Inkoopverklaring caravan margeregeling btw

caravan

Inkoopverklaring caravan margeregeling btw

Belanghebbende heeft de margeregeling ten onrechte toegepast bij de verkoop van caravans. De margeregeling heeft ten doel cumulatie van omzetbelasting te voorkomen. De voorwaarden waaronder de margeregeling kan worden toegepast, zijn met dit doel voor ogen opgesteld. Een van de voorwaarden betreft de hoedanigheid van de leverancier. In de dossiers die de FIOD heeft samengesteld, is geen aanwijzing te vinden dat ook maar één van de caravans is geleverd door een particulier (of daarmee gelijkgestelde persoon). Het Hof laat in het midden op wie de bewijslast rust, aangezien de gedingstukken voldoende aanwijzingen bevatten voor een zelfstandige beoordeling of belanghebbende de margeregeling terecht heeft toegepast. De strafrechters hebben eensgezind geoordeeld dat de inkoopverklaringen vals zijn. Het Hof maakt dit oordeel tot het zijne. De inkoopverklaringen kunnen dan ook niet dienen als bewijs dat de desbetreffende caravans zijn geleverd door particulieren of daarmee gelijk gestelde personen. De Duitse documenten bevatten bovendien geen enkele aanwijzing dat een van de caravans ooit eigendom is geweest van een particulier of een daarmee gelijkgestelde.

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
21-03-2017
Datum publicatie
31-03-2017
Zaaknummer
16/00293
Formele relaties
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2016:979, Bekrachtiging/bevestiging
Rechtsgebieden
Belastingrecht
Bijzondere kenmerken
Hoger beroep
Inhoudsindicatie

OB. Handel in caravans. Schending verdedigingsbelang? Toepassing margeregeling terecht?

Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
FutD 2017-0805

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM – LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 16/00293

uitspraakdatum: 21 maart 2017

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] VOF te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 25 februari 2016, nummer AWB 14/3888, ECLI:NL:RBGEL:2016:979, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Zwolle (hierna: de Inspecteur)

1Ontstaan en loop van het geding

1.1.Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 31 december 2008 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 6.207. Bij beschikking is € 329 heffingsrente berekend.

1.2.De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

1.3.Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.Partijen hebben nadere stukken ingediend. Een afschrift van deze stukken is verstrekt aan de wederpartij.

1.6.Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 maart 2017. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht. De zaak is tegelijkertijd behandeld met de zaak met het nummer 16/00294 ten name van [A] .

2Vaststaande feiten

2.1.Belanghebbende exploiteert een handel in caravans. Tot 1 januari 2007 dreef [A] de onderneming in de vorm van een eenmanszaak. Vanaf voornoemde datum hebben [A] en zijn echtgenote, [B] , als vennoten van belanghebbende, de exploitatie voortgezet via belanghebbende.

2.2.Op 26 mei 2009 heeft de Inspecteur bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld. Onderzocht is de toepassing van de margeregeling over de periode 1 januari 2007 tot en met 31 december 2008.

2.3.De (voorlopige) bevindingen van het onderzoek hebben ertoe geleid dat de Belastingdienst/FIOD-ECD/kantoor Almelo (hierna: FIOD) in maart 2010 een strafrechtelijk onderzoek naar belanghebbende heeft ingesteld.

2.4.De bevindingen van het boekenonderzoek zijn neergelegd in een rapport met dagtekening 22 september 2010. In het rapport staat onder meer het volgende vermeld:

“2.4 Casus

Een 20-tal caravans, voor een specificatie zie bijlage 1, zijn geboekt als marge-inkopen en margeverkopen. De betreffende caravans zijn nagenoeg uitsluitend van het merk Hobby. Het betreffen caravans die zijn ingekocht bij;

  1. handelsonderneming [C] , destijds gevestigd [a-straat] 149 te [D] ;
  2. diverse Duitse aanbieders.

Op de door [C] uitgereikte facturen staat in alle gevallen het chassisnummer met de vermelding “margewagen”.

Voor de overige aankopen heeft de ondernemer zelf inkoopverklaringen opgemaakt, deze zijn uitgeschreven op verschillende namen op eveneens verschillende adressen verspreid over heel Duitsland. In de meeste gevallen ontbreekt hierop het chassisnummer en wordt uitsluitend het type vermeld. De namen op deze inkoopverklaringen verschillen in alle gevallen van de tenaamstelling op de “zulassungbescheinigung”. Op de “zulassungbescheinigung” staat in alle gevallen de naam [E] KG, [b-strasse] 54 te [F] . In alle gevallen stond de in de BRD afgegeven “zulassungsbescheinigung” dus op naam van een ondernemer. In bijna alle gevallen liggen er slechts enkele dagen tussen de eerste tenaamstelling en de afmelding in de BRD.

