Levering percelen verricht als ondernemer voor omzetbelasting

Perceel bouwgrond verkopen kopen

Levering percelen verricht als ondernemer voor omzetbelasting

A heeft meerdere percelen geleverd. A heeft actief stappen ondernomen om te bewerkstelligen dat woningbouw (en dus verkoop als hoger gewaardeerde (bouw)grond) mogelijk werd. A heeft onder meer een bureau ingeschakeld om de vereiste acties te ondernemen en stukken op te stellen om het bestemmingsplan te wijzigen. Ook heeft A de gemeente actief benaderd om een bestemmingsplanwijziging te bewerkstelligen.

De vraag is of A de levering van de percelen heeft verricht als ondernemer voor de omzetbelasting.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat A de levering van de percelen heeft verricht als ondernemer voor de omzetbelasting. Met verwijzing naar het arrest Słaby en Kuć concludeert de rechtbank dat A werkzaamheden heeft verricht die vergelijkbaar zijn met die van een handelaar. Slechts een deel van de percelen kwalificeert als bouwterrein en is belast met omzetbelasting. Om te berekenen met welk bedrag de naheffingsaanslag dan moet worden verminderd, is ter zitting met partijen een praktische uitwerking afgesproken.

Rechtbank

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
15-02-2023
Datum publicatie
31-03-2023
Zaaknummer
BRE 19/2290
Rechtsgebieden
Belastingrecht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg – meervoudig
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft meerdere percelen geleverd. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende de levering van de percelen heeft verricht als ondernemer voor de omzetbelasting.

Slechts een deel van de percelen kwalificeert als bouwterrein en is belast met omzetbelasting.

Om te berekenen met welk bedrag de naheffingsaanslag dan moet worden verminderd, is ter zitting met partijen een praktische uitwerking afgesproken.

Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Viditax (FutD), 31-3-2023
FutD 2023-0854
V-N Vandaag 2023/762
Verrijkte uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 19/2290

uitspraak van 15 februari 2023

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [plaats 1],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1Ontstaan en loop van het geding
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2018 tot en met 30 juni 2018 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 26.753.

1.2.
Bij uitspraak op bezwaar van 9 april 2019 heeft de inspecteur belanghebbendes bezwaar tegen de naheffingsaanslag afgewezen.

1.3.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 15 mei 2019, ontvangen door de rechtbank op 16 mei 2019, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier een griffierecht geheven van € 47.

1.4.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 november 2022 te Breda.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde R.M.J. Franssen, verbonden aan Raakk adviseurs te Cadier en Keer, en namens de inspecteur [inspecteur] en [inspecteur].

Ter zitting zijn tevens behandeld de beroepen van belanghebbende, zaaknummers BRE 19/2287 tot en met BRE 19/2289, betreffende de aan hem over de jaren 2012 en 2013 opgelegde navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en een voor het jaar 2016 opgelegde aanslag IB/PVV. Voor zover in die zaken door partijen stukken zijn overgelegd, worden die stukken geacht ook in de onderhavige procedure te zijn overgelegd. Tevens wordt hetgeen door partijen in die zaken voor het overige is aangevoerd, aangemerkt als te zijn aangevoerd in de onderhavige zaak.

De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de inspecteur.

Van het verhandelde ter zitting is één proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

2Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.
Belanghebbende heeft drie percelen cultuurgrond, waaronder het [perceel ] te [plaats 1], gekocht van de erven [de erven]. [rentmeester] ([rentmeester]) was rentmeester van deze percelen en belast met de verkoop daarvan.

