Artikel 17
1. Met een levering van goederen onder bezwarende titel wordt gelijkgesteld, de overbrenging door een belastingplichtige van een goed van zijn bedrijf naar een andere lidstaat.
Als „overbrenging naar een andere lidstaat” wordt beschouwd iedere verzending of ieder vervoer van een roerende lichamelijke zaak voor bedrijfsdoeleinden, door of voor rekening van de belastingplichtige, buiten het grondgebied van de lidstaat waar het goed zich bevindt, maar binnen de Gemeenschap.
2. Als overbrenging naar een andere lidstaat wordt niet beschouwd, de verzending of het vervoer van een goed voor zover het daarbij om een van de volgende handelingen gaat:
a) |
de levering van dat goed door de belastingplichtige binnen het grondgebied van de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer, onder de in artikel 33 gestelde voorwaarden; |
b) |
de levering van dat goed, dat door of voor rekening van de leverancier moet worden geïnstalleerd of gemonteerd, door de belastingplichtige binnen het grondgebied van de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer, onder de in artikel 36 gestelde voorwaarden; |
c) |
de levering van dat goed door de belastingplichtige aan boord van een schip, vliegtuig of trein tijdens een vervoer van passagiers, onder de in artikel 37 gestelde voorwaarden; |
d) |
de levering van gas via het aardgasdistributiesysteem of de levering van elektriciteit, onder de in de artikelen 38 en 39 gestelde voorwaarden; |
e) |
de levering van dat goed door de belastingplichtige binnen het grondgebied van de lidstaat, onder de in de artikelen 138, 146, 147, 148, 151 en 152 gestelde voorwaarden; |
f) |
de verrichting van een dienst voor de belastingplichtige in verband met werkzaamheden betreffende dat goed, die daadwerkelijk worden uitgevoerd binnen het grondgebied van de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van het goed, voor zover het goed na bewerking opnieuw wordt verzonden naar deze belastingplichtige in de lidstaat waarvandaan het oorspronkelijk was verzonden of vervoerd; |
g) |
het tijdelijke gebruik van dat goed binnen het grondgebied van de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer, ten behoeve van diensten verricht door de binnen de lidstaat van vertrek van de verzending of het vervoer van het goed gevestigde belastingplichtige; |
h) |
het tijdelijke gebruik van dat goed voor een periode van ten hoogste 24 maanden binnen het grondgebied van een andere lidstaat waar de invoer van hetzelfde goed uit een derde land met het oog op tijdelijk gebruik in aanmerking zou komen voor de regeling voor tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van invoerrechten. |
3. Wanneer niet meer wordt voldaan aan een van de voorwaarden voor de toepassing van lid 2, wordt het goed als overgebracht naar een andere lidstaat beschouwd. In dat geval vindt de overbrenging plaats op het tijdstip waarop deze voorwaarde niet meer vervuld is.