Plaatsing zonnepanelen geeft geen recht op btw-aftrek bouw woning en aanschaf perceel
Een man-vrouwfirma (VOF) verhuurt een werkkamer aan de holding van de man, waarbij is gekozen voor belaste verhuur voor de btw. In de huurovereenkomst is opgenomen dat de huurder ook gebruik mag maken van de centrale hal, de woonkamer, de keuken/koffiecorner, de parkeerplaatsen, de garage, de aanwezige sanitaire voorzieningen en de watervoorzieningen van de woning.
Volgens het Hof ontbreekt een rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen de levering van energie met zonnepanelen en de aanschaf van het perceel en de bouw van de woning. Het Hof vindt dat belanghebbende blijk geeft van een onjuiste visie op causaliteit door te stellen dat het perceel grond wordt aangeschaft en daarop een hele woning wordt gebouwd om de plaatsing van zonnepanelen te realiseren. Met de stelling dat het pand en het perceel ten dienste staan van het opwekken van energie ontkent belanghebbende de woonfunctie van het pand en het perceel. Niet is gesteld of gebleken dat de kosten van de bouw van de woning op enigerlei wijze rechtstreeks of als algemene kosten zijn verdisconteerd in de prijs die door belanghebbende van de energiemaatschappij voor de levering van elektriciteit wordt ontvangen.
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 07-05-2019
- Datum publicatie
- 17-05-2019
- Zaaknummer
- 18/00445
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2018:1612, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Rechtsgebieden
- Belastingrecht
- Bijzondere kenmerken
- Hoger beroep
- Inhoudsindicatie
-
OB. Omvang aftrek van voorbelasting in verband met belaste verhuur werkkamer. Geeft de plaatsing van zonnepanelen recht op aftrek van voorbelasting die drukt op de aanschaf van een perceel bouwgrond en de bouw van een woning?
- Vindplaatsen
- Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM – LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummer 18/00445
uitspraakdatum: 7 mei 2019
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 9 april 2018, nummer AWB 17/2528, ECLI:NL:RBGEL:2018:1612, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)
1Ontstaan en loop van het geding
2Vaststaande feiten
omzetbelasting bouw woning (9,4% x € 108.436,17) € 10.193
omzetbelasting aanschaf perceel (9,4% x 14,44% x € 110.900,83) € 1.508
omzetbelasting aanschaf en installatie van de zonnepanelen € 3.787
totaal € 15.488
3Geschil
In geschil is in hoeverre belanghebbende de voorbelasting over de aan haar verrichte prestaties, zijnde de aanschaf van het perceel en de bouw van de woning, kan aftrekken.
4Beoordeling van het geschil
Verhuur
Zonnepanelen
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.
5Griffierecht en proceskosten
Nu het Hof het hoger beroep gegrond verklaart, dient de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht te vergoeden.
Het Hof ziet aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende voor de behandeling van het bezwaar, beroep en het hoger beroep heeft moeten maken.
De Rechtbank heeft de kosten voor de behandeling van het bezwaar en het beroep vastgesteld op € 1.002. Daartegen zijn in hoger beroep geen grieven aangevoerd, zodat het Hof daarvan zal uitgaan.
Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.024 voor de kosten in hoger beroep (2 punten (hogerberoepschrift en bijwonen zitting) x wegingsfactor 1 x € 512).
6Beslissing
Het Hof:
- -vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissingen omtrent de proceskosten en het griffierecht,
- -verklaart het bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond,
- -vernietigt de uitspraak van de Inspecteur,
- -gelast dat de Inspecteur voor het derde kwartaal 2016 een teruggaaf verleent van € 19.343,28,
- -veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende in hoger beroep tot een bedrag van € 1.024, en
- -gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het in hoger beroep betaalde griffierecht vergoedt van € 508.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Keulemans, voorzitter, mr. A. van Dongen en mr. A.I. van Amsterdam, in tegenwoordigheid van dr. J.W.J. de Kort als griffier.