2.2.
In verband met de verkoop van (onder meer) het [perceel ] zijn in een brief van 3 april 2012 van belanghebbende aan [rentmeester] onder meer de volgende afspraken opgenomen:

“Bijgaand bevestig ik de ontvangst van uw brief d.d. 30 maart 2012 aan ondergetekende, waarbij u voorstelt de drie percelen grond te [plaats 1] [sectie] (…) aan [belanghebbende] te verkopen voor de prijs van € 65.000,– k.k. (…)

Een belangrijke bijkomende voorwaarde is dat [belanghebbende] een inspanningsverplichting krijgt tot het starten van een bestemmingswijzigingsprocedure om te trachten de bestemming van het [perceel ] gewijzigd te krijgen in een woonbestemming e.e.a. in het kader van de regeling “Ruimte voor Ruimte”. Mocht er voor 1-1-2020 bebouwing van m.n. 2 bouwkavels worden gerealiseerd op bovengenoemd perceel, dan dient [belanghebbende] of diens rechtsopvolger alsnog € 100.000 (…) bij te betalen aan de erven [de erven]”

2.3.
De percelen zijn op 13 november 2012 geleverd door de erven [de erven] aan belanghebbende. In de notariële akte van levering zijn onder meer de onder 2.2 vermelde afspraken opgenomen als kettingbeding.

2.4.
In een brief van 19 maart 2013 van [BV] aan belanghebbende staat onder meer:

“Middels voorliggend schrijven hierna de tussen ons gemaakte afspraken met betrekking tot de te doorlopen ruimtelijke procedure voor de locatie [locatie] te [plaats 1].

1. [BV] draagt namens u zorg voor de vereiste acties en op te stellen stukken ten behoeve van de bestemmingsplanprocedure op locatie [locatie] te [plaats 1] (in relatie tot o.a. het Ruimte voor Ruimte plan met de familie [familie] in [plaats 2]), inhoudende de bouw van 2 Ruimte voor Ruimte woningen;

(…)

Gelieve voorliggend schrijven voor akkoord op de eerste pagina te paraferen en hieronder te ondertekenen.”

Belanghebbende heeft de brief voor akkoord ondertekend.

2.5.
Met dagtekening 17 december 2013 heeft [bedrijf 1] in opdracht van belanghebbende een brief opgesteld inzake “[bedrijf 2] locatie [adres] te [plaats 1], inclusief mitigatieplan voor de das”. Het onderzoek is gericht op het “plangebied” [perceel ]. Uit het onderzoek volgt dat er een dassenburcht aanwezig is op het perceel. Omdat de bestemmingswijziging van voormeld perceel naar een woonbestemming leidt tot een verlies aan leefgebied van de das is geadviseerd dit verlies aan leefgebied te compenseren (mitigatieplan).

2.6.
Op 4 juli 2014 heeft belanghebbende een vaststellingsovereenkomst gesloten met de gemeente [gemeente]. De overeenkomst vermeldt onder meer:

“[Belanghebbende] heeft de Gemeente verzocht om haar medewerking te verlenen aan de

realisatie van 2 woningen aan de [adres] te [plaats 1], kadastraal bekend Gemeente [gemeente], [sectie], [nummer] in het kader van de provinciale regeling Ruimte voor Ruimte [provincie] (oud), hierna te noemen het perceel. Het perceel is thans grasland.

(…)

Artikel 5 Maatregelen

1. Aanvullend op het aspect Ruimte voor Ruimte [provincie] draagt [belanghebbende] zorg voor overdracht van gronden – na verwerving van deze gronden – aan de gemeente ten behoeve van de verbreding van de weg ([adres]) en parkeervoorzieningen tegen agrarische waarde in casu € 6,00/m². (…)

2. Tevens zal [belanghebbende] uitvoering geven aan het advies van [bedrijf 1] d.d. 17 december 2013 ten behoeve van de bescherming van de nabij het plangebied aangetroffen dassenburcht. (…)”

2.7.
Ter uitvoering van de onder 2.6 genoemde maatregelen heeft belanghebbende het perceel [perceel] gekocht van [bedrijf 3]. Het perceel [perceel] is op 16 september 2016 geleverd aan belanghebbende.

