Artikel 311 BTW-richtlijn

Artikel 311

1.   Voor de toepassing van dit hoofdstuk, en onverminderd andere communautaire bepalingen, wordt verstaan onder:

1) „gebruikte goederen”: roerende lichamelijke zaken die in de staat waarin zij verkeren of na herstelling opnieuw kunnen worden gebruikt, andere dan kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten, en andere dan edele metalen of edelstenen als omschreven door de lidstaten;
2) „kunstvoorwerpen”: de in bijlage IX, deel A, genoemde goederen;
3) „voorwerpen voor verzamelingen”: de in bijlage IX, deel B, genoemde goederen;
4) „antiquiteiten”: de in bijlage IX, deel C, genoemde goederen;
5) „belastingplichtige wederverkoper”: elke belastingplichtige die in het kader van zijn economische activiteit gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten koopt, voor bedrijfsdoeleinden bestemt dan wel invoert met het oog op wederverkoop, ongeacht of deze belastingplichtige handelt voor eigen rekening dan wel, ingevolge een overeenkomst tot aan- of verkoop in commissie, voor rekening van een derde;
6) „organisator van een openbare veiling”: elke belastingplichtige die in het kader van zijn economische activiteit op een openbare veiling een goed aanbiedt voor overdracht aan de meestbiedende;
7) „opdrachtgever van een organisator van een openbare veiling”: elke persoon die een goed overdraagt aan een organisator van een openbare veiling ingevolge een overeenkomst tot verkoop in commissie.

2.   De lidstaten behoeven de in bijlage IX, deel A, punten 5, 6 en 7, genoemde voorwerpen niet als kunstvoorwerpen te beschouwen.

3.   De in lid 1, punt 7), bedoelde overeenkomst tot verkoop in commissie moet bepalen dat de organisator het goed in eigen naam, maar voor rekening van zijn opdrachtgever, in openbare veiling brengt en het goed in eigen naam, maar voor rekening van zijn opdrachtgever, overdraagt aan de meestbiedende aan wie het goed tijdens de openbare verkoping wordt gegund.