De beslissing is op 7 mei 2019 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(J.W.J. de Kort) (A.E. Keulemans)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH DEN HAAG.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 – het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 09-04-2018
- Datum publicatie
- 13-04-2018
- Zaaknummer
- AWB – 17 _ 2528
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2019:3986, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Rechtsgebieden
- Belastingrecht
- Bijzondere kenmerken
- Mondelinge uitspraak
- Inhoudsindicatie
-
Omzetbelasting. Zakelijk gebruik van de woning door zonnepanelen en door verhuur van een werkkamer aan de eigen bv. Zonnepanelen op nieuw gebouwde woning. Mate van zakelijk gebruik van de woning door de plaatsing van de zonnepanelen op het dak. De rechtbank volgt de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden van 28 november 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:10387) en rekent alleen de meters van het dak onder de zonnepanelen als zakelijke meters. Voor de verhuur van de werkkamer is de vraag of het medegebruik van de overige ruimtes van de woning (wc, keuken, woonkamer, hal, garage) de mate van zakelijk gebruik van de woning groter maakt. De rechtbank oordeelt van niet en baseert zich daarbij op het uitzonderingskarakter van de optie voor belaste verhuur en op uitleg van het arrest van de HR van 4 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:783.
- Vindplaatsen
- Rechtspraak.nl
V-N Vandaag 2018/823
V-N 2018/31.2.5
Viditax (FutD), 16-04-2018
FutD 2018-1184 met annotatie van Fiscaal up to Date
NTFR 2018/1105 met annotatie van Drs. C. Verweij - Verrijkte uitspraak
Uitspraak
RechtbanK gelderland
Team belastingrecht
zaaknummer: AWB 17/2528
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van
9 april 2018 in de zaak tussen
Samenwerkingsverband [X] en [Y] , gevestigd te [Z] , eiseres
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Utrecht, verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 28 april 2017 op het bezwaar van eiseres tegen de beschikking teruggaaf omzetbelasting over het tijdvak 1 juli 2016 tot en met
30 september 2016.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2018. Namens eiseres zijn verschenen de gemachtigde en [A] . Namens verweerder zijn verschenen [gemachtigde] en mr. drs. [B] .
Beslissing
De rechtbank:
- -verklaart het beroep gegrond;
- -vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- -bepaalt dat verweerder 12,5% van de omzetbelasting die drukt op de bouwkosten van de woning en 1,36% van de omzetbelasting die drukt op (de koopprijs van) het perceel bouwgrond teruggeeft, rekening houdend met het percentage van de omzetbelasting dat al is teruggegeven;
- -bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- -veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 1.002;
- -gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 333 vergoedt.
Overwegingen
Vooraf
1. Het beroep is ingesteld door de gemachtigde namens de maatschap [X] (hierna: [X] ) en [Y] (hierna: [Y] ). Het bezwaar is echter ingesteld namens (de natuurlijke personen) [X] en [Y] en uit de stukken blijkt niet dat [X] en [Y] een maatschap vormen. Een maatschapsovereenkomst en een inschrijving in de KvK ontbreken en het btw-nummer staat op naam van [X] . Ter zitting hebben partijen verklaard uit praktische overwegingen te hebben gekozen voor de maatschap als indiener van het beroep, omdat de Belastingdienst de kwalificatie “samenwerkingsverband” niet in haar computersystemen kan verwerken. Ter zitting is met partijen afgesproken om de indiener van het beroep aan te duiden als Samenwerkingsverband [X] en [Y] . De achtergrond van die afspraak is dat het bestaan van de maatschap voor de rechtbank niet aannemelijk is geworden en de rechtbank het beroepschrift zo heeft begrepen dat de gemachtigde heeft bedoeld om namens het Samenwerkingsverband [X] en [Y] beroep in te stellen.