2.8.1.
Het [perceel ] is verkaveld in onder meer de [perceel ] en [perceel ].

2.8.2.
Het perceel [perceel] is verkaveld in onder meer de percelen [perceel ], [perceel ] en [perceel ].

2.9.
Op 5 maart 2018 heeft belanghebbende de [perceel ] en [perceel ] geleverd aan [naam 1] en [naam 2]. De notariële akte van levering vermeldt onder meer:

“LEVERING

(…)

OMSCHRIJVING REGISTERGOEDEREN

a. het recht van eigendom met betrekking tot het perceel bouwgrond, gelegen te [plaats 1], Op de Winkel ongenummerd, kadastraal bekend gemeente [gemeente], [sectie], nummer [perceel ], waaraan door het kadaster een voorlopige kadastrale grens en -oppervlakte is toegekend, ter grootte van ongeveer dertien are en zevenenvijftig centiare (13 a 57 ca),

b. het recht van eigendom met betrekking tot een perceel weiland, gelegen te

[plaats 1], nabij [adres] ongenummerd, kadastraal bekend gemeente [gemeente], sectie [sectie], nummer [perceel ], waaraan door het kadaster een voorlopige kadastrale grens en -oppervlakte is toegekend, ter grootte van ongeveer vier are en negenentachtig centiare (4 a 89 ca),

(…)

KOOPPRIJS

De koopprijs van het Verkochte is: tweehonderdtwintigduizend euro (€ 220.000,00).

(…)

Het verkochte sub a. werd verkregen door verkoper, afkomstig uit het oude nummer [gemeente] [perceel ], door levering krachtens koop.

(…)

Het verkochte sub b. werd verkregen door verkoper, afkomstig uit het oude nummer

[gemeente] [perceel], door levering krachtens koop.

(…)

Artikel 2 – Feitelijke staat en gebruik van het verkochte

(…)

2. Het verkochte bezit de feitelijke eigenschappen die nodig zijn voor een normaal gebruik als bouwgrond/weiland.

(…)

FISCALE VERKLARING

Overdrachtsbelasting

Namens koper wordt opgave gedaan van het bedrag van de overdrachtsbelasting dat

Koper moet betalen, groot dertienduizend tweehonderd euro (€ 13.200,00).

Dit bedrag is vastgesteld naar het tarief van zes procent (6%).”

2.10.
Op 21 juni 2018 heeft belanghebbende de percelen [perceel ], [perceel ] en [perceel ] geleverd aan de gemeente [gemeente]. De notariële akte van levering vermeldt onder meer:

LEVERING

(…)

OMSCHRIJVING REGISTERGOEDEREN

a. het recht van eigendom met betrekking tot het perceel, gelegen te [plaats 1], nabij [adres] ongenummerd, kadastraal bekend gemeente [gemeente], sectie [sectie], nummer [perceel ], waaraan door het kadaster een voorlopige kadastrale grens en -oppervlakte is toegekend, ter grootte van ongeveer twee are en drieënveertig centiare (2 a 43 ca);

b. het recht van eigendom met betrekking tot het perceel, gelegen te [plaats 1], nabij [adres] ongenummerd, kadastraal bekend gemeente [gemeente], sectie [sectie], nummer [perceel ], waaraan door het kadaster een voorlopige kadastrale grens en -oppervlakte is toegekend, ter grootte van ongeveer een are en drieënveertig centiare (1 a 43 ca),

c. het recht van eigendom met betrekking tot het perceel, gelegen te [plaats 1], nabij [adres] ongenummerd, kadastraal bekend gemeente [gemeente], sectie [sectie], nummer [perceel ], waaraan door het kadaster een voorlopige kadastrale grens en -oppervlakte is toegekend, ter grootte van ongeveer vier are en vijfentachtig centiare (4 a 85 ca),

(…)

KOOPPRIJS

De koopprijs van het Verkochte is: vijf duizend tweehonderd zesentwintig euro (€ 5.226,00).

(…)Het verkochte sub a. werd verkregen door verkoper, afkomstig uit het oude [nummer], door levering krachtens koop.

(…)Uit deze akte blijkt onder meer de kwijting voor de betaling van de koopprijs. Het verkochte sub b. en c. werden verkregen door verkoper, afkomstig uit het oude nummer [perceel ], door levering krachtens koop.

(…)

Artikel 2 -Feitelijke staat en gebruik van het verkochte

(…)2. Het verkochte bezit de feitelijke eigenschappen die nodig zijn voor een normaal gebruik als weiland.

