Vernietiging van een rechtshandeling op grond van paulianeus handelen heeft slechts relatief effect. De vernietiging werkt alleen ten opzichte van de boedel en dan slechts voor zover de boedel door de rechtsgevolgen van de vernietigde rechtshandeling wordt benadeeld. Er is derhalve geen sprake van een vernietiging van de rechtshandeling ten aanzien van alle anderen, waaronder de partijen bij de overeenkomst zelf. Nu de levering in stand blijft en de vergoeding die daarvoor betaald is ook, is artikel 29 van de Wet OB niet van toepassing. Gelet op de relatieve werking kan ook niet worden gezegd dat de buitengerechtelijke verklaring van de curator, al dan niet in samenhang bezien met de notariële verklaring, als een levering voor de omzetbelasting moet worden aangemerkt. Gelet op het vorenstaande heeft belanghebbende geen recht op de door haar gevraagde teruggaaf van omzetbelasting als gevolg van de actio pauliana.
Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 07-02-2017
- Datum publicatie
- 18-05-2017
- Zaaknummer
- AWB – 15 _ 5678
- Rechtsgebieden
- Belastingrecht
- Bijzondere kenmerken
- Eerste aanleg – meervoudig
- Inhoudsindicatie
-
Artikel 29 Wet OB
Vernietiging van een rechtshandeling door het inroepen van de actio pauliana geeft geen recht op teruggave van omzetbelasting.
- Wetsverwijzingen
- Wet op de omzetbelasting 1968 29, geldigheid: 2017-01-01
- Vindplaatsen
- Rechtspraak.nl
FutD 2017-1233
V-N Vandaag 2017/1166
AR 2017/2569
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 15/5678
uitspraak van 7 februari 2017
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , gevestigd te [Plaats A] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1Ontstaan en loop van het geding
2Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Bij notariële akte van [datum] heeft belanghebbende aan Parade geleverd 8 percelen bouwgrond en 15 overige percelen grond (belast met een tijdelijk recht van erfpacht) (hierna: de rechtshandeling). Over de gehele verkoopprijs van de percelen bouwgrond van € 2.264.002 werd 19% omzetbelasting (hierna: OB) berekend ofwel
€ 430.160. In de akte zijn partijen overeengekomen dat de verkoopprijs inclusief OB zal worden voldaan door verrekening in rekening-courant. De volgens de akte verschuldigde omzetbelasting is middels toestemming van de belastingontvanger op aangifte voldaan door verrekening met de door Parade op aangifte terug te ontvangen voorbelasting.
“ Vernietiging
Bij brief van acht juli tweeduizendelf, gericht aan [Parade] voornoemd, heeft Curator door middel van een buitengerechtelijke verklaring de Rechtshandeling vernietigd met een beroep op artikel 42 van de Faillissementswet. Op grond van de laatste zin van lid 1 van artikel 42 van de Faillissementswet is artikel 3:50 lid 2 Burgerlijk Wetboek in dit geval niet van toepassing. Een kopie van genoemde brief van de Curator wordt aan deze verklaring gehecht.
Instemming wederpartij
[Parade] voornoemd heeft bij brief van achttien juli tweeduizendelf, gericht aan de Curator, verklaard met de vernietiging in te stemmen. Een kopie van die brief wordt eveneens aan deze verklaring gehecht.
Verzoek tot inschrijving
Op grond van het vorenstaande verklaar ik, notaris, dat de beide hiervoor bedoelde brieven, waarvan kopieën aan deze verklaring worden gehecht, genoegzaam de vernietiging van de Rechtshandeling aantonen en verzoek ik, notaris, namens de Curator op de voet van artikel 26 juncto artikel 37 van de Kadasterwet een afschrift van deze verklaring in de openbare registers in te schrijven.”
“Medio maart 2010 heeft failliet een aantal percelen overgedragen aan [Parade] Het betreft de overdracht van percelen als genoemd in de leveringsakte d.d. 11 maart 2010. Bijgaande zend ik u een kopie van deze leveringsakte.
De curator heeft deze transactie als paulianeus aangemerkt en daarom vernietigd op grond van artikel 42 Faillissementswet. De vernietiging is ook geëffectueerd. De percelen staan inmiddels weer op naam van failliet. In dat kader zend ik u bijgaand een kopie van de notariële verklaring.
