Werkzaamheden voor een multi-level marketingorganisatie belast met btw
Belanghebbende verricht als distributeur activiteiten voor een multi-level marketingorganisatie (hierna: de BV). Dit is een bedrijfsmodel waarbij diensten en/of producten worden verkocht door middel van een gelaagd systeem van zelfstandige distributeurs.
De multi-level marketingorganisatie werkt als volgt. De BV verkoopt haar producten uitsluitend aan door haar aangestelde distributeurs, tegen een door haar vastgestelde distributeursprijs. De distributeurs verkopen die producten tegen door hen vastgestelde prijzen aan zogenoemde inkoopklanten. De distributeurs kunnen daarnaast van de BV provisies ontvangen. De hoogte van die provisies wordt bepaald volgens een puntenstelsel.
De rechtbank verwierp belanghebbendes stelling dat over de opbrengsten via de sub distributeurs geen btw is verschuldigd.
Het Hof was ook van oordeel dat de provisies belast zijn met btw.
Volgens de Hoge Raad heeft het Hof met zijn oordelen tot uitdrukking gebracht dat de door belanghebbende verrichte netwerkactiviteiten berusten op een rechtsbetrekking tussen belanghebbende en de BV waarvoor de BV aan belanghebbende een vergoeding in de vorm van provisies betaalt. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige door de Hoge Raad in de cassatieprocedure niet op juistheid worden onderzocht. Ook aan dit oordeel staat, anders dan de klachten aanvoeren, niet in de weg dat de hoogte van de door belanghebbende ontvangen vergoeding (mede) afhankelijk is gemaakt van door de subdistributeurs verrichte inspanningen, aangezien ook hierbij ervan moet worden uitgegaan dat die vergoedingen binnen een multi-level marketingorganisatie als die van de BV juist mede worden gerealiseerd dankzij de inspanningen van personen zoals belanghebbende voor de verkoop van de desbetreffende producten en voor de opbouw en het onderhoud van het distributienetwerk.
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 14-02-2020
- Datum publicatie
- 14-02-2020
- Zaaknummer
- 18/00885
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2018:201
- Rechtsgebieden
- Belastingrecht
- Bijzondere kenmerken
- Cassatie
- Inhoudsindicatie
-
inkomstenbelasting; omzetbelasting; art. 3.4 Wet IB 2001; art. 7 Wet OB 1968; artt. 67d en 67e AWR; werkzaamheden voor een multi-level marketingorganisatie; bron van inkomen; ondernemerschap; bewijs van voorwaardelijk opzet.
- Vindplaatsen
- Rechtspraak.nl
V-N Vandaag 2020/346 - Verrijkte uitspraak
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 18/00885
Datum 14 februari 2020
ARREST
in de zaak van
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch van 19 januari 2018, nrs. 16/03629 tot en met 16/03638, op het hoger beroep van belanghebbende tegen de in één geschrift verenigde uitspraken van de Rechtbank Zeeland‑West-Brabant (nrs. BRE 14/6916 tot en met BRE 14/6925) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2008 tot en met 2011 opgelegde (navorderings)aanslagen in de inkomstenbelastingbelasting/premie volksverzekeringen en in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, de daarbij gegeven boetebeschikkingen, en de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen in de omzetbelasting over de periode 1 januari 2008 tot en met 31 december 2012. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
1Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2Uitgangspunten in cassatie
3Beoordeling van de klachten
Anders dan de klachten aanvoeren, staat aan het oordeel dat opbrengsten, zoals de provisies, worden verkregen door deelname aan het economische verkeer niet in de weg dat deze opbrengsten wat hun omvang betreft (mede) afhankelijk zijn van inspanningen van derden met wie de belastingplichtige niet een overeenkomst heeft gesloten. Ook de omstandigheid dat die derden zelfstandig deelnemen aan het economische verkeer staat daaraan niet in de weg.
Voorts dwingt de omstandigheid dat de omvang van opbrengsten zoals hiervoor bedoeld (mede) afhankelijk is van inspanningen van derden, niet tot de conclusie dat die opbrengsten louter speculatief van aard zijn.
