gevolgen nu het tijdvak waar de naheffingsaanslag op ziet 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016 is.
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 14-01-2021
- Datum publicatie
- 21-01-2021
- Zaaknummer
- AWB LEE – 19 _ 146, 19 _ 2074, 19 _ 3915
- Rechtsgebieden
- Belastingrecht
- Bijzondere kenmerken
- Eerste aanleg – meervoudig
- Inhoudsindicatie
-
Naar aanleiding van een boekenonderzoek zijn aan eiseres naheffingsaanslagen in de omzetbelasting opgelegd over de jaren 2012 tot en met 2016.
Vast staat dat eiseres in de jaren 2012, 2014 en 2015 ten onrechte aftrek van voorbelasting heeft geclaimd. De naheffingsaanslagen voor zover die zien op deze jaren zijn bij uitspraak op bezwaar op de juiste bedragen vastgesteld, zo is ter zitting vast komen te staan.
Aan de naheffingsaanslag over het jaar 2013 liggen verschillende correcties ten grondslag. Omdat niet is uit te sluiten dat er mogelijk dubbeltellingen zijn opgetreden stelt de rechtbank de naheffingsaanslag vast op het bedrag dat eiseres daadwerkelijk aan teruggaven heeft ontvangen.
Aan de naheffing omzetbelasting over 2016 ligt toepassing van artikel 29, tweede lid, van de Wet omzetbelasting 1968 (tekst 2016) ten grondslag. Omdat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres de in 2016 nog openstaande facturen niet meer zou kunnen betalen, heeft verweerder de op basis van die facturen in aftrek gebrachte voorbelasting terecht nageheven. Dat een deel vermoedelijk in 2015 nageheven had moeten worden heeft geen gevolgen nu het tijdvak waar de naheffingsaanslag op ziet 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016 is.
- Vindplaatsen
- Rechtspraak.nl
Viditax (FutD), 21-01-2021 - Verrijkte uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 19/146, LEE 19/2074 en LEE 19/3915
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 14 januari 2021 in de zaak tussen
(vertegenwoordiger: [naam dga van eiseres] ),
en
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Leeuwarden, verweerder
(gemachtigde: drs. [gemachtigde van verweerder] ).
Procesverloop
LEE 19/146
Verweerder heeft voor het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 aan eiseres met dagtekening 27 december 2017 een naheffingsaanslag opgelegd in de omzetbelasting ten bedrage van € 5.474. Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 1.032 aan belastingrente in rekening gebracht.
Bij uitspraak op bezwaar van 1 februari 2019 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
LEE 19/2074
Verweerder heeft voor het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 aan eiseres met dagtekening 27 december 2018 een naheffingsaanslag opgelegd in de omzetbelasting ten bedrage van € 7.780. Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 1.545 aan belastingrente in rekening gebracht.
Bij uitspraak op bezwaar van 3 mei 2019 heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 7.580. De belastingrente heeft verweerder overeenkomstig verminderd.
LEE 19/3915
Verweerder heeft voor het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016 aan eiseres met dagtekening 25 april 2019 een naheffingsaanslag opgelegd in de omzetbelasting ten bedrage van € 83.625. Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 12.408 aan belastingrente in rekening gebracht.
Bij uitspraak op bezwaar van 1 november 2019 heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 79.805. De belastingrente heeft verweerder overeenkomstig verminderd.
LEE 19/146, LEE 19/2074 en LEE 19/3915
Eiseres heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft in elke zaak een verweerschrift ingediend.
Eiseres en verweerder hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 december 2020. Namens eiseres is haar vertegenwoordiger verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door mr. [naam medewerker Belastingdienst] .
