Top 10 BTW arresten HvJ 2021

Top 10 BTW arresten HvJ 2021

Top 10 BTW arresten HvJ 2021

Net als in 2020 en in 2019 weer een overzicht van de meest populaire arresten over btw van het Hof van Justitie van de EU onder lezers van btwjurisprudentie.nl. Hieronder de top 10 populairste arresten van 2021!

10 HvJ 15-04-2021 SK Telecom C-593/19

Op nummer 10 is geƫindigd een arrest naar aanleiding van een vraag van het Bundesfinanzgericht in Oostenrijk. Het arrest gaat over de plaats van dienst van roamingdiensten die door een in een derde land gevestigde mobieletelefonieprovider worden verleend aan haar klanten zodat zij gebruik kunnen maken van het nationale mobiele netwerk van de lidstaat waar zij tijdelijk verblijven

9 HvJ 09-09-2021 Phantasialand C-406/20

Nummer 9 is voor het Phantasialand-arrest. Op een vraag van het Duitse Finanzgericht Kƶln over toepassing van het verlaagd btw-tarief voor niet-permanent op dezelfde plaats gevestigde attracties naar aanleiding van seizoensgebonden en tijdelijke kermissen, terwijl de handelingen van exploitanten van permanent op dezelfde plaats gevestigde attracties zoals Phantasialand, aan het normale btw-tarief zijn onderworpen.

8 HvJ 20-01-2021 LN C-655/19

De Curte de Apel Alba Iulia in Roemeniƫ stelde een vraag over ondernemerschap bij verkoop van gebouwen bij onbetaalde leningen. Het HvJ oordeelde dat dit geen economische activiteit is als er sprake is van enkele uitoefening van het eigendomsrecht.

7 HvJ 11-03-2021 Firma Z C-802/19

Op nummer 7 een zaak naar aanleiding van prejudiciƫle vragen van de hoogste federale rechter in belastingzaken te Duitsland. Volgens het HvJ mag een apotheek haar maatstaf van heffing niet verlagen als zij leveringen van farmaceutische producten als in die lidstaat van btw vrijgestelde intracommunautaire leveringen verricht aan een in een andere lidstaat gevestigde verzekeraar van de verplichte zorgverzekering en de bij deze verzekering aangesloten personen een korting toekent.

6 HvJ 04-03-2021 Frenetikexito C-581/19

Nummer 6 is een vraag van het Portugese Tribunal Arbitral TributĆ”rio. Het HvJ oordeelde net als de A-G dat voedingsadviezen en fitnesstraining door een fitnesscentrum onderscheiden zelfstandige prestatiesĀ zijn die alleen onder de medische vrijstelling kunnen vallen indien ze een therapeutisch doel hebben.

5 HvJ 22-04-2021 JK C-703/19

Nummer 5 is voor het Poolse JK-arrest. De Naczelny Sąd Administracyjny (hoogste bestuursrechter in Polen) had een vraag over ā€žrestaurantdiensten, restauratie en cateringdienstenā€. Dit ziet volgens het HvJ ook op de levering van spijzen die gepaard gaat met voldoende bijkomende diensten die ertoe strekken de onmiddellijke consumptie van die spijzen door de eindverbruiker mogelijk te maken. Wanneer de eindverbruiker ervoor kiest om bij de consumptie van de geleverde spijzen geen gebruik te maken van de materiĆ«le en personele middelen die de belastingplichtige hem ter beschikking stelt, moet ervan worden uitgegaan dat de levering van deze spijzen niet gepaard gaat met enige bijkomende dienst.

4 HvJ 17-03-2021 Wellcome Trust C-459/19

De vierde plaats is voor het spraakmakende Wellcome Trust arrest. Dit arrest is gewezen naar aanleiding van een prejudiciĆ«le vraag van het Upper Tribunal (belastingrechter in tweede aanleg, Verenigd Koninkrijk). Als een belastingplichtige die beroepsmatig een nietā€‘economische activiteit verricht, diensten afneemt ten behoeve van deze niet-economische activiteit, moeten deze diensten volgens het HvJ worden geacht te zijn verricht voor die belastingplichtige ā€žals zodanig handelendā€.

3 HvJ 20-01-2021 QM C-288/19

In de top 3 is de derde plaats voor een Duitse zaak. Een vraag van het Finanzgericht des Saarlandes over de terbeschikkingstelling van auto’s aan werknemers voor zowel beroepsdoeleinden als voor privĆ©doeleinden.

2 HvJ 11-03-2021 Danske Bank C-812/19

De tweede plek is naar aanleiding van een vraag van de hoogste Zweedse bestuursrechter: de Hƶgsta fƶrvaltningsdomstol over het hoofdkantoor van Danske Bank dat is toegetreden tot een Deense fiscale eenheid. Betekent dit dat het zich in btw-rechtelijk opzicht heeft losgemaakt van de belastingplichtige die het hoofdkantoor en het Zweedse filiaal in beginsel worden geacht samen te vormen voor onderling verrichte handelingen (een soort omgekeerde Skandia America)?

1 HvJ 03-06-2021 Titanium C-931/19

De onbetwiste winnaar in 2021 op btwjurisprudentie.nl was het Titanium-arrest. Een zaak naar aanleiding van een vraag ingediend door het Oostenrijkse Bundesfinanzgericht.

Titanium is een onroerend goed vennootschap op Jersey. Titanium verhuurde met btw onroerend goed, in Oostenrijk, aan Oostenrijkse ondernemers. Hiervoor ā€“ het enige dat Titanium in Oostenrijk deed ā€“ heeft zij een Oostenrijkse vastgoedbeheerder ingehuurd. Deze diensten werden door de gemachtigde verricht in andere ruimten dan die van het gebouw dat aan Titanium toebehoort. In dit geval is er volgens het HvJ geen sprake van een vaste inrichting, omdat de eigenaar van het onroerend goed niet over eigen personeel beschikt om de dienst in verband met de verhuur te verrichten.