De koopprijs van de door failliet aan [Parade] verkochte en geleverde percelen bedroeg € 2.264.002,00. Over de koopsom was [Parade] 19% omzetbelasting verschuldigd, zijnde in totaal € 430.160,38. Failliet heeft de omzetbelasting afgedragen aan de Belastingdienst.
Ingevolge de vernietiging van de transactie door de curator, heeft failliet de betaalde omzetbelasting onverschuldigd aan de Belastdienst betaald. Hierbij doe ik dan ook een verzoek tot teruggave van de door failliet betaalde omzetbelasting ad € 430.160,38.”
“De overdracht medio maart 2010 van een aantal percelen van [BV 1] / [CV 1] aan [Parade] tegen een vergoeding ter zake waarvan omzetbelasting verschuldigd was, is –zoals reeds is aangegeven– omzetbelastingtechnisch perfect en correct afgewikkeld.
De latere vernietiging maakt niet dat de ter zake van deze transactie verschuldigde omzetbelasting onverschuldigd betaald zou zijn.
Artikel 29 Wet OB regelt de mogelijkheid van teruggaaf op verzoek van omzetbelasting ter zake van leveringen en diensten.
Hieraan wordt niet toegekomen omdat er ter zake van de overdracht medio maart 2010 geen sprake is van een situatie waarbij de gefactureerde vergoeding niet is en niet zal worden ontvangen; noch dat de gefactureerde vergoeding wordt terugbetaald omdat een vermindering van de vergoeding is verleend of omdat de goederen in ongebruikte staat zijn teruggenomen.
Conclusie:
Er bestaat geen recht op teruggaaf.”
“Misschien bent u van mening dat de wet niet geheel duidelijk is over het antwoord op de vraag op welke wijze de restitutie moet plaatsvinden, maar het lijkt de meest aangewezen weg de teruggaaf te regelen door middel van een verzoek tegen de aangifte augustus 2011 (vanwege de terugname van goederen in gebruikte staat), maar restitutie op basis van de aangifte maart 2010 (vanwege het afwezig zijn van een belastbaar feit), zoals u kennelijk voor ogen heb, is ook mogelijk. De wijze van afwikkeling mag echter geen rol spelen.”
“Het gevolg van de vernietiging door het inroepen van de faillissementspauliana is dat de rechtshandeling tussen [CV 1] en [Parade] met terugwerkende kracht, ex tunc, nietig is. Tussen beide partijen blijft de rechtshandeling zonder gevolg. De titel komt met terugwerkende kracht te ontvallen en [CV 1] is steeds rechthebbende gebleven.
(…)
Met het inroepen van de pauliana heeft tussen [CV 1] en [Parade] nooit een overdracht van de onroerende zaken bestaan.
Als dan de curator bij brief van 8 juli 2011 de vernietiging van deze leveringen inroept stemt [Parade] hiermee nagenoeg per kerende post (bij brief van 18 juli 2011) probleemloos en zonder verzet in.
Steun vind ik ook in het gegeven dat de onroerende zaken meer dan een jaar later in dezelfde staat terugkeren.
Omdat de notariële akte d.d. 11 maart 2010 met als onderwerp de koop/levering van onroerende zaken door [CV 1] aan [Parade] niet daadwerkelijk heef geleid tot de overdracht van de macht om als eigenaar over de betrokken onroerende zaken te beschikken is de gefactureerde omzetbelasting niet verschuldigd op grond van een belaste levering of -dienst, maar op grond van artikel 37 Wet OB.
Herziening van deze omzetbelasting is niet mogelijk nu het gevaar voor verlies van belastinginkomsten niet tijdig en volledig is uitgeschakeld.
(…)
Aangifte augustus 2011:
U schrijft dat het schrijven van de curator d.d. 14 september 2011 “is evenzogoed een verzoek om teruggaaf behorend bij de aangifte augustus 2011“.
Ik lees dat op geen enkele wijze in dit schrijven.
In dit schrijven wordt door de curator expliciet verwoord dat [CV 1] de omzetbelasting ad Euro 430.160,= ter zake van de transactie op 11 maart 2010, onverschuldigd betaald heeft.
Deze betaling is op 20 mei 2010 ontvangen.
Hieruit leid ik af dat door de curator beoogd is bezwaar te maken tegen de afdracht op aangifte over het eerste kwartaal 2010.”