Overwegingen
Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Tijdvak | Af te dragen omzetbelasting | In aftrek gebrachte voorbelasting | Bedrag teruggave n.a.v. aangifte |
Eerste kwartaal 2012 | € nihil | € 4.133 | € nihil |
Tweede kwartaal 2012 | € nihil | € 3.810 | € 3.810 |
Derde kwartaal 2012 | € nihil | € 720 | € 720 |
Vierde kwartaal 2012 | € nihil | € 944 | € 944 |
Totaal | € nihil | € 9.607 | € 5.474 |
Tijdvak | Af te dragen omzetbelasting | In aftrek gebrachte voorbelasting | Bedrag teruggave n.a.v. aangifte |
Januari 2013 | onbekend | onbekend | € 820 |
Februari 2013 | € nihil | € nihil | € nihil |
Maart 2013 | € nihil | € 112 | € 112 |
April 2013 | € 63 | € 705 | € 642 |
Mei 2013 | € 278 | € 278 | € nihil |
Juni 2013 | € nihil | € 242 | € 242 |
Juli 2013 | € nihil | € nihil | € nihil |
Augustus 2013 | € nihil | € nihil | € nihil |
September 2013 | € nihil | € nihil | € nihil |
Oktober 2013 | € nihil | € 240 | € 240 |
November 2013 | € nihil | € 4.220 | € 4.220 |
December 2013 | € nihil | € 743 | € 743 |
Totaal | onbekend | onbekend | € 7.019 |
Tijdvak | Af te dragen omzetbelasting | In aftrek gebrachte voorbelasting | Bedrag teruggave n.a.v. aangifte |
Januari 2014 | € 933 | € 4.330 | € 3.397 |
Februari 2014 | € 420 | € 4.275 | € 3.855 |
Maart 2014 | € 420 | € 3.700 | € 3.280 |
April 2014 | € nihil | € 2.320 | € 2.320 |
Mei 2014 | € nihil | € 3.830 | € 3.830 |
Juni 2014 | € nihil | € 3.720 | € 3.720 |
Juli 2014 | € nihil | € 2.870 | € 2.870 |
Augustus 2014 | € nihil | € 3.120 | € 3.120 |
September 2014 | € nihil | € 3.220 | € 3.220 |
Oktober 2014 | € nihil | € 3.220 | € 3.220 |
November 2014 | € 396 | € 3.640 | € 3.244 |
December 2014 | € 335 | € 4.320 | € 3.985 |
Totaal | € 2.504 | € 42.565 | € 40.061 |
Tijdvak | Af te dragen omzetbelasting | In aftrek gebrachte voorbelasting | Bedrag teruggave n.a.v. aangifte |
Januari 2015 | € 651 | € 3.977 | € 3.326 |
Februari 2015 | € nihil | € 3.960 | € 3.960 |
Maart 2015 | € nihil | € 3.420 | € 3.420 |
April 2015 | € nihil | € 3.730 | € 3.730 |
Mei 2015 | € nihil | € 3.840 | € 3.840 |
Juni 2015 | € nihil | € 3.845 | € 3.845 |
Juli 2015 | € nihil | € 3.820 | € 3.820 |
Augustus 2015 | € nihil | € 3.820 | € 3.820 |
September 2015 | € nihil | € 3.820 | € 3.820 |
Oktober 2015 | € nihil | € 3.820 | € 3.820 |
November 2015 | € nihil | € 3.820 | € nihil |
December 2015 | € nihil | € 40 | € 40 |
Totaal | € 651 | € 41.912 | € 37.441 |
Tijdvak | Af te dragen omzetbelasting | In aftrek gebrachte voorbelasting | Bedrag teruggave n.a.v. aangifte |
Januari 2016 | € nihil | € 78 | € 78 |
Februari 2016 | € nihil | € 38 | € 38 |
Maart 2016 | € nihil | € 60 | € 60 |
April 2016 | € nihil | € 33 | € 33 |
Mei 2016 | € nihil | € 30 | € 30 |
Juni 2016 | € nihil | € 42 | € 42 |
Juli 2016 | € nihil | € 66 | € 66 |
Augustus 2016 | € nihil | € nihil | € nihil |
September 2016 | € nihil | € 38 | € 38 |
Oktober 2016 | € nihil | € 125 | € 125 |
November 2016 | € nihil | € 145 | € 145 |
December 2016 | € nihil | € 104 | € 104 |
Totaal | € nihil | € 759 | € 759 |
Jaar | Totaalbedrag |
2014 | € 41.725 |
2015 | € 38.062 |
2016 | € 116 |
Bij november 2015 staat als opmerking “niet uitgekeerd na aankondiging controle”.