2.4.1

Keuring/afgifte kenteken

Zowel de door handelsonderneming [C] geleverde caravans als de overige genoemde caravans werden geleverd zonder Nederlandse registratie. De door ondernemer in het buitenland gekochte caravans zijn allen door ondernemer zelf of namens de ondernemer in de BRD afgemeld. Daarna werden de caravans door ondernemer zelf of namens ondernemer ter keuring en registratie aangeboden bij de RDW (Rijksdienst voor het Wegverkeer). Bij deze keuringen moet de originele in de BRD afgegeven “zulassungbescheinigung” worden overgelegd.

Op deze bescheinigung staat, naast de tenaamstelling, vermeld:

• de datum 1e tenaamstelling, de eigena(a)r(en) en de datum van afmelding in de BRD, en

• de datum eerste toelating, of;

• geen datum eerste toelating.

(…)

2.4.2

Goederen ten onrechte onder de margeregeling gekocht/verkocht

Op de door [C] uitgereikte facturen staat weliswaar de vermelding “margewagen” doch ondernemer had kunnen weten dat het in betreffende gevallen geen margegoederen konden zijn. Reden om aan te nemen dat ondernemer de margeregeling ten onrechte toepast:

• Op zowel de facturen van [C] als op de “zulassungbescheinigung” staat in alle gevallen het chassisnummer vermeld. Bij caravans van het merk Hobby bestaat de 12e positie uit een cijfer dat het modeljaar aangeeft. Het modeljaar hoeft niet hetzelfde te zijn als het bouwjaar. Zo zijn er bijvoorbeeld vanaf medio 2005 al caravans ingekocht waarvan de 12e positie van het chassisnummer een 6 was. Concreet is er dan bijvoorbeeld in oktober 2005 een “gebruikte” caravan ingekocht van het modeljaar 2006;

• In enkele gevallen is de caravan al in Nederland doorverkocht voordat afmelding in de BRD heeft plaatsgevonden;

• Kentekenbewijzen worden bij afgifte door de RDW niet voorzien van DET;

• Kentekenbewijzen worden bij afgifte door de RDW voorzien van DET van enkele weken eerder;

• In geen van de gevallen heeft de in de BRD afgegeven “zulassungsbescheinigung” op naam van een particulier gestaan.”

2.5.Bij vonnis van 28 mei 2014 is [A] door de rechtbank Overijssel tot een taakstraf van 50 uur en een gevangenisstraf van één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar veroordeeld wegens, samengevat, het opzettelijk onjuist doen van aangiften omzetbelasting en valsheid in geschrift. In het vonnis is onder meer het volgende opgenomen:

“5.2 (…)

feitelijke gang van zaken

(…)

In de periode van 2005 tot en met 2008 heeft medeverdachte [C] een 20-tal nieuwe caravans van het merk Hobby geleverd aan verdachte. [C] kocht deze nieuwe caravans bij de Duitse onderneming [E] KG en verkocht deze met toepassing van de margeregeling aan verdachte’s eenmanszaak (in 2005 en 2006) en aan [X] VOF (in 2007 en 2008). [C] maakte facturen op waarop hij telkens vermeldde dat het een “margewagen” betrof. Later werden in plaats van facturen, inkoopverklaringen opgemaakt waar telkens ook op werd vermeld dat het om een “margewagen” ging.

Verdachte verkocht de van [C] verkregen caravans vervolgens door aan particulieren als nieuwe caravans, eveneens met toepassing van de margeregeling. De inkoopfacturen werden in de administratie van verdachte’s eenmanszaak opgenomen, als bewijs dat de caravans gebruikt waren en van een particulier waren ingekocht.

(…)

De rechtbank leidt echter uit het dossier af dat verdachte, die al sinds 2002 in het vak zit, wel degelijk wist dat de 20 door [C] geleverde Hobby-caravans nieuw waren en niet gebruikt. Dit oordeel is gebaseerd op de volgende feiten en omstandigheden.

– Van een tiental willekeurig gekozen particuliere kopers hebben acht kopers schriftelijk verklaard dat de caravan nieuw was toen ze deze bij verdachte/ [X] VOF kochten. Een koper heeft niet gereageerd op de vragenbrief en slechts een koper heeft verklaard dat het om een gebruikte caravan ging. Deze laatste koper woont echter in dezelfde straat als verdachte en de rechtbank kan dan ook niet uitsluiten dat deze koper de vragen na overleg met verdachte heeft beantwoord.