Het oordeel van het Hof dat de provisies redelijkerwijs waren te verwachten, geeft evenmin blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige door de Hoge Raad in de cassatieprocedure niet op juistheid worden onderzocht. Het is ook niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd, mede in het licht van het in cassatie niet bestreden oordeel van het Hof dat dergelijke opbrengsten binnen een multi-level marketingorganisatie als die van de BV juist kunnen worden gerealiseerd dankzij de inspanningen van personen zoals belanghebbende voor de verkoop van de desbetreffende producten en voor de opbouw en het onderhoud van het distributienetwerk.
4Proceskosten
De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende een vergoeding moet worden toegekend voor de kosten van het geding voor het Hof.
5Beslissing
De Hoge Raad
– verklaart het beroep in cassatie gegrond,
– vernietigt de uitspraak van het Hof,
– verwijst het geding naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,
– draagt de Staatssecretaris van Financiën op aan belanghebbende te vergoeden het griffierecht van € 126 dat belanghebbende voor de behandeling van het beroep in cassatie heeft betaald, en
– veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van belanghebbende voor het geding in cassatie, vastgesteld op € 2.100 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer E.N. Punt als voorzitter, en de raadsheren M.E. van Hilten en E.F. Faase, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2020.
1Vgl. HR 3 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO5989, rechtsoverweging 3.6.2.
- Instantie
- Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 19-01-2018
- Datum publicatie
- 09-02-2018
- Zaaknummer
- 16/03629 tot en met 16/03638
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2016:3774, Bekrachtiging/bevestiging
Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:270 - Rechtsgebieden
- Belastingrecht
- Bijzondere kenmerken
- Hoger beroep
- Inhoudsindicatie
-
Belanghebbende is lid van een MultiLevelMarketingorganisatie. Zij behaalt – als zelfstandig distributeur van deze organisatie – inkomsten uit de verkoop van MLM-producten en ontvangt provisie op basis van een puntenstelsel, dat is gekoppeld aan inschrijving van nieuwe leden en inkopen van MLM-producten in de distributieketen. In geschil is of de provisies die belanghebbende geniet terecht zijn belast in de IB en OB. Het Hof is van oordeel dat voor de IB sprake is van een bron van inkomen, en dat de provisies belast zijn met omzetbelasting.
De (navorderings)aanslagen IB/PVV zijn niet te hoog vastgesteld. Het Hof acht de door de Rechtbank nader vastgestelde boeten in de omstandigheden van dit geval passend en geboden.
- Vindplaatsen
- Rechtspraak.nl
V-N Vandaag 2018/322
V-N 2018/23.11 met annotatie van Redactie
Viditax (FutD), 09-02-2018
FutD 2018-0416 - Verrijkte uitspraak
Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerken: 16/03629 tot en met 16/03638
Uitspraak op de hoger beroepen van
mevrouw [belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de in één geschrift verenigde uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 30 juni 2016, nummers BRE 14/6916 tot en met 14/6925 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de na te vermelden (navorderings) aanslagen en naheffingsaanslagen en beschikkingen heffingsrente en vergrijpboeten..