“Hallo [naam dga van eiseres] ,
Het probleem is dat je zelf aangiften omzetbelasting hebt gedaan over 2012 en deze teruggaven hebt gevraagd.
Omdat we met de jaarrekening dus niet uitkwamen met de btw voorbelasting op inkoop en onkosten ten bedrage van de teruggaven over 2012 zijn er btw bedragen opgenomen als crediteuren op de balans per 31 december 2012 omdat we anders een afrekening omzetbelasting over 2012 hadden moeten insturen voor het bedrag van de teruggaven van € 5.474. (In de hoop om dit in 2013 en 2014 te kunnen rechtzetten).
Dus over 2012 is ten onrechte teruggave btw gevraagd voor € 5.474. (…)”
“4.1 Opbrengsten
De aangegeven omzet over 2012 en 2013 bedraagt respectievelijk € 4.165 en € 42.007. De aangifte over het jaar 2014 is nog niet ingediend.
Gebleken is dat de omzet over het jaar 2013 niet juist is ingeboekt. De volgende verschillen zijn geconstateerd:
[verkooppunt 1] :Volgens het overzicht van [verkooppunt 1] is er een bedrag van € 1.000 niet in de administratie ingeboekt.
[verkooppunt 2] :Ter zake hiervan is de factuur ad € 2.675 niet in de administratie ingeboekt.
[verkooppunt 3] :De verkoop van tickets via [verkooppunt 3] is gestort op de bank. Het gaat om een bedrag van € 1.685, dit bedrag is door de boekhouder niet als omzet geboekt.
De correctie omzet is als volgt:
Correctie: | |
Jaar: | 2013 |
[verkooppunt 1] | € 1.000 |
[verkooppunt 2] | € 2.675 |
[verkooppunt 3] | € 1.685 |
Totaal | € 5.360 |
Af; inbegrepen omzetbelasting | € -303 |
Correctie hogere omzet | € 5.057 |
(…)
Onkosten/crediteuren
Bij de inboeking in de administratie zijn de volgende fouten geconstateerd:
Facturen [afnemer 1] :
In de administratie zijn in het jaar 2013 drie factureren van [afnemer 1] aangetroffen.
– Een factuur ad € 3.649,89 die niet in de administratie is geboekt maar waarvan wel een betaling ad € 1.500 is geboekt.
– Daarnaast is er een factuur ad € 2.783,15. Van deze factuur is echter ook weer een credit-factuur in de administratie aanwezig. De boekhouder heeft alleen de uitgaande factuur ad € 2.783,15 geboekt (op Crediteuren) maar niet de creditfactuur.
Per saldo dient de volgende correctie te worden aangebracht:
bruto | OB | Netto | |
Geboekt: | € 1.500 | € 261 | € 1.239 |
Crediteur | € 2.783 | € 486 | € 2.297 |
Totaal | € 4.283 | € 747 | € 3.536 |
Te boeken factuur | € 3.649 | € 633 | € 3.017 |
Correctie crediteuren/onkosten (2013) | € -634 | € -144 | € -519 |
In de door [naam voormalig accountant van eiseres] ingeboekte administratie is een betaling ad € 2.100 geboekt en als crediteur een bedrag ad € 3.020 opgenomen. De juiste factuur is echter € 4.240.
Daarnaast is er in de administratie een factuur en een credit-factuur aangetroffen ad € 7.260 die beide niet werden ingeboekt.
De juiste factuur is de factuur ad € 4.240 waarvan de helft € 2.120 is betaald.
Per saldo dient de volgende correctie te worden aangebracht:
bruto | OB | Netto | |
Geboekt: | € 2.120 | € 368 | € 1.752 |
Crediteur | € 3.020 | € 524 | € 2.496 |
Totaal | € 5.140 | € 892 | € 4.428 |
Te boeken factuur | € 4.240 | € 240 | € 4.000 |
Correctie crediteuren/onkosten (2013) | € -900 | € -652 | € -248 |
Van [afnemer 3] is er één juiste factuur ad € 1.694 in de administratie aangetroffen. Ook hier is een valse factuur en creditfactuur ad € 6.292 in de administratie aanwezig. De boekhouder heeft ten onrechte de factuur ad € 6.292 ingeboekt en de factuur ad € 1.694 niet ingeboekt.