“(…)
Onder verwijzing naar onderdeel 3.2.4 van het Besluit van 12 februari 2009, nr CPP2009/263M, Stcrt nr 32, zijn de (transport)akten in verband met de levering en de terugoverdracht (op grond van de ontbinding) als debet-factuur en credit-factuur in de zin van de omzetbelasting aangemerkt. Omdat de inspecteur van mening is dat de akten niet geheel aan alle vereisten voldoen, treft u onderstaand de aanvullende gegevens
(…)
Ten aanzien van de akte dd [datum]
“Credit-factuur”
De koopsom €2 264 002
Het btw percentage 19%
Het btw bedrag €430 160
Het factuurnummer grondParade002
Het btw nummer van de oorspronkelijke leverancier 8108 90 732 B 01
Koopsom percelen 9 tot en met 23 (bloot eigendommen) nihil cq €1”
Belanghebbende heeft bij brief van 28 oktober 2013 ter zake van het niet nemen van een beslissing op het verzoek om een teruggaaf omzetbelasting over het tijdvak augustus 2011 op de voet van artikel 8:55b Awb beroep ingesteld bij deze rechtbank.
Deze rechtbank heeft bij uitspraak van 21 maart 2014 (zaaknr. 13/5884) het volgende geoordeeld:
“(…)
3Geschil
In geschil is of belanghebbende over het derde kwartaal van 2011 recht heeft op een teruggaaf omzetbelasting van € 430.160.
Belanghebbende beantwoordt die vraag bevestigend en de inspecteur ontkennend.
4Beoordeling van het geschil
In de memorie van toelichting bij artikel 42 van de FW staat vermeld dat:
“door de woorden ‘ten behoeve van den boedel’ duidelijk wordt aangewezen, dat deze nietigheid slechts eene relatieve is, eene die alleen bestaat ten opzichte van den boedel en mitsdien alleen en uitsluitend door den curator kan worden ingeroepen, niet ook door dengene, met wien de schuldenaar handelde, of door den schuldenaar zelf, (…)” (vgl. MvT, Van der Feltz I, p. 439).
In het arrest van de Hoge Raad van 24 april 2009, nr. C07/108HR, ECLI:HR:2009:BF3917, is – voor zover hier van belang – het volgende overwogen:
“3.3.6.
Het onderdeel betoogt dat het oordeel dat de actio pauliana enkel werkt voorzover de boedel door de vernietigde rechtsgevolgen benadeeld wordt, getuigt van een onjuiste rechtsopvatting omdat in tegenstelling tot de actio pauliana buiten faillissement (art. 3:45 BW), de actio pauliana in faillissement niet een dergelijke relatieve werking heeft.
3.3.7
Dit betoog faalt omdat het oordeel van het hof juist is. Terecht bestrijdt het onderdeel niet het oordeel van het hof in de eerste zin van deze rechtsoverweging dat de vernietiging alleen werkt ten opzichte van de boedel. Dit en de voor vernietiging door de wet gestelde eis van benadeling brengen mee dat de vernietiging geen verdere strekking heeft dan dat de rechtsgevolgen van de vernietigde rechtshandeling niet tegenover de boedel kunnen worden ingeroepen voorzover de boedel door die rechtsgevolgen wordt benadeeld. Dit komt ook tot uitdrukking in — als nauw samenhangend met lid 1 te beschouwen — lid 3 van art. 51 F. dat de wederpartij van de schuldenaar bij de vernietigde transactie recht geeft op teruggave van hetgeen de schuldenaar uit hoofde van die transactie heeft ontvangen of de waarde daarvan, voorzover de boedel erdoor is gebaat. Aldus wordt de uit lid 1 van art. 51 volgende restitutieplicht van die wederpartij begrensd en is, anders dan in de toelichting op dit onderdeel wordt betoogd, van enige ongerijmdheid geen sprake.”
5Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 7 februari 2017 door mr. M.W.C. Soltysik, voorzitter, mr.drs. M.H. van Schaik en mr. J.M.W. van de Sande, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.H. van Heel, griffier.
De griffier, De voorzitter,
De voorzitter is verhinderd dit proces-verbaal te ondertekenen. Namens de voorzitter is het proces-verbaal ondertekend door mr.drs. M.H. van Schaik.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 – het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.