1Ontstaan en loop van het geding
De Inspecteur heeft aan belanghebbende onderstaande belastingaanslagen met
heffingsrente en vergrijpboeten opgelegd:
Inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV)
Procedure-
nummer |
Betreft | Aanslagnummer | Belastbaar inkomen uit werk en woning | Vergrijpboete | Heffingsrente |
16/03629 | Navorderingsaanslag 2008 | [aanslagnummer] .H.87 | € 15.208 | € 272 | € 90 |
16/03631 | Navorderingsaanslag 2009 | [aanslagnummer] .H.97 | € 25.790 | € 2.449 | € 580 |
16/03633 | Aanslag 2010 | [aanslagnummer] .H.06 | € 21.231 | € 1.360 | € 219 |
16/03635 | Aanslag 2011 | [aanslagnummer] .H.16.01 | € 28.320 | € 2.654 | € 304 |
Zorgverzekeringswet (hierna: ZVW)
Procedure
nummer |
Betreft | Aanslagnummer | Bijdrage ZVW | Heffingsrente |
16/03630 | Navorderingsaanslag 2008 | [aanslagnummer] .W.87 | € 284 | € 21 |
16/03632 | Navorderingsaanslag 2009 | [aanslagnummer] .W.97 | € 725 | € 85 |
16/03634 | Aanslag 2010 | [aanslagnummer] .W.06 | € 520 | € 41 |
16/03636 | Aanslag 2011 | [aanslagnummer] .W.16.01.4 | € 1.024 | € 58 |
Omzetbelasting (hierna: OB)
Procedure-
nummer |
Betreft | Aanslagnummer | Belasting | Heffingsrente |
16/03637 | Naheffingsaanslag 1-1-2008 t/m 31-12-2011 | F01.1501 | € 2.465 | € 221 |
16/03638 | Naheffingsaanslag 1-1-2012 t/m 31-12-2012 | F01.2501 | € 485 | € 14 |
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur, bij in één geschrift vervatte
uitspraken, de aanslagen gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake
van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van éénmaal € 45 (IB/PVV en ZVW) en éénmaal € 165 (OB). De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard voor zover het de boeten betreft die zijn opgelegd bij de (navorderings)aanslagen IB/PVV over de jaren 2008 tot en met 2011, de uitspraken op bezwaar vernietigd voor zover die de boete betreffen opgelegd bij de (navorderings)aanslagen IB/PVV over de jaren 2008 tot en met 2011, de boeten opgelegd bij de navorderingsaanslagen IB/PVV over de jaren 2008 tot en met 2011 verminderd tot respectievelijk € 250,
€ 1.980, € 990 en € 2.070, het beroep gegrond verklaard voor zover het de aanslag ZVW 2011 betreft, de uitspraak op bezwaar betreffende de aanslag ZVW 2011 vernietigd en het bezwaar tegen de aanslag ZVW 2011 niet-ontvankelijk verklaard, het beroep voor het overige ongegrond verklaard, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.860 en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 45 aan deze vergoedt.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier een griffierecht geheven van € 251.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaken de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende verricht sinds 1 juni 2008 activiteiten voor [H] BV
(hierna: [H] ).
Inkomen uit werk en woning: | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | ||||
Aangegeven | 12.633 | 11.170 | 10.709 | 10.182 | ||||
Opbrengsten | 11.305 | 24.851 | 23.982 | 28.362 | ||||
-/- Kosten | 8.730 | 10.231 | 12.025 | 7.750 | ||||
+ Correctie | 2.575 | 14.620 | 11.957 | 20.612 | ||||
-/- MKB-winst-vrijstelling | 1.435 | 2.474 | ||||||
Nieuw vastgesteld | 15.208 | 25.790 | 21.231 | 28.320 |
Een afschrift van het rapport van het boekenonderzoek (hierna: het rapport) behoort tot de gedingstukken.
In het rapport is ten aanzien van de activiteiten van belanghebbende en de daarvoor gemaakte kosten op pagina 12 het volgende opgemerkt:
“Bij de beoordeling van het ondernemerschap hebben de volgende feiten meegewogen:
- er is sprake van duurzaamheid gelet op het feit dat er al vijf jaren activiteiten worden ontplooid;
- er is na het startjaar ieder jaar sprake van bruto baten van gemiddeld zo’n € 25.000. Er is daarom sprake van een winstverwachting;
- er wordt geïnvesteerd in relatiebeheer door middel van lunches, diners, relatie- en prestatiegeschenken. Er zijn investeringen gedaan in computers, een beamer, communicatieapparatuur en een auto;
- er is sprake van ondernemersrisico vanwege de kans op wisselende jaarlijkse winstsaldi;
- er wordt reclame gemaakt door middel van het [H] logo/naam op haar auto, flyers, advertenties in weekbladen, internetsites en visitekaartjes;
- er wordt veel tijd besteedt aan reizen voor bijeenkomsten, presentaties en relatiebeheer door middel van zakendiners en lunches door heel Nederland.”.
3Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Zijn de navorderingsaanslagen, aanslagen en naheffingsaanslagen, de heffingsrente en de vergrijpboeten terecht en tot juiste bedragen opgelegd dan wel vastgesteld. Bij het antwoord op deze vraag is specifiek in geschil of de provisies die belanghebbende geniet op basis van haar directe en indirecte punten terecht zijn belast in de IB/PVV (en ZVW) en de OB. Niet in geschil is dat de opbrengsten die belanghebbende als distributeur (verkoopster van producten van [H] ) geniet een bron van inkomen vormen en dus belast zijn voor zowel de IB/PVV als de omzetbelasting.
4Gronden
Ten aanzien van het geschil
IB/PVV
-belanghebbende heeft diverse kosten gemaakt voor onder meer telefoon, kantoorbenodigdheden, zaalhuur, reclame/advertenties en reis/verblijfskosten;
-zoals onder meer blijkt uit de representatie- en reiskosten heeft belanghebbende aanzienlijke inspanningen verricht om haar netwerk op te bouwen en te onderhouden;
-belanghebbende heeft, al dan niet tezamen met andere personen, avonden georganiseerd en verbleef regelmatig bij de [H-point] winkel in [Q] ;
-belanghebbende heeft haar eigen website;
-belanghebbende heeft investeringen gedaan in een laptop en een auto;
-de inkomsten uit de provisies bedroegen vanaf de periode dat belanghebbende zich in het effectiviteitslevel [L] bevond gemiddeld € 1.500 per maand;
-de werkzaamheden van belanghebbende zijn duurzaam. Zij doet het werk al vanaf 2008. Er is sprake van continuïteit.
De hoogte van de aanslagen en de omkering van de bewijslast
Meer inkomsten dan aangegeven – 2008?
Belanghebbende heeft de opbrengsten uit de activiteiten voor [H] niet aangeven in haar aangiften IB/PVV (zie 2.6.).
Met betrekking tot 2008 acht het Hof het bedrag dat aan belasting (IB/PVV) dat aanvankelijk te weinig is geheven op zichzelf bezien niet aanzienlijk. Omkering en verzwaring van de bewijslast is voor het jaar 2008 derhalve niet aan de orde.
“4.10.1. Voor het jaar 2008 dienen de navorderingsaanslagen getoetst te worden aan de hand van de normale bewijsregels. In dat geval dient de inspecteur aannemelijk te maken dat de navorderingsaanslagen niet te hoog zijn. De Inspecteur stelt dat de opbrengsten van de onderneming bestaan uit de ontvangsten per bank, de provisie van de [H] en de contante verkopen die hij heeft geschat op € 1.250, in totaal € 11.305. Daarop heeft hij aan kosten in mindering gebracht een bedrag van € 8.730, resulterend in een winst van € 2.575.
Meer inkomsten dan aangegeven – 2009 tot en met 2011?
Heeft belanghebbende aangetoond dat de uitspraken op bezwaar inzake 2009 tot en met 2011 onjuist zijn?
Is de schatting van de Inspecteur 2009-2011 redelijk?
ZVW 2008 tot en met 2010 en heffingsrente
Omzetbelasting
Boeten
“4.13.2 Onder een pleitbaar standpunt wordt verstaan een opvatting over de kwalificatie van de feiten of de toepassing van het recht op de feiten die in redelijkheid verdedigbaar is. Naar het oordeel van de rechtbank is in het onderhavige geval geen sprake van een pleitbaar standpunt. In de literatuur en de jurisprudentie zijn met betrekking tot diverse verdienmodellen weliswaar uiteenlopende standpunten bekend. Uit de jurisprudentie valt echter op te maken dat in geval van veel verdienmodellen een structurele winstsituatie, het geval dat de opbrengsten de kosten structureel overtreffen, leidt tot belastingheffing. De rechtbank is derhalve in het onderhavige geval van oordeel dat het niet redelijkerwijs verdedigbaar is de opbrengsten die behaald zijn met de activiteiten voor [H] niet in de aangiften IB/PVV te vermelden.”.