– Uit de Duitse voertuigbescheiden blijkt dat alle 20 caravans voor de inkoop door verdachte uitsluitend op naam hebben gestaan van de onderneming [E] . Deze tenaamstelling op naam van [E] duurde meestal slechts enkele dagen. De caravans hebben niet op naam gestaan van een particuliere eigenaar.

– Een groot deel van de caravans zijn door [C] op bestelling aan verdachte geleverd.

– De caravans zijn alle ingekocht in het modeljaar dat in het voertuig identificatienummer is te lezen.

– Van de door [C] geleverde caravans waren sommige onderdelen nog in plastic verpakt en de caravans vertoonden geen sporen van gebruik.”

In de bij het vonnis behorende Bijlage bewijsmiddelen is onder andere het volgende opgenomen:

“6.

Een proces-verbaal van verhoor van 28 mei 2010, voor zover inhoudende de verklaring van de getuige [G] , zakelijk weergegeven:

Vraag verbalisanten:

Klopt het dat u in het jaar 2005 en in het jaar 2006 een caravans hebt gekocht van de firma [X] uit [Z] ?

Antwoord gehoorde:

Ja, dat is correct in die zin dat beide caravans door ons in 2006 zijn gekocht. De eerste was een gebruikte van het bouwjaar 2005 Daarna hebben wij in het najaar van 2006, december, een nieuwe gekocht en de andere daarop ingeruild. (…)

Vraag verbalisanten:

Waaraan kon u zien dat het om een nieuw gekochte caravan ging?

Antwoord gehoorde:

Er zat blauwe folie op, onder andere op de tafel. De matrassen zaten nog in het plastic, op de koelkastdeur zat nog beschermfolie. Mijn vrouw en ik hadden de overtuiging dat het gewoon een spik splinter nieuwe caravan was.

(…)

7.

Een proces-verbaal van verhoor van 12 mei 2010 voor zover inhoudende de verklaring van de getuige [H] , zakelijk weergegeven:

Vraag verbalisanten:

Klopt het dat u in het jaar 2007 een caravan heeft gekocht van de firma [X] uit [Z] ?

Antwoord gehoorde:

Ja, dat klopt.

(…)

Vraag verbalisanten:

Heeft u een gebruikte of een nieuwe caravan gekocht?

Antwoord gehoorde:

Wij hebben de caravan als nieuw gekocht. Als ik mij goed weet te herinneren stond die caravan ook als nieuw op het internet. We zijn eerst via internet op zoek geweest naar een caravan en kwamen op de site van [X] terecht. We zijn toen naar [X] gegaan en hebben toen ook met de baas van [X] gepraat, dat was [A] en die zei ook dat het een nieuwe caravan was.

Vraag verbalisanten:

Waaraan kon u zien dat het om een nieuw gekochte caravan ging?

Antwoord gehoorde:

Aan het type, het model. Het was een model van 2007, dat kon je ook zien aan de kleuren van het interieur. Het kenteken moest ook nog aangevraagd worden. Er zat nog plastic om de matras. Er zat nog folie over het toilet en over de afdekplaat over het fornuis. We kregen er ook een flesje met schoonmaakvloeistof bij die je de eerste keer in het toilet moet doen. (…)

8.

Een proces-verbaal van bevindingen onderzoek administratie van 30 juni 2010 (AH018), opgemaakt door de verbalisant [I] , zakelijk weergegeven:

(…)

Op 9 keuringsrapporten die door de RDW keurmeesters zijn opgemaakt heb ik gezien dat bij de datum eerste toelating wordt vermeld: “nieuw”.

Geen van de onderzochte caravans heeft in de periode voor de inkoop door [X] op naam gestaan van een particulier.

De hiervoor vermelde bevindingen doen vermoeden dat alle 20 caravans die door [C] aan [X] heeft geleverd nieuw waren ten tijde van de inkoop door [X] .

(…)”

2.6.Bij vonnis van 28 mei 2014 is belanghebbende door de rechtbank Overijssel veroordeeld tot een geldboete van € 3.500 wegens het opzettelijk onjuist doen van aangiften omzetbelasting. Belanghebbende is op 25 november 2015 door het Hof (strafkamer) veroordeeld tot een geldboete van € 5.000. In het arrest is onder meer het volgende opgenomen:

“Het vonnis waarvan beroep

Het hof is van oordeel dat de eerste rechter op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom dient het vonnis waarvan beroep met overneming van die gronden te worden bevestigd, behalve voor zover het betreft de aan de verdachte opgelegde straf en de motivering daarvan.

Gezien het vorenstaande zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen op die onderdelen worden vernietigd en zal in zoverre opnieuw worden rechtgedaan.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op het maatschappelijk functioneren van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Verdachte heeft kwartaalaangiftes voor de omzetbelasting over het tweede kwartaal 2007 en de eerste twee kwartalen 2008 onjuist gedaan. Hierdoor is de fiscus in 2007 voor € 7.708 en in 2008 voor € 4.499 benadeeld.