(…)Koper verklaart het verkochte te gaan gebruiken voor hetzelfde doel als hiervoor

vermeld.”

2.11.
Met dagtekening 4 december 2018 heeft de inspecteur aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2018 tot en met 30 juni 2018 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 26.753. Dit bedrag is door de inspecteur als volgt berekend:

Levering eerste kwartaal 2018

Levering tweede kwartaal 2018

Verschuldigde omzetbelasting

€ 38.182

€ 907

Af: voorbelasting

Notariskosten aankoop

€ 62

€ 23

Notariskosten levering

€ 83

Kosten [X] (50%)

€ 109

Kosten [X] (50%)

€ 1.570

Kosten [X] (50%)

€ 9.450

Kosten [bedrijf 1]

€ 1.036

Kosten nabetaling erven

€ 3

Naheffing omzetbelasting

€ 25.869

€ 884

3Geschil
3.1.
In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.

Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de inspecteur bevestigend.

3.2.
Meer specifiek is in geschil of belanghebbende de levering van de [perceel ] tot en met [perceel ] heeft verricht als ondernemer voor de omzetbelasting.

3.3.
Indien de onder 3.2 vermelde vraag bevestigend moet worden beantwoord, is tussen partijen in geschil of de percelen kwalificeren als bouwterrein waarvan de levering is belast met omzetbelasting. Ter zitting is met partijen vastgesteld dat de percelen [perceel ] en [perceel ] niet kwalificeren als bouwterrein en dat de levering daarvan is vrijgesteld van omzetbelasting.

3.4.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslag.

3.5.
De inspecteur concludeert, gelet op hetgeen is vermeld onder 3.3, ook tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de naheffingsaanslag.

4Beoordeling van het geschil
Heeft belanghebbende de leveringen verricht als ondernemer?

4.1.
Ingevolge artikel 7, lid 1, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (de Wet OB; tekst 2018) wordt ieder die een bedrijf zelfstandig uitoefent, aangemerkt als ondernemer. Ingevolge artikel 7, lid 2, van de Wet OB wordt onder bedrijf mede verstaan: (a) beroep en (b) exploitatie van een vermogensbestanddeel om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen.

4.2.
Artikel 9, lid 1, van de Richtlijn 2006/112/EG van de Raad betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (btw-richtlijn) bepaalt dat als belastingplichtige wordt beschouwd eenieder die, op ongeacht welke plaats, zelfstandig een economische activiteit verricht, ongeacht het oogmerk of het resultaat van die activiteit.

4.3.
Uit voormeld artikel volgt verder dat als economische activiteit worden beschouwd, alle werkzaamheden van een fabrikant, handelaar of dienstverrichter, met inbegrip van de winning van delfstoffen, de landbouw en de uitoefening van vrije of daarmee gelijkgestelde beroepen. In het bijzonder wordt de exploitatie van een lichamelijke of onlichamelijke zaak om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen als economische activiteit beschouwd.

4.4.
Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) van 14 september 2011, C-180/10 en C-181/10, ECLI:EU:C:2011:589 (Słaby en Kuć), volgt dat de loutere uitoefening door de eigenaar van zijn eigendomsrecht op zich niet als een economische activiteit kan worden beschouwd. Dat ligt anders wanneer de betrokkene voor de verkoop van een onroerende zaak actief stappen onderneemt door middelen in te zetten die te vergelijken zijn met die welke een fabrikant, handelaar of dienstverrichter in de zin van artikel 9, lid 1, van de btw-richtlijn aanwendt. Dergelijke actieve stappen kunnen onder meer bestaan in de uitvoering van werken om deze terreinen bouwrijp te maken en het gebruik van beproefde verkooptechnieken. Aangezien dergelijke initiatieven normaal gezien niet passen bij het beheer van een privévermogen, kan de levering van een onroerende zaak in een dergelijk geval niet worden beschouwd als de loutere uitoefening door de eigenaar van zijn eigendomsrecht. Het enkele feit dat de onroerende zaak is verkaveld voor de verkoop is niet doorslaggevend bij de vraag of de verkoop daarvan kwalificeert als economische activiteit.

