Begrip gebouw btw | definitie omzetbelasting

Op deze pagina wordt het begrip gebouw voor de btw behandeld.

De Nederlandse regels bij levering en verhuur van onroerende zaken/onroerend goed moeten worden uitgelegd volgens de daarmee corresponderende bepalingen in de Btw-richtlijn. Volgens vaste jurisprudentie van het HvJ vormen de in de Btw-richtlijn opgenomen vrijstellingen en de daarbij gehanteerde termen meestal autonome unierechtelijke begrippen (1).

De regels uit het nationale civiele recht van de lidstaten van de Europese Unie (in Nederland het Burgerlijk Wetboek (BW)) zijn dus niet van belang bij de uitleg van de vrijstellingen en de daarbij gebruikte begrippen. Zo is het begrip gebouw een unierechtelijke begrip.

Begrip gebouw btw

Art 11, lid 3, onder a, Wet op de omzetbelasting (hierna: Wet OB) omschrijft het begrip gebouw als: ieder bouwwerk dat vast met de grond is verbonden. Het begrip gebouw heeft een ruime betekenis; deze term omvat iedere door de mens ontworpen constructie. Uit de wetsgeschiedenis bij art 11, lid 3, onder a, Wet OB blijkt dat het begrip gebouw voor de btw niet alleen betrekking heeft op woningen en bedrijfspanden, maar ook op constructies zoals bruggen, viaducten, wegen, atletiekbanen en kunstgrasvelden (2). Ook constructies die zich (gedeeltelijk) onder de grond of het water bevinden, zoals tunnels, sluizen, parkeergarages, leidingen voor gas, elektra, water en kabelnetwerken, vormen een gebouw voor de omzetbelasting. Een bouwwerk dat nog niet is voltooid vormt voor de btw-heffing (al) een gebouw. Te denken valt aan een half afgebouwd gebouw of een constructie die onderdeel vormt van een nog te bouwen gebouw, zoals de fundering van een gebouw. Een gedeeltelijk gesloopt gebouw vormt in btw-technisch opzicht ook (nog) een gebouw (HR 7 maart 2003, nr. 37.525). Voor de btw-heffing wordt geacht geen gebouw te zijn geleverd, maar onbebouwde grond, als op het moment van de levering fysiek weliswaar nog een oud gebouw aanwezig is, maar de leverancier heeft afgesproken een onbebouwd terrein te leveren en het gebouw daartoe door de leverancier of in zijn opdracht wordt gesloopt (HvJ 19 november 2009, zaak C-461/08, Don Bosco).

(1) HvJ 12 september 2000, zaak C-358/97 (Commissie/Ierland), HvJ 16 januari 2003, zaak C-315/00, (Maierhofer) en HvJ 12 juni 2003, zaak C-275/01 (Sinclair Collis)
(2) Kamerstukken II 1995/96, 24 703, nr. 3, blz. 4.

Bron: besluit onroerend goed btw