Door aldus te handelen heeft de verdachte ertoe bijgedragen dat de overheid te weinig inkomsten uit belastingen heeft genoten. Bovendien wordt het algemeen vertrouwen in het belastingsysteem, waarbinnen sprake zou moeten zijn van eerlijke lastenverdeling, door dergelijk handelen geschaad.

Bij de oplegging van de straf zoekt het hof aansluiting bij het benadelingsbedrag, te weten een geldboete die 50% van het benadelingsbedrag beslaat. Het benadelingsbedrag over de jaren 2007 en 2008 bedraagt € 12.207. Door de raadsman is aangegeven dat tegen de naheffingsaanslagen over de jaren 2007 en 2008 nog procedures bij de belastingrechter lopen. Door het hof wordt daarom het benadelingsbedrag schattenderwijs op € 10.000 gesteld en derhalve de op te leggen boete op € 5.000.”

2.7.[J] (hierna: [J] ), de leverancier van belanghebbende, is eveneens strafrechtelijk vervolgd. Tegenover de FIOD heeft hij op 6 april 2010 onder meer het volgende verklaard:

“Vraag verbalisanten:

Op welke manier voorziet u momenteel in uw levensonderhoud.

Antwoord gehoorde:

Een jaar geleden zijn mijn zaken met [E] uit [F] beëindigd en sindsdien heb ik eigenlijk geen inkomen meer. De reden van de beëindiging met caravanhandel [E] is dat hij er vermoedelijk achter gekomen is dat het niet in orde was met de belasting. De manier waarop ik de zaken afhandelde dat klopte niet omdat ik geen boekhouding had en ik deed verder niets met de administratie. En ik droeg geen omzetbelasting af. Een voor een vielen mijn afnemers van nieuwe caravans af.

Als u vraagt of [E] gelijk had dat het met de omzetbelasting niet in orde was dan zeg ik dat het klopt wat [E] vermoedde. Ik kocht namelijk BTW vrije caravans in van [E] op een BTW nummer dat niet van mij was.

Ik heb aan [E] een BTW nummer gegeven dat ik van internet heb gehaald en dit nummer was van autohandel [K] uit [L] . Ik heb nooit contact met [K] gehad, ik ken hem zelfs niet eens. Ik kocht de caravans belastingvrij van [E] en daardoor waren ze natuurlijk goedkoop en vervolgens werden de caravans onder de margeregeling gebracht door mij en vervolgens verkocht aan Nederlandse caravanhandelaren.

De caravans die ik bij [E] heb gekocht daar heb ik nooit omzetbelasting over betaald. De facturen die ik van [E] kreeg van de door mij gekochte caravans die gooide ik onderweg weg omdat ikzelf toch geen boekhouding bijhield. Als u vraagt aan wie ik de caravans leverde in Nederland dan zeg ik dat ik aan (…) geleverd heb en vervolgens heb ik caravans aan (…) geleverd. Ook heb ik caravans aan de firma [X] in [Z] geleverd maar dit waren er niet zo veel.

Meestal kocht ik caravans op bestelling van mijn Nederlandse afnemers.

De afnemers van mijn caravans konden weten dat het om nieuwe caravans ging die ik verkocht aan hen omdat bijvoorbeeld de gaspitten waren afgeplakt met plastic en de toiletpot was met plastic afgeplakt en de koelkast ook.”

En:

“Vraag verbalisanten:

U hebt aangegeven dat u voor de caravans die u bij [E] inkocht facturen opmaakte op naam van Handelsonderneming [C] .

Tot wanneer hebt u van die facturen gebruik gemaakt.

Antwoord gehoorde

Ik heb die facturen gebruikt tot ze op waren, ik denk tot twee jaar geleden. (…)

Op de factuur staat vermeld: Margewagen”. Daar stonden mijn afnemers op dat moest op de factuur staan.

Als ik het over mijn afnemers heb, dan bedoel ik [A] in [Z] , (…). Soms was ik dat vergeten en dan moest ik dat later op verzoek van (…) of de andere afnemers alsnog doen.

Dit moet ik er wel bij vertellen dat ze, en dan bedoel ik (…) [A] , heel goed wisten dat ik ze nieuwe caravans leverde.

De facturen die u mij toont heb ik geschreven. Dus ik heb de facturen op naam van Handelsonderneming [C] gewoon gebruikt ook nadat ik in 2005 de onderneming had beëindigd.

