Terecht beschikking fiscale eenheid omzetbelasting ook al sluit ingangsdatum niet aan bij boekjaar
Beheer BV is enig aandeelhouder van bedrijf A BV en bedrijf B BV. Persoon E is bestuurder van Beheer en Beheer is bestuurder van bedrijf A en bedrijf B. Beheer heeft een exploitatievergunning van de Kanspelautoriteit en is eigenaar van kansspelautomaten. Beheer stelt de kansspelautomaten ter beschikking aan bedrijf A en aan bedrijf B. Bedrijf A en bedrijf B exploiteren amusementshallen waarin de kansspelautomaten staan opgesteld. Beheer heeft verder diverse onroerende zaken in eigendom, waaronder de panden van bedrijf A en bedrijf B.
In een rapport van 30 mei 2016 van een boekenonderzoek dat heeft plaatsgevonden in april 2016 is te lezen dat de Belastingdienst van mening is dat sprake is van een fiscale eenheid voor de omzetbelasting. Door omstandigheden aan de kant van de Belastingdienst is geen beschikking fiscale eenheid afgegeven.
In een rapport boekenonderzoek van 19 juli 2018 heeft de Belastingdienst zich wederom op het standpunt gesteld dat sprake is van een fiscale eenheid voor de omzetbelasting. Met dagtekening 19 september 2018 is een beschikking fiscale eenheid afgegeven. De op de beschikking vermelde ingangsdatum is 1 oktober 2018.
In geschil is of Beheer, bedrijf A en bedrijf B per 1 oktober 2018 een fiscale eenheid voor de omzetbelasting vormen.
Volgens de rechtbank is sprake van een zodanige financiële, organisatorische en economische verwevenheid tussen Beheer, bedrijf A en bedrijf B, dat zij een eenheid vormen, en terecht zijn aangemerkt als fiscale eenheid voor de omzetbelasting. Ontbrekende inlogcodes kunnen aan dit oordeel niet afdoen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een latere ingangsdatum van de fiscale eenheid. Dat deze ingangsdatum niet aansluit bij het boekjaar van de ondernemingen maakt dit niet anders.
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 22-09-2020
- Datum publicatie
- 07-10-2020
- Zaaknummer
- AWB – 19 _ 3700
- Rechtsgebieden
- Belastingrecht
- Bijzondere kenmerken
- Eerste aanleg – meervoudig
- Inhoudsindicatie
-
Omzetbelasting. Fiscale eenheid. Aan alle vereisten is voldaan, dus terecht beschikking fiscale eenheid omzetbelasting afgegeven. Ingangsdatum niet anders ondanks niet aansluiten bij boekjaar. Nieuwe inlogcodes kan eiseres zo nodig opvragen bij belastingtelefoon.
- Vindplaatsen
- Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 19/3700
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van
in de zaak tussen
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Utrecht, verweerder.
Procesverloop
Bij beschikking van 19 september 2018 heeft verweerder eiseres, [bedrijf A] BV en [bedrijf B] BV per 1 oktober 2018 aangemerkt als een fiscale eenheid voor de omzetbelasting.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 16 mei 2019 de beschikking gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 26 juni 2019, ontvangen door de rechtbank op 27 juni 2019, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 augustus 2020. Namens eiseres zijn verschenen [persoon C] en [persoon D] , zoons van [persoon E] . Namens verweerder zijn verschenen mr. [persoon F1] en mr. [persoon F2] .
Overwegingen
Feiten
- [eiseres] BV (eiseres, hierna aangeduid als Beheer) is enig (100%) aandeelhouder van [bedrijf A] BV ( [bedrijf A] ) en [bedrijf B] B.V. ( [bedrijf B] ).
- [persoon E] is bestuurder van Beheer en Beheer is bestuurder van [bedrijf A] en [bedrijf B] .
3. Beheer is gevestigd te [plaats 1] . [bedrijf A] is gevestigd aan de [adres 1] te [plaats 2] en [bedrijf B] aan de [adres 2] , te [plaats 2] .
4. Beheer heeft een exploitatievergunning van de Kanspelautoriteit en is eigenaar van kansspelautomaten. Beheer stelt de kansspelautomaten ter beschikking aan [bedrijf A] en aan [bedrijf B] . [bedrijf A] en [bedrijf B] exploiteren amusementshallen waarin de kansspelautomaten staan opgesteld. Beheer heeft verder diverse onroerende zaken in eigendom, waaronder de panden aan de [adres 1] en [adres 2] , die Beheer aan [bedrijf A] en [bedrijf B] ter beschikking stelt.
5. In een rapport van 30 mei 2016 van een boekenonderzoek dat heeft plaatsgevonden in april 2016 is te lezen dat de Belastingdienst van mening is dat sprake is van een fiscale eenheid voor de omzetbelasting tussen Beheer, [bedrijf A] en [bedrijf B] . Verweerder heeft vervolgens door omstandigheden aan zijn zijde geen beschikking fiscale eenheid afgegeven.
6. In een rapport boekenonderzoek van 19 juli 2018 heeft verweerder zich wederom op het standpunt gesteld dat sprake is van een fiscale eenheid voor de omzetbelasting tussen Beheer, [bedrijf A] en [bedrijf B] . Met dagtekening 19 september 2018 heeft verweerder een beschikking fiscale eenheid afgegeven. De op de beschikking vermelde ingangsdatum is 1 oktober 2018.
Geschil
7. In geschil is of Beheer, [bedrijf A] en [bedrijf B] per 1 oktober 2018 een fiscale eenheid voor de omzetbelasting vormen. Niet in geschil is dat Beheer, [bedrijf A] en [bedrijf B] ondernemer zijn voor de omzetbelasting.