Per saldo dient de volgende correctie te worden aangebracht:
bruto | OB | Netto | |
Geboekt: Crediteuren | € 6.292 | € 1.092 | € 5.200 |
Te boeken factuur | € 1.694 | € 294 | € 1.400 |
Correctie crediteuren/onkosten (2013) | € -4.598 | € -798 | € -3.800 |
Opgemerkt wordt dat de hiervoor besproken facturen van [afnemer 1] , [afnemer 2]
en [afnemer 3] vermoedelijk vals zijn en zijn opgemaakt om een hoger bedrag aan
voorbelasting te kunnen claimen. Deze facturen zijn bij een controle van de
Belastingdienst van de aangifte over de maand november 2013 opgezonden.
Vermoedelijk zijn daarna de credit-facturen opgemaakt.
(…)
Fraude voorbelasting
Belastingplichtige heeft op grote schaal gefraudeerd door maandelijks voorbelasting te claimen terwijl er geen of slechts geringe bedragen aan voorbelasting aftrekbaar waren. Bij periodieke opvraag door de Belastingdienst naar facturen is gebleken dat er valse facturen werden gemaakt om de voorbelasting aan te tonen. Nadat de teruggaven na controle van de aangifte over de maand november 2015 waren stopgezet en na de aankondiging van de controle begin 2016, is belastingplichtige met de frauduleuze handeling gestopt.
Omdat er door [naam voormalig accountant van eiseres] nog geen administratie over de jaren 2014 en 2015 was ingeboekt is door mij aan de hand van de bonnen, facturen en de crediteurenadministratie de teveel teruggevraagde voorbelasting berekend.
Dit heeft de navolgende correcties tot gevolg:
Correctie 2013 € 4.220
Correctie 2014 € 36.056
Correctie 2015 € 40.923
Gebleken is dat er bij de periodieke controle door de Belastingdienst van de
aangiften over de maanden juni 2014 en november 2015, door belastingplichtige
diverse valse facturen zijn opgemaakt om daarmee de voorbelasting aan te tonen.
Aansluitverschillen OB 2012 en 2013
Na de inboeking van de administratie over de jaren 2012 en 2013 door [naam voormalig accountant van eiseres] werd geconstateerd dat er verschillen waren tussen de voorbelasting zoals die in de aangiften omzetbelasting stonden vermeld en hetgeen uit de administratie bleek. Over het jaar 2012 (de start van de activiteiten) is zelfs gebleken dat er geen enkele voorbelasting aftrekbaar was terwijl er € 5.474 was teruggevraagd. Over het jaar 2013 was het verschil € 1.493.
Vreemd genoeg neemt de boekhouder geen schulden op de balans op van terug te betalen bedragen maar boekt men de verschillen als voorbelasting weg met een tegenboeking op crediteuren. Men had de hoop het in de volgende jaren recht te kunnen zetten. Gevolg was dat de terug te betalen bedragen aan omzetbelasting niet op de balans zichtbaar werden. Uiteraard werden er ook geen suppleties ingediend voor deze verschillen. De volgende correcties dienen plaats te vinden:
Correctie 2012 € 5.474
Correctie 2013 € 1.493
(…)
Artikel 29 lid 2 wet OB
Belastingplichtige kan niet meer aan zijn financiële verplichtingen voldoen. Hij geeft dit ook aan in correspondentie met deurwaarders en advocaten. Als de naheffingsaanslagen omzetbelasting zijn opgelegd wordt de financiële positie van de BV nog slechter. Het valt niet te verwachten dat hij nog aan zijn verplichtingen tegenover crediteuren kan voldoen. Op grond van de bepaling van artikel 29 lid 2 van de wet Omzetbelasting dient de geclaimde voorbelasting van openstaande crediteuren aan de fiscus terugbetaald te worden. Aan de hand van de crediteurenlijst is de terug te betalen voorbelasting berekend op € 6.646.