(…)

Ik heb er natuurlijk wel lekker aan verdiend maar ik heb ze hen best wel goedkoop verkocht. Als er op een caravan bijvoorbeeld 1900 euro BTW zat dan nam ik bijvoorbeeld 1000 euro winst en dan hadden zij ze toch nog 900 goedkoper dan via de officiële weg. Ook kreeg ik via [E] korting van 3 tot 5 procent die ik doorgaf aan mijn afnemers.

Ik heb mijn klanten nooit voorgelogen, ze wisten allemaal dat het nieuwe caravans waren.

Ik heb [E] op een gegeven moment verteld dat ik inkoper van [K] was en hem het BTW nummer van [K] gegeven. Ze hebben altijd alleen met mij te doen gehad en nooit met [K] .

Ik had geen geld om caravans in te kopen, maar het waren caravans die ik direct doorverkocht en had ik het bedrag dat ik ’s morgens uit gaf, ‘s avonds weer in de zak.

Bij die caravans waren natuurlijk nooit kentekens, omdat [E] pas op het moment dat ik de caravan kocht de caravan op naam zette.

Ik leverde de caravan af met een kopie van de Duitse voertuigbescheiden. Daar stond dan de tenaamstelling van [E] nog niet op.

De originele Duitse voertuigbescheiden met de tenaamstelling van [E] stuurde ik na of ik nam ze de volgende keer mee als ik weer een caravan bracht.

Ik leverde alleen Hobby caravans.

Vraag verbalisanten:

Wij tonen gehoorde een factuur op naam van Handelsonderneming [C] d.d. 16 april 2004 en vragen: wat kunt u hierover verklaren.

Antwoord gehoorde:

Dat was in de tijd dat mijn onderneming nog bestond. Ik heb alle facturen die betrekking hebben op caravans die ik bij [E] heb ingekocht en met gebruikmaking van de margeregeling weer heb verkocht weggegooid. Van deze facturen heb ik niets opgenomen in de administratie van mijn onderneming.

(…)

Van alle caravans die ik bij [E] heb ingekocht en aan (…), [A] en (…) onder de margeregeling heb verkocht heb ik nooit de BTW aangegeven en afgedragen. De inkoop bij [E] kon ik niet verwerken omdat ik dat deed op naam en BTW nummer van [K] zoals ik al heb verklaard en de verkoop heb ik ook nooit in een administratie opgenomen of aangegeven middels een aangifte omzetbelasting.”

En:

“Wij tonen gehoorde [J] een factuur D-T–007 d.d. 27-07-2005. Dit betreft een factuur van Handelsonderneming [C] aan [A] / [X] te [Z] (ov) voor de levering van een caravan, merk Hobby met het voertuig identificatienummer [00000]

Vraag verbalisanten:

Kent u deze factuur? Zo ja wat kunt u hierover vertellen?

Antwoord gehoorde:

Dit gaat ook om een nieuwe caravan, die ik aan [X] heb verkocht. Ik kan dit wederom aan het identificatienummer zien in relatie met de datum van de factuur.”

En:

“Noot verbalisanten:

Wij tonen gehoorde 18 facturen (D-B-10 tot en met D-B-28) op naam van Handelsonderneming [C]

Het betreft facturen uit het jaar 2004 tot en met 2009, (drie facturen per jaar)

Vraag verbalisanten:

Deze facturen hebben wij aangetroffen in de inkoopadministratie van (…), en [X] vof.

Op elke factuur staat vermeld dat het een “Margewagen” betreft. Uit ons onderzoek is naar voren gekomen dat al deze facturen betrekking hebben op caravans die nieuw en ongebruikt waren op het moment dat u de caravan aan deze afnemers verkocht.

Wij vermoeden dat u deze facturen opzettelijk vals hebt opgemaakt en afgeleverd aan (…) en [X] vof terwijl u wist dat deze facturen bestemd waren om ten onrechte als bewijs te dienen dat de caravans gebruikt waren terwijl ze in werkelijkheid nieuw waren.

Wat kunt u daarover verklaren.

Antwoord gehoorde:

Ja dat klopt ik heb daaraan meegewerkt op verzoek van afnemers en daarom marge vermeld terwijl ik wist dat het een gewoon een nieuwe caravan was. (…)”

En op 3 mei 2010 heeft [J] onder meer het volgende verklaard:

“Vraag verbalisanten:

Wie heeft de naam en adres gegevens van de verkopers verzonnen?

Antwoord gehoorde:

“Het zou kunnen dat ik ooit een of twee namen en adressen heb aangeleverd maar meer absoluut niet. Het verhaal is dat zij van mij de nieuwe caravans kochten en dat [X] zelfde inkoopverklaring erbij moest maken.