8. Volgens eiseres is sprake van drie afzonderlijke ondernemingen. Verder heeft zij aangevoerd dat zij geen aangifte kan doen voor de fiscale eenheid, omdat zij geen inlogcodes heeft voor de fiscale eenheid en inlogcodes van de aparte vennootschappen niet meer actief zijn. Ook wil zij dat de fiscale eenheid ingaat per het begin van een komend boekjaar.
9. Volgens verweerder is sprake van een fiscale eenheid vanwege de financiële, organisatorische en economische verwevenheid van de drie ondernemingen.
Beoordeling van het geschil
10. De inspecteur kan ondernemers die in Nederland zijn gevestigd op grond van artikel 7, vierde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB) al dan niet op verzoek aanmerken als een fiscale eenheid voor de omzetbelasting wanneer zij in financieel, organisatorisch en economisch opzicht zodanig verweven zijn, dat zij een eenheid vormen.
10. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van nauwe financiële verwevenheid, omdat Beheer 100% aandeelhouder is van [bedrijf A] en [bedrijf B] en bij Beheer zowel de aan de aandelen verbonden financiële rechten als de aan de aandelen verbonden zeggenschap berust.1 Daarom overheerst Beheer in financieel opzicht [bedrijf A] en [bedrijf B] .
12. De heer [persoon E] is (middellijk) de enige bestuurder van de drie vennootschappen. De leiding van de drie vennootschappen is dan ook in handen van dezelfde persoon. Dat betekent dat de drie vennootschappen ook in organisatorisch opzicht nauw met elkaar verweven zijn.
12. Ten slotte is ook de voor een fiscale eenheid vereiste verwevenheid in economisch opzicht tussen de vennootschappen aanwezig. Tussen [bedrijf A] en [bedrijf B] bestaat die verwevenheid, omdat zij zich op dezelfde klantenkring richten, te weten belangstellenden voor het spelen op kansspelautomaten. Beide vennootschappen exploiteren amusementshallen met daarin kansspelautomaten die ook nog eens in dezelfde straat zijn gelegen.
14. Omdat de drie vennootschappen in financieel en organisatorisch opzicht nauw zijn verweven, kan voorts economische verwevenheid tussen moedermaatschappij Beheer en haar beide dochtermaatschappijen [bedrijf A] en [bedrijf B] worden aangenomen indien tussen hen niet-verwaarloosbare economische betrekkingen2 bestaan. Aan het bestaan van economische verwevenheid doet niet af dat Beheer in meer of minder belangrijke mate goederen levert of diensten verricht jegens derden.
15. Uit de stukken is het volgende gebleken. Beheer is eigenaar van de kansspelautomaten die in [bedrijf A] en [bedrijf B] staan. Beheer heeft een exploitatievergunning voor de kansspelautomaten die is afgegeven door de Kanspelautoriteit. Beheer is tevens eigenaar van de panden waarin [bedrijf A] en [bedrijf B] gevestigd zijn. Beheer stelt de panden en de kansspelautomaten ter beschikking aan [bedrijf A] en [bedrijf B] . Op grond hiervan oordeelt de rechtbank dat tussen Beheer en [bedrijf A] respectievelijk [bedrijf B] niet-verwaarloosbare economische betrekkingen bestaan en dat zij in economisch opzicht verweven zijn.
15. Ter zitting heeft eiseres nog naar voren gebracht dat geen sprake kan zijn van een fiscale eenheid in de omzetbelasting, omdat er tussen de ondernemingen geen sprake is van met omzetbelasting belaste diensten. De speelautomaten zouden door Beheer bij [bedrijf A] en [bedrijf B] zijn geplaatst op basis van zogeheten partage-overeenkomsten waarbij over de opbrengst alleen kansspelbelasting verschuldigd is. Verweerder stelt dat hij eerst onderzoek zal moeten uitvoeren om hierop een antwoord te geven. De rechtbank zal deze stelling van eiseres passeren, omdat deze in zo’n laat stadium van de procedure is opgeworpen dat verweerder hierop niet meer heeft kunnen reageren en verder ook elke onderbouwing voor deze stelling ontbreekt.
15. Aangezien uit het voorgaande volgt dat sprake is van een zodanige financiële, organisatorische en economische verwevenheid tussen Beheer, [bedrijf A] en [bedrijf B] , dat zij een eenheid vormen, heeft verweerder hen terecht aangemerkt als fiscale eenheid voor de omzetbelasting.
18. De stellingen van eiseres over de ontbrekende inlogcodes kunnen aan dit oordeel niet afdoen. Verweerder heeft een btw-identificatienummer afgegeven aan de fiscale eenheid, zodat eiseres via de belastingtelefoon aan inlogcodes kan komen als zij deze inderdaad niet (meer) zou hebben.
19. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een latere ingangsdatum van de fiscale eenheid omdat, zoals hiervoor is geoordeeld, de drie ondernemingen op die datum voldeden aan de voorwaarden voor het bestaan van een fiscale eenheid. Dat deze ingangsdatum niet aansluit bij het boekjaar van de ondernemingen maakt dit niet anders.
19. Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
21. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Smit, voorzitter, mr. A.F. Germs-de Goede en mr. W.J. Blokland, rechters, in tegenwoordigheid van M. Brouwer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: |
||
De griffier is verhinderd de uitspraak te
ondertekenen. |
voorzitter | |
Afschrift verzonden aan partijen op: | ||
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 – bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep. |
1 Zie Hoge Raad 22 februari 1989, ECLI:NL:HR:1989:ZC3993.
2 Zie Hoge Raad 11 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:837 en Hoge Raad 5 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1118.