Feiten
2. [X] en [Y] hebben in 2015 een perceel bouwgrond gekocht. Zij hebben hierop een woning laten bouwen. De woning bedekt 14,44% van het perceel. Op het dak van de woning hebben zij zonnepanelen laten installeren. Deze zonnepanelen zijn verzonken in het dak, maar ze hebben niet de functie van dakbedekking. Die functie wordt op die plek vervuld door een speciaal folie dat onder de panelen is aangebracht. Op 1 september 2016 hebben [X] en [Y] de woning in gebruik genomen en sindsdien wonen zij daar met hun kinderen.
3. [X] is directeur-grootaandeelhouder van [C] BV (hierna: [C] ).
4. Vanaf 1 september 2016 verhuren [X] en [Y] een werkkamer aan [C] ten behoeve van het werk van [X] voor [C] . Hierbij is gekozen voor belaste verhuur in de zin van artikel 11, eerste lid, onderdeel b, onder 5º, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB). De werkkamer beslaat 9,4% van de woning. In de huurovereenkomst staat dat de huurder ook gebruik mag maken van de centrale hal van de woning, de woonkamer, de keuken/koffiecorner, de parkeerplaatsen, de garage, de wc en de watervoorzieningen (hierna ook: de overige ruimten).
5. [X] heeft aangifte omzetbelasting gedaan over het tijdvak 1 juli 2016 tot en met 30 september 2016 naar een bedrag van € 1.262 negatief. Bij beschikking van 4 november 2016 heeft verweerder een teruggaaf verleend tot dit bedrag. [X] en [Y] hebben bezwaar gemaakt tegen deze beschikking. Zij hebben verzocht om een teruggaaf van € 157.721. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder alleen aftrek van voorbelasting voor de werkkamer toegestaan en de teruggaafbeschikking vastgesteld op € 14.226. Dit bedrag bestaat uit 9,4% van de btw die drukt op de bouwkosten van de woning en (9,4% maal 14,44%=) 1,36% van de btw die drukt op de aanschaf van het perceel.
Geschil
6. In geschil is de hoogte van de aftrek voorbelasting op de bouwkosten van de woning en de kosten van het perceel. Het geschil ziet op de vraag in hoeverre de woning wordt gebruikt voor de ondernemingen van eiseres, te weten het leveren van energie met behulp van zonnepanelen en de verhuur van de overige ruimten aan [C] .
Beoordeling ten aanzien van de zonnepanelen
7. In de kern betoogt eiseres dat het gehele nieuwgebouwde pand ten dienste staat aan en bestemd is voor de opwekking van energie (de “energiecentrale”). Er is immers een pand nodig om de panelen op te plaatsen en om de benodigde hoogte te bereiken in de bosrijke omgeving. Het gehele pand is daarom zakelijk geëtiketteerd onder beperking van de woonfunctie. Omdat 2/3 van de opgewekte energie tegen vergoeding aan het net wordt geleverd, is de woonfunctie beperkt tot 1/3 deel van de woning, aldus eiseres.
8. De rechtbank volgt eiseres niet in dit betoog. [X] en [Y] hebben namelijk een woning gebouwd om in te wonen. Daarbij moesten zij van de gemeente voldoen aan duurzaamheidsvereisten, die zij onder meer hebben ingevuld door zonnepanelen op het dak van de woning te plaatsen. De omstandigheid dat het exploiteren van die zonnepanelen btw-ondernemerschap oplevert, leidt er niet toe dat de gehele woning moet worden gezien als een energiecentrale. Het gebruik van de woning onder het dak is ook niet gewijzigd door het plaatsen van de zonnepanelen. Het zou in strijd komen met het systeem van de wet en de richtlijn als geen omzetbelasting zou drukken op een groot deel van het wonen, alleen omdat op het dak van de woning zonnepanelen zijn aangebracht.