Ik weet zo niet meer welke een namen ik heb verzonnen. Wat mij opvalt is dat op de inkoopverklaring met nummer D-T.01-03 en D-T -01 12 respectievelijk de namen [M] en [E] AG staan. Dat zijn beide Duitse Firma’s en die zou ik natuurlijk zelf nooit op de inkoopverklaring zetten. Ik zie verder nog op D-T-01-1 7 staan Caravan [N] en op D-T-01-02 de FA [O] . Ik vind het niet netjes dat ze dit op mij af schuiven en dat ik dit zou hebben gedaan. Ik zou namelijk nooit zo dom zijn om bedrijfsnamen op te geven dat lijkt me duidelijk. Aan de andere kant vind ik het wel heel dom van [A] om dit op deze manier te doen want dat is vragen om problemen, omdat je deze ondernemers als ze al bestaan ook kan vragen naar de aankoop. Daarnaast is het zo dat bij aankoop van ondernemers een factuur wordt afgegeven en dan hoef je geen inkoopverklaringen op te maken.”

2.8.[J] is bij vonnis van de rechtbank Overijssel van 27 mei 2014 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden wegens valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd en opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd. Ter zitting heeft [J] onder meer het volgende verklaard:

“Ik blijf bij mijn verklaringen zoals ik die bij de FIOD heb afgelegd.

(…) Ik verkocht de caravans voornamelijk aan vier caravanbedrijven waaronder: (…), [X] en (…). Deze bedrijven en eigenaren wisten dat ze nieuwe caravans kochten. Ze bestelden ze ook bij mij. De caravans zijn nooit gebruikt door iemand. Het was een papieren kwestie. De facturen heb ik allemaal zelf opgemaakt. De inkoopverklaringen maakte ik samen op met de eigenaren van de caravanbedrijven. Ik maakte ongeveer 600 euro winst op een caravan die ik afleverde bij de handelaren. Ik heb dan ook geen omzetbelasting betaald over de door mij ingevoerde caravans.”

2.9.[J] is bij arrest van het Hof (strafkamer) van 25 november 2015 tot een gevangenisstraf van 12 maanden en een geldboete van € 25.000 veroordeeld wegens valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd en opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.

2.10.Tot de gedingstukken behoort een kopie van de dossiers die de FIOD-ECD per caravan heeft aangelegd. Deze dossiers bestaan uit de bij belanghebbende in beslag genomen facturen en inkoopverklaringen en de bij de RDW opgevraagde Duitse en Nederlandse documenten.

2.11.De gemachtigde van belanghebbende heeft zich bij brief van 13 september 2012 gesteld als gemachtigde. In deze brief staat onder meer:

“Wellicht ten overvloede: met betrekking tot eventuele termijnoverschrijding in verband met de behandeling van het bezwaar bestaat aan deze zijde dan ook geen bezwaar.”

3Geschil en standpunten van partijen

3.1.In geschil is of de naheffingsaanslag terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd.

3.2.Belanghebbende stelt voorop dat zij als gevolg van de lange duur van de procedure in haar verdedigingsbelangen is geschaad en, daardoor, in haar rechtszekerheid. Door het tijdsverloop is het achterhalen van ontlastende gegevens moeilijker geworden. Bovendien heeft de FIOD-ECD de facturen en de inkoopverklaringen in beslag genomen, zodat het bevragen van de getuigen niet mogelijk was. Belanghebbende stelt zich wat de toepassing van de margeregeling betreft op het standpunt dat de Rechtbank te gemakkelijk heeft aangenomen dat alle 20 verkopen van door [J] geleverde caravans nieuwe caravans betroffen. Per caravan dient te worden beoordeeld of deze nieuw of gebruikt was. Belanghebbende wijst op de inkoopverklaringen, waaruit blijkt dat de desbetreffende caravans van een particulier waren gekocht. Aan slechts 10 kopers is een vragenbrief gestuurd. Twee van hen hebben niet verklaard een nieuwe caravan te hebben gekocht. Belanghebbende wijst op diverse advertenties waarin tweedehands caravans als nieuw worden aangeboden. Voorts wijst belanghebbende op een factuur van [J] voor caravanonderdelen. Deze factuur bewijst dat [J] gebruikte caravans heeft geleverd, waarvoor nieuwe onderdelen werden geleverd. Belanghebbende ontkent dat zij wist of behoorde te weten dat de margeregeling ten onrechte werd toegepast. Belanghebbende wijst op alle hiervoor genoemde gedingstukken, waaruit zij mocht afleiden dat zij juist handelde.