De Rechtbank heeft de boeten gematigd tot respectievelijk € 250, € 2.200, € 1.100 en
€ 2.300 vanwege de omstandigheid dat de boetegrondslag is bepaald met omkering en verzwaring van de bewijslast. Het Hof acht de door de Rechtbank nader vastgestelde boeten in de omstandigheden van dit geval passend en geboden. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn bij de Rechtbank met 7 maanden heeft de Rechtbank de boeten voor de jaren 2009 tot en met 2011, naar het oordeel van het Hof terecht, gematigd met 10%. Aangezien de redelijke termijn in hoger beroep niet is overschreden is voor een verdere matiging geen aanleiding.
Slotsom
De slotsom is dat de hoger beroepen ongegrond zijn. De uitspraken van de Rechtbank dienen te worden bevestigd.
Met al hetgeen belanghebbende naar voren heeft gebracht heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat de Rechtbank bij het doen van de uitspraken heeft gehandeld in strijd met het zorgvuldigheids- en/of het motiveringsbeginsel.
Ten aanzien van het griffierecht
Ten aanzien van de kosten van het bezwaar
Ten aanzien van de proceskosten
Er zijn geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in
artikel 8:75 van de Awb.
5Beslissing
Het Hof:
- bevestigt de uitspraken van de Rechtbank.
Aldus gedaan op 19 januari 2018 door M. Harthoorn, voorzitter, P. Fortuin en V.M. van Daalen-Mannaerts, leden, in tegenwoordigheid van A.W.J. Strik, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH ’s‑Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.
- Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
- Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
- de naam en het adres van de indiener;
- een dagtekening;
- een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- e gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 30-06-2016
- Datum publicatie
- 27-09-2016
- Zaaknummer
- AWB – 14 _ 6916
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2018:201, Bekrachtiging/bevestiging
- Rechtsgebieden
- Belastingrecht
- Bijzondere kenmerken
- Eerste aanleg – enkelvoudig
- Inhoudsindicatie
-
Belanghebbende behaalt als zelfstandig distributeur inkomsten uit de in- en verkoop van parfums en cosmeticaproducten. Daarnaast behaalt ze provisies uit haar netwerk van sub distributeurs. De rechtbank gaat uit van één activiteit, die als bron van inkomen moet worden aangemerkt, te weten winst uit onderneming. De rechtbank verwerpt belanghebbendes stelling dat over de opbrengsten via de sub distributeurs geen OB is verschuldigd. Er is geen sprake van een pleitbaar standpunt, zodat de vergrijpboeten in stand blijven. Deze worden wel gematigd wegens de toepassing van de omkering van de bewijslast en de overschrijding van de redelijke termijn.
- Vindplaatsen
- Rechtspraak.nl
V-N Vandaag 2016/2058
FutD 2016-2383 - Verrijkte uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 14/6916 tot en met 14/6925
uitspraak van 30 juni 2016
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1Ontstaan en loop van het geding
Inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV)
Procedure-
nummer |
Betreft | Aanslagnummer | Belastbaar inkomen uit werk en woning | Vergrijpboete | Heffingsrente |
14/6916 | Navorderingsaanslag 2008 | [aanslagnummer].H.87 | € 15.208 | € 272 | € 90 |
14/6918 | Navorderingsaanslag 2009 | [aanslagnummer].H.97 | € 25.790 | € 2.449 | € 580 |
14/6920 | Aanslag 2010 | [aanslagnummer].H.06 | € 21.231 | € 1.360 | € 219 |
14/6922 | Aanslag 2011 | [aanslagnummer].H.16.01 | € 28.320 | € 2.654 | € 304 |
Zorgverzekeringswet (hierna: ZVW)
Procedure
nummer |
Betreft | Aanslagnummer | Bijdrage ZVW | Heffingsrente |
14/6917 | Navorderingsaanslag 2008 | [aanslagnummer].W.87 | € 284 | € 21 |
14/6919 | Navorderingsaanslag 2009 | [aanslagnummer].W.97 | € 725 | € 85 |
14/6921 | Aanslag 2010 | [aanslagnummer].W.06 | € 520 | € 41 |
14/6923 | Aanslag 2011 | [aanslagnummer].W.16.01.4 | € 1.024 | € 58 |
Omzetbelasting (hierna: OB)
Procedure-
nummer |