Correctie 2016 € 6.646
(…)
Jaren | 2016 | 2015 | 2014 | 2013 | 2012 |
Correctie 4.1 | € 303 | ||||
Correctie 4.3 | € 1.564 | ||||
Correctie 5.3 | € 40.923 | € 36.056 | € 4.220 | ||
Correctie 5.4 | € 1.493 | € 5.474 | |||
Correctie 5.6 | € 6.646 | ||||
Totalen correcties | € 6.646 | € 40.923 | € 36.056 | € 7.580 | € 5.474 |
De berekening van de heffingsrente is gebaseerd op de bovenstaande uitsplitsing.
Boete naheffing omzetbelasting
Overeenkomstig de berekende correcties in dit hoofdstuk worden over de jaren 2012, 2013, 2014 en 2015 naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd.
De naheffingsaanslagen zijn gebaseerd op artikel 20 lid 1 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen.
Op dit moment loopt er een strafrechtelijk onderzoek. Op grond van het una via-beginsel zullen deze naheffingsaanslagen zonder boete worden opgelegd.
Belastingplichtige heeft op 21 november 2017 een aankondigingsbrief naheffingsaanslag omzetbelasting ontvangen. Ter voorkoming van verjaring is er over het jaar 2012 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 5.474 (…)”
Geschil
2. In geschil is of de naheffingsaanslagen op de juiste bedragen zijn vastgesteld.
3. De rechtbank merkt op dat eiseres strafrechtelijk veroordeeld is voor feiten welke met de in geschil zijnde naheffingsaanslagen te maken hebben, en dat tegen de strafrechtelijke veroordeling hoger beroep is ingesteld (zie 1.20.). De rechtbank benadrukt dat deze uitspraak enkel ziet op de juiste vaststelling van de in geschil zijnde naheffingsaanslagen. De strafrechtelijke veroordeling houdt alleen in dat de strafrechter een straf heeft opgelegd omdat eiseres (onder meer) onjuiste aangiften heeft gedaan. Daarmee is de belastingheffing zelf nog niet gecorrigeerd. Dat heeft de inspecteur gedaan door de naheffingsaanslagen op te leggen. Deze rechtbank gaat nu alleen bekijken of die naheffingsaanslagen kloppen.
Beoordeling
Naheffing omzetbelasting 2013
4. De naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 bestaat uit vier soorten correcties (zie 1.16.). Ter zitting is besproken dat op basis van de beschikbare gegevens niet uit is te sluiten dat door de verschillende soorten correcties mogelijk dubbeltellingen zijn opgetreden. Op zichzelf betwist eiseres niet dat de teruggaven ten onrechte hebben plaatsgevonden. De rechtbank heeft daarom ter zitting voorgesteld om de naheffingsaanslag vast te stellen op € 7.019, zijnde het totaalbedrag dat eiseres over het jaar 2012 daadwerkelijk aan teruggaven heeft ontvangen (zie 1.5.). Partijen hebben op de zitting verklaard hiermee akkoord te gaan.
5. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de naheffingsaanslag 2013 verminderen tot een bedrag van € 7.019.
Naheffing omzetbelasting 2012, 2014 en 2015
6. De rechtbank stelt voorop dat de naheffingsaanslagen voor zover die zien op de tijdvakken 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 en 1 januari 2014 tot en met 31 december 2015 geheel betrekking hebben op correcties van ten onrechte in aftrek gebrachte voorbelasting.
7. Eiseres heeft ter zitting verklaard dat de bedragen aan ten onrechte in aftrek gebrachte voorbelasting, zoals in het overzichtsproces‑verbaal van de FIOD zijn opgenomen juist zijn. De door verweerder in verband hiermee in eerste instantie nageheven bedragen verschillen niet van de in het proces‑verbaal van de FIOD opgenomen bedragen. Eiseres heeft vervolgens desgevraagd bevestigd dat de bedragen van de naheffingsaanslagen voor zover die zien op 2012, 2014 en 2015 – na verlaging in de uitspraken op bezwaar – juist zijn. Dat betekent dat er ten aanzien van deze bedragen geen geschil (meer) bestaat tussen partijen.
8. Gelet op het voorgaande heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank de bedragen van naheffingsaanslagen voor zover die zien op de jaren 2012, 2014 en 2015 juist vastgesteld.