3.3.De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd. De gemachtigde van belanghebbende heeft destijds ingestemd met verlenging van de bezwaarfase. De Inspecteur verwijst naar de onder 2.11 genoemde brief. Belanghebbende kan zich dan niet beroepen op de lange duur van de procedure. Belanghebbende heeft ten onrechte de margeregeling toegepast nu de caravans niet op naam hebben gestaan van een particulier, zijn ingekocht in het modeljaar dat in het identificatienummer is verwerkt en geen sporen van gebruik vertoonden. Sommige onderdelen waren zelfs nog verpakt in plastic of in beschermfolie. Van de twee kopers die niet hebben verklaard een nieuwe caravan te hebben gekocht woont één in dezelfde straat als de vennoten van belanghebbende. De strafkamer van de Rechtbank heeft hierover overwogen dat niet kan worden uitgesloten dat deze koper overleg heeft gehad met [A] . Belanghebbende wist of behoorde te weten dat de voorwaarden van de margeregeling niet werden vervuld.

4Beoordeling van het geschil

4.1.Het Hof verwerpt het standpunt van belanghebbende dat zij door het tijdsverloop in haar verdedigingsbelangen is geschaad. Uit de onder 2.11 genoemde brief kan worden afgeleid dat de gemachtigde van belanghebbende instemde met de lange behandelduur in de bezwaarfase. In de brief is geen uiterste termijn opgenomen of verzocht om in een bepaalde fase van de strafrechtelijke procedure uitspraak op bezwaar te doen. Het Hof heeft een dergelijk ultimatum of verzoek ook in latere correspondentie niet aangetroffen. Ook daargelaten of en, zo ja, waarom belanghebbende met termijnverlenging heeft ingestemd, ziet het Hof niet in op welke wijze belanghebbende daadwerkelijk in haar verdedigingsbelangen is geschaad. De gemachtigde heeft desgevraagd bevestigd dat hij de raadsman van belanghebbende was in de strafrechtelijke procedure. De gemachtigde zal dan ook hebben beschikt over de dossiers die de FIOD-ECD van de 20 caravans heeft samengesteld. De gemachtigde kon dus in overleg met belanghebbende onderzoekwensen formuleren en getuigen oproepen, onder wie de kopers van de caravans, om ontlastend bewijs te verzamelen. Dat de FIOD-ECD de inkoopverklaringen en de facturen in beslag had genomen, heeft belanghebbende dan ook niet kunnen hinderen in haar verdediging. Dat onderzoek aan de caravans met het verstrijken van de tijd moeilijker of onmogelijk is geworden, brengt het Hof niet tot een ander oordeel. Op het moment dat het boekenonderzoek aanving had fysiek onderzoek aan de caravans al geen zinvolle bijdrage kunnen leveren, laat staan in een latere fase van de procedure. De caravans waren in 2009 al lange tijd in gebruik en de staat van de caravans ten tijde van de verkoop door belanghebbende kon toen al niet meer worden vastgesteld. Belanghebbende is naar het oordeel van het Hof door de duur van de procedure niet geschaad in haar verdedigingsbelangen.

4.2.De margeregeling heeft ten doel cumulatie van omzetbelasting te voorkomen. De voorwaarden waaronder de margeregeling kan worden toegepast, zijn met dit doel voor ogen opgesteld. Een van de voorwaarden betreft de hoedanigheid van de leverancier. In de dossiers die de FIOD-ECD van de 20 caravans heeft samengesteld, is geen aanwijzing te vinden dat ook maar één van de caravans is geleverd door een persoon als bedoeld in artikel 28b, tweede lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB). Het Hof laat in het midden op wie de bewijslast rust, aangezien de gedingstukken voldoende aanwijzingen bevatten voor een zelfstandige beoordeling of belanghebbende de margeregeling terecht heeft toegepast. Voor zover het betreft de caravans die [J] op eigen naam aan belanghebbende heeft verkocht, heeft het Hof aan de hand van de individuele dossiers vastgesteld dat deze caravans door fabrikant [P] GmbH aan [E] KG (Hobby Caravanvertragshändler seit 1969) zijn geleverd, waarna laatstgenoemde dealer deze caravans aan [J] heeft geleverd. [J] heeft hierbij gebruik gemaakt van een gekaapte combinatie van naam, adres en Nederlands btw-identificatienummer om de heffing van omzetbelasting over de intracommunautaire verwerving van deze caravans te ontduiken. Onder deze omstandigheden kunnen de caravans niet onder de margeregeling worden verhandeld. Belanghebbende heeft op de verkoop van deze caravans ten onrechte de margeregeling toegepast. Voor zover het betreft de caravans die [J] op naam van belanghebbende in Duitsland heeft ingekocht, verwijst het Hof naar het oordeel in de strafrechtelijke procedures tegen [J] , belanghebbende en [A] . De strafrechters hebben eensgezind geoordeeld dat de inkoopverklaringen vals zijn. Het Hof maakt dit oordeel tot het zijne. In dit verband acht het Hof, met de strafrechters, een aantal van de op de inkoopverklaringen vermelde namen op zijn minst merkwaardig ( [M] , [onleesbaar] [Q] en [R] ) en in een beperkt aantal gevallen zelfs een aanwijzing dat het geen particulieren maar bedrijven betreft (Fa [O] , Caravan [N] en [E] AG). [J] heeft verklaard dat deze inkoopverklaringen vals zijn en heeft de door hem aan [A] toegeschreven keuze voor een deel van de gebruikte namen als ‘heel dom’ bestempeld. De inkoopverklaringen kunnen dan ook niet dienen als bewijs dat de desbetreffende caravans zijn geleverd door particulieren (artikel 28b, tweede lid, onderdeel a, van de Wet OB) of daarmee gelijk gestelde personen (artikel 28b, tweede lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet OB). De Duitse documenten (Fahrzeugbrief c.q. Zulassungsbescheinigung, Teil II) bevatten bovendien geen enkele aanwijzing dat een van de caravans ooit eigendom is geweest van een particulier of een daarmee gelijkgestelde. De op de inkoopverklaring vermelde gegevens komen niet op de bij de desbetreffende caravan horende documenten voor. Ook voor deze caravans heeft belanghebbende de margeregeling ten onrechte toegepast.

