Nultarief niet van toepassing op handel in gebruikte auto’s
Een eenmanszaak exploiteert een sportschool en handelt in gebruikte auto’s. Bij een boekenonderzoek zijn in de administratie van belanghebbende ten aanzien van 97 transacties met auto’s documenten aangetroffen. Op de verkoopfacturen heeft belanghebbende geen btw vermeld. In de administratie zijn voor 13 van deze 97 transacties stukken aangetroffen die belanghebbende aanduidt als vervoersdocumenten.
De Belastingdienst heeft een verzoek om inlichtingen gedaan aan de belastingdienst in Italië. Naar aanleiding van het boekenonderzoek zijn naheffingsaanslagen en boete- en belastingrentebeschikkingen opgelegd.
De vraag is of belanghebbende het nultarief mocht toepassen en of de boeten passend en geboden zijn.
Naar het oordeel van het Hof is belanghebbende niet geslaagd in de op hem rustende bewijslast. Daarbij neemt het Hof in aanmerking dat de documenten uit de administratie van belanghebbende dermate gebrekkig zijn dat de daarin voorkomende gegevens naar hun aard niet geschikt zijn om het vervoer van de in geding zijnde goederen ten tijde van de transacties aan te tonen. De door belanghebbende opgestelde documenten roepen vragen op die belanghebbende ter zitting niet heeft kunnen beantwoorden. Belanghebbende heeft volgens het Hof niet aannemelijk gemaakt dat hij het nultarief op de transacties mocht toepassen.
- Instantie
- Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 16-01-2020
- Datum publicatie
- 22-01-2020
- Zaaknummer
- 18/00707 en 18/00708
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2018:6522, Bekrachtiging/bevestiging
- Rechtsgebieden
- Belastingrecht
- Bijzondere kenmerken
- Hoger beroep
- Inhoudsindicatie
-
Belanghebbende heeft het nultarief toegepast op transacties met auto’s. In geschil is of hij het nultarief mocht toepassen en of de boeten passend en geboden zijn.
- Vindplaatsen
- Rechtspraak.nl
Viditax (FutD), 22-01-2020 - Verrijkte uitspraak
Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 18/00707 en 18/00708
Uitspraak op het hoger beroep van
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 22 november 2018, nummers BRE 17/2396 en 17/2397 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
inzake na te noemen naheffingsaanslagen en beschikkingen.
1Ontstaan en loop van het geding
– aanslagnummer [aanslagnummer] F.01.4501 over de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 ten bedrage van € 253.981 aan belasting, alsmede bij beschikking een boete van € 126.990 en belastingrente van € 14.787;
– aanslagnummer [aanslagnummer] F.01.5501 over de periode 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 ten bedrage van € 28.859 aan belasting, alsmede bij beschikking een boete van € 14.429 en belastingrente van € 525.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur, bij in één geschrift vervatte uitspraken, de naheffingsaanslagen, de boetebeschikkingen en de beschikkingen belastingrente gehandhaafd.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 508. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
In de administratie van belanghebbende zijn voor 13 van deze 97 transacties stukken aangetroffen die belanghebbende aanduidt als vervoersdocumenten. Deze documenten vermelden het volgende:
De naam en adres waaronder belanghebbende handelt, de naam en adres van de afnemer van de desbetreffende auto, de plaats van bestemming, de plaats van in ontvangstneming van de goederen, het type en chassisnummer van de desbetreffende auto, onder de rubriek “vervoerder” de naam van de afnemer van belanghebbende, de plaats waar het stuk is opgemaakt en onderaan handtekening en stempel afzender, vervoerder en geadresseerde. Onder deze laatste aanduidingen staan parafen en in enkele gevallen een stempel met de naam van de afnemer.
3Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
I. Heeft de Inspecteur alle op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd?
II. Heeft de Inspecteur terecht toepassing van het nultarief geweigerd?
III Heeft de Inspecteur de boeten terecht opgelegd en zijn deze passend en geboden?
Belanghebbende is van mening dat deze vragen ontkennend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
4Gronden
Ten aanzien van het geschil
Vraag I: Op de zaak betrekking hebbende stukken
Vraag II: Toepassing van het nultarief
Ten aanzien van de transacties zonder de in 2.3 genoemde documenten
Ten aanzien van de transacties met de in 2.3 genoemde documenten
Vraag III: Vergrijpboeten
Slotsom
Ten aanzien van het griffierecht
Ten aanzien van de proceskosten
5Beslissing
Het Hof:
– bevestigt de uitspraak van de Rechtbank voor het overige.
Aldus gedaan op 16 januari 2020 door J.M. van der Vegt, voorzitter, P. Fortuin en D.A. Hofland, in tegenwoordigheid van J.W.J. van der Heijden, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.
De uitspraak is alleen door de voorzitter ondertekend aangezien de griffier is verhinderd deze te ondertekenen.
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.
- Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
- Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
- de naam en het adres van de indiener;
- een dagtekening;
- een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- e gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 22-11-2018
- Datum publicatie
- 02-04-2019
- Zaaknummer
- AWB – 17 _ 2396
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2020:131, Bekrachtiging/bevestiging
- Rechtsgebieden
- Belastingrecht
- Bijzondere kenmerken
- Eerste aanleg – meervoudig
- Inhoudsindicatie
-
Omzetbelasting / formeel recht / 0%-tarief i.v.m. intracommunautaire leveringen?, consequentie schending artikel 8:42 Awb?
