Officiële talen

Officiële talen

De EU kent 24 officiële talen: Bulgaars, Deens, Duits, Engels, Ests, Fins, Frans, Grieks, Hongaars, Iers, Italiaans, Kroatisch, Lets, Litouws, Maltees, Nederlands, Pools, Portugees, Roemeens, Sloveens, Slowaaks, Spaans, Tsjechisch, en Zweeds. De wetgeving van de EU wordt in alle officiële talen gepubliceerd en de instellingen van de EU kunnen in elk van deze talen worden benaderd. Het taalbeleid van de Unie wordt geregeld in verordening nr. 1 uit 1958, die bij een uitbreiding van de Unie zo nodig wordt aangepast. Het talenregime in vergaderingen van Raadswerkgroepen kan soms beperkt zijn tot enkele werktalen. Ook agentschappen werken soms met een beperkt aantal talen.