4.5.
Uit de gedingstukken volgt dat belanghebbende voor het [perceel ] de inspanningsverplichting op zich heeft genomen om de bestemming van het perceel te wijzigen naar een woonbestemming. Uit de gedingstukken volgt verder dat belanghebbende actief stappen heeft ondernomen om te bewerkstelligen dat woningbouw (en dus verkoop als hoger gewaardeerde (bouw)grond) mogelijk werd. Belanghebbende heeft onder meer een bureau ingeschakeld om de vereiste acties te ondernemen en stukken op te stellen om het bestemmingsplan van het perceel te wijzigen (zie 2.4). Verder heeft hij in verband met de bestemmingswijziging een [bedrijf 2] laten doen (zie 2.5). Ook heeft belanghebbende de gemeente actief benaderd om een bestemmingsplanwijziging te bewerkstelligen (zie 2.6) en heeft hij uitvoering gegeven aan de met de gemeente gemaakte afspraken door het perceel [perceel] aan te kopen (zie 2.7). Met het verrichten van voormelde werkzaamheden heeft belanghebbende werkzaamheden verricht die vergelijkbaar zijn met die van een handelaar. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende de levering van de percelen daarom heeft verricht als ondernemer.

Kwalificeren de percelen als bouwterrein?

4.6.
Ingevolge artikel 11, lid 1, onder a, onderdeel 1, van de Wet OB is de levering van onroerende zaken vrijgesteld van de heffing van omzetbelasting, tenzij sprake is van (onder meer) een bouwterrein. Op grond van artikel 11, lid 6, van de Wet OB kwalificeert een perceel grond als een bouwterrein als sprake is van onbebouwde grond die kennelijk bestemd is om te worden bebouwd met een of meer gebouwen.

4.7.
Ter zitting is met partijen vastgesteld dat de percelen [perceel ] en [perceel ] niet kwalificeren als bouwterrein en dat de levering daarvan is vrijgesteld van omzetbelasting (zie 3.3).

4.8.
Ten aanzien van het perceel [perceel ] volgt uit de akte van levering (zie 2.9) dat dit perceel op het moment van leveren bouwgrond betrof en dus bestemd was om te worden bebouwd. Belanghebbende heeft dit ook ter zitting bevestigd. Gelet op het eerdere gebruik van dit perceel als cultuurgrond stelt de rechtbank vast dat het perceel ten tijde van de levering onbebouwd was. Dit betekent dat de levering van het perceel [perceel ] kwalificeert als de levering van een bouwterrein als bedoeld in artikel 11 van de Wet OB.

4.9.1.
Ten aanzien van de percelen [perceel ] en [perceel ] volgt uit de akte van levering (zie 2.10) dat deze percelen de feitelijke eigenschappen van een weiland hadden. De rechtbank stelt dan ook vast dat deze percelen op het moment van levering onbebouwd waren.

4.9.2.
Ter zitting heeft belanghebbende verklaard dat de percelen [perceel ] en [perceel ] op het moment van levering bestemd waren om te worden bebouwd met een stoep en parkeerplaatsen. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de aangelegde stoep en parkeerplaatsen worden aangemerkt als een gebouw als bedoeld in artikel 11 van de Wet OB. Op grond van artikel 11, lid 3, onder a, van de Wet OB wordt als gebouw beschouwd ieder bouwwerk dat met de grond is verbonden. Hierbij geldt dat het begrip bouwwerk als bedoeld in voormeld artikel ruim moet worden uitgelegd en dat onder het begrip bouwwerk bijvoorbeeld ook straten, wegen en pleinen vallen (Kamerstukken II 1995/96, 24 703, nr. 3, p. 4 en Kamerstukken II 1993/94, 23 638, nr, 3. p. 9).

4.9.3.
Uit 4.9.1 en 4.9.2 volgt dat de percelen [perceel ] en [perceel ] op het moment van leveren kwalificeerden als een bouwterrein als bedoeld in artikel 11 van de Wet OB.