9. De rechtbank volgt in deze zaak het oordeel van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het Hof) in een vergelijkbare zaak, waarin het Hof op 28 november 2017 uitspraak heeft gedaan (ECLI:NL:GHARL:2017:10387). In die uitspraak heeft het Hof geoordeeld dat het dak van de woning, dat eerst alleen ten dienste stond van de woning, door de plaatsing van zonnepanelen ook een zakelijke functie heeft verkregen voor de zonnepanelenonderneming. Het deel van het dak waarop de zonnepanelen zijn bevestigd is daarmee dienstbaar geworden aan de zonnepanelenonderneming. Het Hof heeft het aantal vierkante meters van het dak waarop de zonnepanelen zijn bevestigd als zakelijke meters aangemerkt en heeft deze meters afgezet tegen de vierkante meters nuttige ruimte binnenin de woning (die deels zakelijk en deels als woning werden gebruikt). Het Hof heeft daarbij opgemerkt dat de onderdelen van de woning die dienstbaar zijn aan de nuttige ruimtes van de woning (zoals de muren, de fundering en het dak) op deze manier naar evenredigheid worden toegerekend aan de nuttige ruimtes.
10. De rechtbank ziet in al hetgeen door partijen is aangevoerd geen aanleiding om in deze zaak van het oordeel van het Hof af te wijken. Dat in de zaak voor het Hof sprake was van bestaande bouw en in deze zaak sprake is van nieuwbouw, is daarbij van onvoldoende gewicht. Voor het overige zijn de relevante feiten in de zaken namelijk goed vergelijkbaar. De rechtbank merkt nog op dat het voor de beoordeling niet uitmaakt of de zonnepanelen zodanig in de woning zijn geïntegreerd dat zij een bestanddeel zijn geworden van de onroerende zaak of dat de zonnepanelen nog als roerend moeten worden gezien. Want ook als de zonnepanelen (onlosmakelijk) onderdeel van de onroerende zaak zouden zijn geworden, wordt het gebruik van de woning aan de binnenzijde daardoor niet anders. De aftrek van voorbelasting op de bouw van de woning is alleen mogelijk voor zover sprake is van zakelijk gebruik van de woning. Omdat alleen de meters onder de zonnepanelen als zakelijk gebruik voor de zonnepanelenonderneming kunnen worden gezien, kan ook alleen voor dat deel aftrek worden geclaimd.
11. Ter zitting zijn partijen bij wijze van compromis overeengekomen dat bij bovenstaand oordeel het zakelijk gebruik van de woning in het kader van de zonnepanelenonderneming 3,1% is. Hierbij is expliciet aangegeven dat partijen in hoger beroep niet gebonden zijn aan dit compromis. Door deze verhoging van de aftrek is het beroep gegrond.
Beoordeling ten aanzien van de verhuur van kantoorruimte
12. Artikel 11, eerste lid, lette b, onder 5º, van de Wet OB bepaalt als volgt:
“onder bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen voorwaarden zijn van de belasting vrijgesteld:
b. de verhuur (de verpachting daaronder begrepen) van onroerende zaken, met uitzondering van:
(…)
5°. de verhuur van onroerende zaken, andere dan gebouwen en gedeelten daarvan welke als woning worden gebruikt, aan personen die de onroerende zaak gebruiken voor doeleinden waarvoor een volledig of nagenoeg volledig recht op aftrek van de belasting op de voet van artikel 15 bestaat mits de verhuurder en de huurder blijkens de schriftelijke huurovereenkomst daarvoor hebben gekozen of in andere gevallen gezamenlijk een verzoek daartoe aan de inspecteur hebben gedaan en overigens voldoen aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden”.
13. Zoals ook hiervoor is opgemerkt heeft eiseres gekozen voor de optie belaste verhuur van de werkkamer. Eiseres stelt echter dat ook de centrale hal van de woning, de woonkamer, de keuken/koffiecorner, de parkeerplaatsen, de garage, de wc en de watervoorzieningen hiervoor in aanmerking komen, met bijbehorende verhoging van het recht op aftrek. Verweerder heeft dit betwist.