De rechtbank verbindt geen gevolgen aan het niet door de inspecteur overleggen van alle op de zaak betrekking hebbende stukken, nu zij uitspraak kan doen op basis van de processtukken en het verhandelde ter zitting.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende niet, aan de hand van boeken en bescheiden, aannemelijk gemaakt dat het 0%-tarief, i.v.m. intracommunautaire leveringen, terecht is toegepast.
Wel matiging van de boeten.
- Wetsverwijzingen
- Algemene wet bestuursrecht 8:42
- Vindplaatsen
- Rechtspraak.nl
Viditax (FutD), 03-04-2019
FutD 2019-0982 - Verrijkte uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 17/2396 en 17/2397
uitspraak van 22 november 2018
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] domicilie kiezende te [plaats ] ,belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1Ontstaan en loop van het geding
– over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 ( aanslagnummer [aanslagnummer].F.01.4501 ) van € 253.981. Tegelijkertijd is bij beschikkingen een boete opgelegd van € 126.990 en belastingrente in rekening gebracht van € 14.787;
– over het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 ( aanslagnummer [aanslagnummer].F.01.5501 ) van € 28.859. Tegelijkertijd is bij beschikkingen een boete opgelegd van € 14.429 en belastingrente in rekening gebracht van € 525.
2Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
3Geschil
Tussen partijen is in geschil of belanghebbende, op de door hem verrichte leveringen van auto’s, terecht het 0%-tarief heeft toegepast en of de boete- en rentebeschikkingen terecht en tot niet te hoge bedragen zijn opgelegd.
Belanghebbende heeft zijn stellingen dat de tenaamstelling van de naheffingsaanslagen onjuist is, dat de inspecteur stukken onbevoegd heeft verkregen en dat het verdedigingsbeginsel is geschonden, laten varen.
4Beoordeling van het geschil
De op de zaak betrekking hebbende stukken
De naheffingsaanslagen
Naar het oordeel van de rechtbank is belanghebbende niet geslaagd in zijn bewijslast. Hij heeft in het geheel geen boeken en bescheiden in de procedure ingebracht op basis waarvan geconcludeerd kan worden dat hij het 0%-tarief terecht heeft toegepast.
Bij het verweerschrift is een aantal bewijzen gevoegd van registratie van door belanghebbende geleverde auto’s in Italië, maar van deze auto’s heeft de inspecteur onweersproken aangevoerd dat belanghebbende stelt dat levering aan de Duitse afnemer heeft plaatsgevonden. Gelet op de data van de facturen van belanghebbende aan de Duitse afnemer in verband met de levering van de auto’s en de Italiaanse registratie van de auto’s, acht de rechtbank niet aannemelijk dat de auto’s in het kader van de levering door belanghebbende aan de Duitse afnemer van Nederland naar Italië zijn vervoerd. Dit blijkt niet uit de stukken en daarvoor liggen de data van de facturen van belanghebbende aan de Duitse afnemers en de Italiaanse registratie van de auto’s te ver uit elkaar. Met betrekking tot de leveringen van de auto’s aan de Italiaanse koper is de registratie in Italië om dezelfde reden onvoldoende bewijs dat de auto’s in het kader van die verkoop naar Italië zijn vervoerd.
Verder heeft de controleur ter zitting verklaard dat in de administratie van belanghebbende in- en verkoopfacturen met betrekking tot de auto’s zijn aangetroffen en dat op de verkoopfacturen buitenlandse adressen stonden vermeld. De rechtbank overweegt dat hiermee een begin van bewijs is geleverd, maar dat dit op zichzelf nog onvoldoende is. Het op de facturen vermelden van adressen in het buitenland betekent immers geenszins dat de auto’s ook daadwerkelijk naar die adressen zijn vervoerd.
Tot slot zouden in de administratie van belanghebbende, voor wat betreft de leveringen door belanghebbende in de periode tot 30 september 2014, vervoersdocumenten zijn opgenomen. Van deze documenten heeft de inspecteur echter gemotiveerd de betrouwbaarheid bestreden. Bovendien zouden de aan de Belgische afnemer geleverde auto’s volgens de vervoersdocumenten in Brussel in ontvangst zijn genomen, terwijl belanghebbende heeft verklaard dat de auto’s door de afnemer in Kerkrade werden opgehaald.
De rechtbank acht op grond van deze overwegingen mede in onderlinge samenhang beschouwd niet met boeken en bescheiden aannemelijk gemaakt dat het 0%-tarief kan worden toegepast.
De boeten
De belastingrente
Conclusie
5Proceskosten
6Beslissing
De rechtbank:
- -verklaart de beroepen gegrond voor zover deze betrekking hebben op de boetebeschikkingen;
- -vernietigt de uitspraken op bezwaar voor zover deze betrekking hebben op de boetebeschikkingen;
- -vermindert de ten aanzien van het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 opgelegde boete tot € 81.000 en vermindert de ten aanzien van het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 opgelegde boete tot € 9.000;
- -verklaart de beroepen voor het overige ongegrond;
– veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 2.251,50;
– gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 168 aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 22 november 2018 door mr. drs. M.M. de Werd, voorzitter, mr. C.A.F.M. Stassen en mr. M.W.C. Soltysik, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. I. van Wijk, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 – het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.