4.3.Dat twee kopers, de families [S] en [T] , hebben verklaard dat de desbetreffende caravan gebruikt was, maakt het oordeel over de onterechte toepassing van de margeregeling niet anders. Hetzelfde geldt voor de vraag of de overtuiging van een koper dat hij een nieuwe caravan had gekocht, wel voldoende is om de conclusie van de Inspecteur te onderbouwen. Of de caravan eerder gebruikt was of niet, is immers niet van belang indien de caravan geen eigendom is geweest van een particulier of een daarmee gelijkgestelde. Of de caravans gebruikssporen vertoonden of schade hadden, behoeft niet te worden onderzocht. Hetgeen belanghebbende ter onderbouwing van de staat van de caravans heeft aangevoerd, kan haar niet baten.

4.4.Tot slot verwerpt het Hof het standpunt van belanghebbende dat zij niet wist en niet behoorde te weten dat de margeregeling ten onrechte werd toegepast. Het Hof stelt bij de beoordeling voorop dat het handelen en nalaten van [A] en [B] , de vennoten, aan belanghebbende wordt toegerekend. Om te beginnen merkt het Hof op dat belanghebbende (en vooral vennoot [A] ) een ervaren caravanhandelaar is. Van een bezonnen, oplettende handelaar mag worden verwacht dat hij de documenten en, indien aanwezig, de inkoopverklaring van iedere caravan controleert, zeker wanneer hij een gunstige fiscale regeling toepast, zoals de margeregeling. [A] heeft verklaard dat hij dit niet heeft gedaan en dat hij vertrouwde op [J] . Het Hof is van oordeel dat belanghebbende zich in dit verband niet achter [J] kan verschuilen, omdat zij een eigen verantwoordelijkheid heeft in het correct toepassen van de fiscale regelgeving op haar handelingen. De hieruit voortvloeiende risico’s komen voor rekening van belanghebbende. Voorts heeft [A] wisselende verklaringen afgelegd over de staat waarin de caravans zich bevonden. Het Hof leidt uit de getuigenverklaringen in het strafdossier af dat de inrichting van sommige caravans in beschermende folie of plastic zat en dat de kopers werden gewezen op bijzonderheden bij het eerste gebruik van bijvoorbeeld het toilet. Ook is opmerkelijk dat [J] heeft verklaard dat hij op bestelling caravans aan belanghebbende leverde. Dit is voor tweedehands caravans moeilijk voorstelbaar. [J] heeft verklaard dat hij een behoorlijke korting gaf op de caravans. Ook deze korting had voor belanghebbende, in combinatie met de documenten en eventueel de staat van de caravans, een aanwijzing moeten zijn voor nader onderzoek.

4.5.Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de Inspecteur de naheffingsaanslag terecht en naar het juiste bedrag aan belanghebbende heeft opgelegd.

4.6.Het hoger beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de heffingsrente. Belanghebbende heeft hiertegen geen zelfstandige grieven aangevoerd. Het hoger beroep is ook in zoverre ongegrond.

Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

6Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A. van Dongen, voorzitter, mr. J.A. Monsma en mr. G.B.A. Brummer, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.

De beslissing is op 21 maart 2017 in het openbaar uitgesproken.

De griffier, De voorzitter,

(S. Darwinkel) (A. van Dongen)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 21 maart 2017

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 – het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

ECLI:NL:GHARL:2017:2311