4.10.1.
Omdat de levering van de percelen [perceel ] en [perceel ] is vrijgesteld van omzetbelasting, moet de naheffingsaanslag worden verminderd. Aangezien de in de leveringsakten vermelde koopprijs niet is verdeeld over de percelen, is niet duidelijk welk deel van de koopprijs aan welk perceel is toe te rekenen. Hierdoor kan de verschuldigde omzetbelasting voor de percelen die kwalificeren als bouwterrein moeilijk worden vastgesteld. Ter zitting is daarom met partijen afgestemd dat de door de inspecteur berekende verschuldigde omzetbelasting wordt verdeeld over het in de desbetreffende leveringsakte opgenomen totaal aantal m2 van de geleverde percelen. Vervolgens wordt de voor de desbetreffende levering verschuldigde omzetbelasting verminderd met de omzetbelasting die is toe te rekenen aan het aantal m2 van het perceel [perceel ] respectievelijk het perceel [perceel ]. Voorts is met partijen afgesproken het totale bedrag aan voorbelasting in aanmerking te nemen en in aftrek te brengen op de verschuldigde omzetbelasting.

4.10.2.
De verschuldigde omzetbelasting voor de levering in het eerste kwartaal van 2018 is door de inspecteur vastgesteld op een bedrag van € 38.182. Van dit bedrag kan 27% worden toegerekend aan het perceel [perceel ] (489 m2 / 1846 m2 (489 m2 + 1357 m2) * 100%). Dit betekent dat de verschuldigde omzetbelasting wordt verminderd met een bedrag van € 10.310 (27% * € 38.182). De verschuldigde omzetbelasting voor de levering in het eerste kwartaal bedraagt dan € 27.872 (€ 38.182 -/- € 10.310). Op de verschuldigde omzetbelasting kan een bedrag van in totaal € 12.313 aan voorbelasting in aftrek worden gebracht (zie 2.11). De door de inspecteur vastgestelde bedragen aan voorbelasting zijn immers niet weersproken door belanghebbende.

Dit betekent dat voor de levering in het eerste kwartaal van 2018 in totaal een bedrag van € 15.559 (€ 27.872 -/- € 12.313) aan omzetbelasting kan worden nageheven.

4.10.3
De verschuldigde omzetbelasting voor de levering in het tweede kwartaal van 2018 is door de inspecteur vastgesteld op een bedrag van € 907. Van dit bedrag kan 16% worden toegerekend aan het perceel [perceel ] (143 m2 / 871 m2 (243 m2 + 143 m2 + 485 m2) * 100%). Dit betekent dat de verschuldigde omzetbelasting wordt verminderd met een bedrag van € 146 (16% * € 907). De verschuldigde omzetbelasting voor de levering in het tweede kwartaal bedraagt dan € 761 (€ 907 -/- € 146). Op de verschuldigde omzetbelasting kan een bedrag van in totaal € 23 aan voorbelasting in aftrek worden gebracht (zie 2.11). Het door de inspecteur vastgestelde bedrag aan voorbelasting is niet weersproken door belanghebbende.

Dit betekent dat voor de levering in het tweede kwartaal van 2018 in totaal een bedrag van € 738 (€ 761 -/- € 23) aan omzetbelasting kan worden nageheven.

4.11.
Uit 4.10.1 tot en met 4.10.3 volgt dat de naheffingsaanslag moet worden verminderd tot een bedrag van € 16.297 (€ 15.559 + € 738).

4.12.
Het beroep is gegrond.

5Proceskosten
De rechtbank ziet aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.674 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor 1).

6Beslissing
De rechtbank:


verklaart het beroep gegrond;


vernietigt de uitspraak op bezwaar;


vermindert de naheffingsaanslag tot € 16.297;

– veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.674;

– draagt de inspecteur op het betaalde griffierecht van € 47 aan belanghebbende te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door T.A. de Hek, voorzitter, A. van Dongen en R.A. Bosman, rechters, in aanwezigheid van R. Wijkstra, griffier, op 15 februari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De voorzitter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 – het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

ECLI:NL:RBZWB:2023:1025