14. De Hoge Raad heeft op 4 oktober 2013 (ECLI:NL:HR:2013:783) als volgt geoordeeld:
“Artikel 11, lid 1, letter b, onder 5°, van de Wet maakt het mogelijk om
– kort gezegd – te kiezen voor belaste verhuur indien de verhuur betreft onroerende zaken, andere dan gebouwen en gedeelten van gebouwen welke als woning worden gebruikt. De laatste bijzin heeft betrekking op zowel gehele gebouwen als op gedeelten daarvan. Dat brengt mee dat voor gedeelten van gebouwen die niet als woning worden gebruikt, gekozen kan worden voor belaste verhuur. Dit geldt ook indien het, zoals in dit geval, gaat om onzelfstandige gedeelten van een
gebouw dat voor het grootste deel als woning wordt gebruikt.”
15. De rechtbank overweegt dat het hiervoor weergegeven artikel over de optie belaste verhuur een uitzondering vormt op de hoofdregel dat de verhuur van onroerende zaken is vrijgesteld. De bijzin “andere dan gebouwen en gedeelten daarvan welke als woning worden gebruikt” moet zo worden begrepen dat die gedeelten van de verhuurde onroerende zaak die worden gebruikt als woning, niet onder deze uitzondering vallen. Dit betekent dat belaste verhuur van een onzelfstandig gedeelte van de woning alleen mogelijk is als dit onzelfstandige gedeelte volledig zakelijk wordt gebruikt. De rechtbank begrijpt de geciteerde overweging van de Hoge Raad ook zo dat de optie belaste verhuur alleen mogelijk is voor gedeelten van gebouwen die niet mede als woning worden gebruikt. Al hetgeen eiseres aanvoert over het mede zakelijke gebruik van de overige ruimtes is dan ook niet relevant, omdat vaststaat dat deze ruimtes ook (en zelfs met name) privé worden gebruikt voor het wonen. Ten aanzien van het gebruik van het perceel geldt hetzelfde. Het perceel wordt grotendeels voor woondoeleinden gebruikt, zodat verweerder terecht alleen het deel van het perceel dat direct valt toe te rekenen aan de werkkamer (de meters grond onder de werkkamer) heeft meegenomen in zijn berekening van het zakelijk gebruik van het perceel. De beroepsgronden ten aanzien van de verhuur van kantoorruimte falen dus.
16. Het beroep op het vertrouwensbeginsel dat ter zitting is gedaan, maakt dit oordeel niet anders. Verweerder heeft namelijk vanaf het begin het standpunt ingenomen dat alleen aftrek mogelijk is voor de meters van de werkkamer. Niet gesteld is waarom desondanks toch vertrouwen zou zijn gewekt.
Conclusie
17. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de zonnepanelen is het beroep gegrond verklaard. Het zakelijk gebruik van de woning neemt daardoor toe tot 12,5% (9,4% + 3,1%). Het is de rechtbank niet duidelijk op basis van welke getallen verweerder zijn teruggaafbeschikking heeft berekend, zodat de rechtbank niet in staat is om een nieuwe berekening te maken. Omdat partijen tijdens de zitting hebben verklaard dat zij in hoger beroep zullen gaan, ziet de rechtbank aanleiding om af te zien van heropening voor het aanleveren van de gegevens die nodig zijn voor het berekenen van het bedrag van de teruggaaf. In plaats daarvan draagt de rechtbank verweerder op om de teruggaaf opnieuw te berekenen, uitgaande van hetzelfde percentage voor de kosten van het perceel en een percentage van 12,5% (in de plaats van 9,4%) voor de bouwkosten van de woning.
18. De rechtbank ziet aanleiding voor een proceskostenveroordeling op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank stelt deze vast op € 1.002 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501 en een wegingsfactor 1). De rechtbank gelast verweerder ook om het griffierecht te vergoeden en merkt daarbij volledigheidshalve op dat ook voor een samenwerkingsverband het tarief € 333 is.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Smit, rechter, in aanwezigheid van mr. drs. O.D. Heitling, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 april 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 – het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.