Naheffing omzetbelasting 2016
9. De naheffingsaanslag over de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016 is, voor zover die ziet op de tijdvakken 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016, gebaseerd op artikel 29, tweede lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (tekst 2016). In dit artikellid is bepaald dat de ondernemer die belasting in aftrek heeft gebracht ter zake van aan hem verrichte leveringen van goederen en diensten, het afgetrokken bedrag verschuldigd is op het tijdstip waarop en voor zover redelijkerwijs moet worden aangenomen dat hij de vergoeding waarop dat bedrag betrekking heeft, niet of niet geheel zal betalen. De belasting wordt daarbij in ieder geval verschuldigd twee jaren na de opeisbaarheid van de vergoeding, voor zover deze op dat tijdstip nog niet is betaald.
10. De nageheven omzetbelasting over het tijdvak 2016 is gebaseerd op het door eiseres tijdens het boekenonderzoek opgestelde overzicht van nog (deels) openstaande facturen zoals opgenomen in bijlage 18 van het verweerschrift in zaaknummer LEE 19/3915. Ter zitting heeft eiseres bevestigd dat dit overzicht geen valse facturen bevat en dat deze facturen allemaal als zodanig zijn verantwoord in de aangiften omzetbelasting. Gelet daarop zijn er naar het oordeel van de rechtbank geen dubbeltellingen met de correcties over 2012 tot en met 2015.
11. Tussen partijen is niet in geschil dat in 2016 vaststond dat eiseres de (deels) openstaande facturen niet meer zou betalen. Evenmin is in geschil dat het bedrag aan omzetbelasting dat is toe te rekenen aan de onbetaald gebleven (delen van de) facturen € 6.646 bedraagt.
12. De rechtbank overweegt dat enkele facturen, gelet op de datum waarop deze vermoedelijk opeisbaar zijn geworden, reeds in 2015 nageheven hadden moeten worden in verband met de grens van twee jaren na opeisbaarheid. Dit is op de zitting met partijen besproken. Nu de naheffingsaanslag ziet op de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016, vallen ook de tijdvakken in 2015 echter binnen het naheffingstijdvak. Juridisch dekt de naheffingsaanslag dus ook de correcties die al in 2015 hadden moeten plaatsvinden. Dat binnen de naheffingsaanslag de correctie in eerste instantie in zijn geheel is toegerekend aan 2016, is voorts enkel in het voordeel van eiseres, omdat de belastingrente over dit bedrag pas vanaf een later tijdstip is berekend.
13. Gelet op het voorgaande heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank de naheffingsaanslag voor zover die ziet op het niet meer voldoen van de openstaande facturen, juist vastgesteld.
Belastingrente
14. Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Eiseres heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente aangevoerd. Nu de met de beschikking belastingrente samenhangende naheffingsaanslag omzetbelasting voor het jaar 2013 zal worden verminderd, zal de rechtbank de belastingrente dienovereenkomstig verminderen. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de beschikkingen belastingrente bij de andere naheffingsaanslagen.
Conclusie
15. Het beroep in zaaknummer LEE 19/2074 is gegrond. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar. De rechtbank vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 7.019. De rechtbank vermindert de belastingrente dienovereenkomstig.
16. Omdat de rechtbank het beroep in zaaknummer LEE 19/2074 gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar in die zaak betaalde griffierecht van € 345 vergoedt.
17. De beroepen in zaaknummers LEE 19/146 en LEE 19/3915 zijn ongegrond.
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, nu eiseres ter zitting haar verzoek om een kostenvergoeding heeft ingetrokken.
Beslissing
Zaaknummers LEE 19/146 en LEE 19/3915
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Zaaknummer LEE 19/2074
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 7.019;
- vermindert de belastingrente dienovereenkomstig;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar en
- draagt verweerder op het in zaaknummer LEE 19/2074 betaalde griffierecht van € 345 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is op 14 januari 2021 gedaan door mr. A. Heidekamp, voorzitter, en mr. P.P.D. Mathey-Bal en mr. M. Nusmeier, leden, in aanwezigheid van mr. J.P. Raateland, griffier. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
w.g. griffier w.g. voorzitter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.