Betreft | Aanslagnummer | Belasting | Heffingsrente |
14/6924 | Naheffingsaanslag 1-1-2008 t/m 31-12-2011 | F01.1501 | € 2.465 | € 221 |
14/6925 | Naheffingsaanslag 1-1-2012 t/m 31-12-2012 | F01.2501 | € 485 | € 14 |
2Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Inkomen uit werk en woning: | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | ||||
Aangegeven | 12.633 | 11.170 | 10.709 | 10.182 | ||||
Opbrengsten | 11.305 | 24.851 | 23.982 | 28.362 | ||||
-/- Kosten | 8.730 | 10.231 | 12.025 | 7.750 | ||||
+ Correctie | 2.575 | 14.620 | 11.957 | 20.612 | ||||
-/- MKB-winst-vrijstelling | 1.435 | 2.474 | ||||||
Nieuw vastgesteld | 15.208 | 25.790 | 21.231 | 28.320 |
3Geschil
4Beoordeling van het geschil
Vooraf: ontvankelijkheid
Vooraf: op de zaak betrekking hebbende stukken
IB/PVV
De hoogte van de aanslagen
ZVW 2008 tot en met 2010
OB
Vergrijpboeten
De boeten belopen voor de onderhavige jaren respectievelijk € 272, € 2.449, € 1.360 en
€ 2.654. De boeten zijn voor de jaren 2009 tot en met 2011 mede gegrond op een belastingbedrag dat met omkering van de bewijslast is vastgesteld en voor het jaar 2008 gebaseerd op een schatting. Nu die omkering dan wel schatting enkel zag op de contante ontvangsten ziet de rechtbank hierin aanleiding de boeten te matigen tot respectievelijk € 250, € 2.200, € 1.100 en € 2.300. Deze boeten acht de rechtbank gepast en geboden in de omstandigheden van dit geval.
Slot
5Proceskosten
De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.860 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het verstrekken van schriftelijke inlichtingen, met een waarde per punt van € 496 en een wegingsfactor 1,5). De rechtbank beschouwt de zaken met procedurenummers 14/6916 tot en met 14/6925 als samenhangende zaken in de zin van artikel 3 van het Besluit en hanteert derhalve een wegingsfactor 1,5 voor vier of meer samenhangende zaken.
6Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond voorzover het de boete betreft die is opgelegd bij de navorderingsaanslag IB/PVV over 2008;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voorzover die de boete betreft opgelegd bij de navorderingsaanslag IB/PVV over 2008;
- vermindert de boete opgelegd bij de navorderingsaanslag IB/PVV over 2008 tot € 250;
- verklaart het beroep gegrond voorzover het de boete betreft die is opgelegd bij de navorderingsaanslag IB/PVV over 2009;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voorzover die de boete betreft opgelegd bij de navorderingsaanslag IB/PVV over 2009;
- vermindert de boete opgelegd bij de navorderingsaanslag IB/PVV over 2009 tot € 1.980;
- verklaart het beroep gegrond voorzover het de boete betreft die is opgelegd bij de aanslag IB/PVV over 2010;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voorzover die de boete betreft opgelegd bij de aanslag IB/PVV over 2010;
- vermindert de boete opgelegd bij de aanslag IB/PVV over 2010 tot € 990;
- verklaart het beroep gegrond voorzover het de boete betreft die is opgelegd bij de aanslag IB/PVV over 2011;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voorzover die de boete betreft opgelegd bij de aanslag IB/PVV over 2011;
- vermindert de boete opgelegd bij de navorderingsaanslag IB/PVV over 2011 tot € 2.070;
- verklaart het beroep gegrond voor zover het de aanslag ZVW 2011 betreft;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover het de beslissing omtrent de aanslag ZVW betreft;
- verklaart het bezwaar tegen de aanslag ZVW 2011 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep ongegrond voor het overige;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.860;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 45 aan deze vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 30 juni 2016 door mr. C.A.F.M. Stassen, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. L. Arts, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 – het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.