Artikel 272
1. De lidstaten kunnen de volgende belastingplichtigen van bepaalde verplichtingen of van alle verplichtingen bedoeld in de hoofdstukken 2 tot en met 6 ontheffen:
a) | de belastingplichtigen wier intracommunautaire verwervingen overeenkomstig artikel 3, lid 1, niet aan de BTW zijn onderworpen; |
b) | de belastingplichtigen die geen van de in de artikelen 20, 21, 22, 33, 36, 138 en 141 bedoelde handelingen verrichten; |
c) | de belastingplichtigen die slechts goederenleveringen of diensten verrichten die uit hoofde van de artikelen 132, 135 en 136, de artikelen 146 tot en met 149 en de artikelen 151, 152 en 153 zijn vrijgesteld; |
d) | de belastingplichtigen die in aanmerking komen voor de in de artikelen 282 tot en met 292 vervatte vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen; |
e) | de belastingplichtigen die voor de forfaitaire regeling voor landbouwproducenten in aanmerking komen. |
De lidstaten mogen de in de eerste alinea, punt b), bedoelde belastingplichtigen geen ontheffing verlenen van de in de artikelen 220 tot en met 236 en de artikelen 238, 239 en 240 vastgestelde verplichtingen inzake facturering.
2. Wanneer de lidstaten van de in lid 1, eerste alinea, punt e), bedoelde mogelijkheid gebruikmaken, nemen zij de nodige maatregelen voor een juiste toepassing van de overgangsregeling voor de belastingheffing op intracommunautaire handelingen.
3. De lidstaten kunnen andere dan de in lid 1 bedoelde belastingplichtigen ontheffing verlenen van bepaalde van de in artikel 242 bedoelde boekhoudkundige verplichtingen.